verscheen in St. Petersburg zijn boekje ‘Holland in 1815’ (Zapiski o Gollandii 1815 goda), dat herdrukt werd in 1860, 1933 en 1983. Onlangs verzorgde J van het Reve - Israël een vertaling van dit boekje onder de titel ‘Over Holland in 1815’ (uitgave De Lantaarn, Morsstraat 14, Leiden). In haar nawoord wijst de vertaalster erop, dat Bestoezjev met de beschrijving van de staatkundige, politieke en sociale omstandigheden in Nederland een aantal onderwerpen aan de orde kon stellen, die de openbare mening in Rusland sterk bezighielden, waarbij hij evenwel problemen met de Russische censuur omzeilde. Bestoezjevs reisverslag in 17 brieven werd in Rusland dan ook veel gelezen.
Over zijn aankomst in Hellevoetsluis schreef de jonge Russische officier: ‘In plaats van zompige moerassen, in plaats van steden die op palen boven de zee zweefden, zoals ik uit onduidelijke beschrijvingen van Holland had opgemaakt, zag ik de zee boven het land zweven, zag ik schepen hoger dan de huizen varen, en in plaats van moerassen zag ik bewerkte akkers, vette weiden, heldere en mooie stadjes, prachtige mannen en prachtige vrouwen... De buitengewone properheid, de kleine, maar mooie huizen met blinkende vensters, het plaveisel zonder één vuiltje, het welvarende uiterlijk van de bewoners die toestroomden om de nooit eerder aanschouwde gasten te zien en het gemak waarmee men zich in deze streken verstaanbaar kan maken (bijna iedereen spreekt Frans) - dat alles stemde mij buitengewoon vrolijk’.
Bestoezjev bezocht na Hellevoetsluis: Rotterdam, Delft, Den Haag, Haarlem, Amsterdam en Zaandam, waar hij uiteraard een blik wierp in het bekende huisje van tsaar Peter. Hij informeert zijn landgenoten over de levenswijze van de Hollanders, hun gewoonten, hun zuinigheid(!), over de haring, de molens, de turfwinning, de zindelijkheid, de liefde voor dieren. Hij schrijft ook iets over de geschiedenis van de Nederlanders, hun strijd tegen het water maar ook tegen Filips II: ‘De Hollanders, hun sterkte verminderd tot de zeven armste provincies, onverzettelijk van geest, door de troepen van Filips II in het nauw gedreven, stonden bij wijze van spreken met één been in het water en moesten kiezen tussen de zee en de vlammen van de brandstapel. Er zat niets anders op, men moest een toevluchtsoord zoeken in de zee; men moest de natuur overwinnen om aan de mensen weerstand te bieden - en de Hollanders legden reusachtige dijken van de kust de zee in, sneden zich een stuk van de zee af, maakten het door die dijken omsloten stuk droog, en werden bewoners van de bodem der zee, En hier, verjaagd van het aangezicht der aarde, toonden de Hollanders de wereld, waar de mensheid toe in staat is en tot welk een hoogte de geest van vrije mensen verheffen kan; zij toonden hoe een hoekje van de aarde, bijna door de zee overspoeld, dat nauwelijks van visvangst kan bestaan, na Filips te hebben afgeweerd en zijn opvolgers te hebben overwonnen, tenslotte tot hun beschermer werd.
Dat is de herkomst van dit onderzeese koninkrijk, dat zich later, geleid door milde wetten van gematigdheid, strenge zeden en verdraagzaamheid in geloofszaken in de rij van de sterkste mogendheden van Europa schaarde...’
Over de woningen schrijft Bestoezjev: ‘De indeling van de huizen is overal eender: beneden zijn magazijnen of winkels, met een voorgevel vol ramen; op de eerste etage zijn de bestekamers of woonkamers, boven de slaapkamer en de kinderkamers. De trap van mahoniehout of marmer ga je op over een loper, die met koperen roeden is vastgelegd; de gangen die in het midden van de verdiepingen lopen hebben gewoonlijk marmer op de vloer en tegels langs de muren; aan beide zijden liggen vertrekken met kostbare tapijten op de vloer; marmeren schoorstenen, spiegelwanden, behang en gordijnen van zijde; prachtige meubels en bronzen voorwerpen horen tot de inrichting van alle vertrekken. In het midden van de gang ligt de keuken, die het oog boeit door zijn properheid.’
De Russische bezoeker vallen ook de dagindeling van de Hollanders op:
‘De Hollander gaat 's ochtends naar zijn winkel of kantoor en zit daar tot het middageten; de beurs neemt al zijn tijd na het eten tot vijf uur in beslag en dan gaat hij, na thuis thee te hebben gedronken, naar zijn club, waar hij tot tien uur de krant zit te lezen, rookt en over politieke nieuwtjes praat, waar Hollanders grote liefhebbers van zijn. Als je na het eten om zes uur in de hulzen komt zou je denken dat die stad alleen door vrouwen en kinderen bevolkt is. Iedere man is lid van een of andere club en bezoekt die dagelijks. Clubs bestaan uit mensen van verschillende beroepen en standen, wat je aan de naam kunt zien: burger-, koopmans-, schutters-, kaart-, lees- club enzovoort. Soms wordt er in de club whist gespeeld, of boston of piket... Hazardspelen zijn niet alleen in clubs, maar overal ongebruikelijk.’
Geschiedenis en geografie hebben volgens Bestoezjev een grote invloed gehad op de psychologie van de Hollanders:
‘De aanhoudende strijd tegen vijanden en woeste natuurkrachten, die zij moesten bedwingen leerde hun oplettendheid, ononderbroken werkzaamheid en geduld. Kon je enerzijds op geluk hopen, anderzijds moest je beslist alleen van geduld iets verwachten. De gemeenschappelijke rampspoed leerde eensgezindheid; de onvoorstelbare inspanningen die ze zich getroostten om hun vaderland te scheppen - liefde tot hun vaderland.’
Met de criminaliteit valt het blijkbaar erg mee: ‘Diefstal en andere ondeugden zijn buitengewoon zeldzaam... Zware misdrijven worden gestraft met verbanning naar de koloniën, maar er zijn hier geen armen en bedelaars - de rechtspleging is kort - de gevangenissen zijn geen broedplaatsen voor misdadigers en daardoor komen hier weinig zware misdrijven voor.’
Dierenliefde is kenmerkend voor de bewoners van de Lage Landen: ‘Hollanders houden in het algemeen van dieren; ieder heeft zijn eigen lievelingsdier - en als je aan de wandel bent zie je bijna iedereen met een hondje, uit voorzorg aan een riempje of bandje. Buiten de stad zwemmen in alle kanalen zwanen, die op staatskosten gehouden worden. Die vogels worden als heilig beschouwd, net als de ooievaars, wier nesten ge in de dorpen bijna op iedere schoorsteen ziet. Het doden van een ooievaar of zwaan is een misdrijf tegen de staat.’
Het oordeel van de Russische officier over de Franse vijand is aanmerkelijk gunstiger dan over de Engelse bondgenoot. Over de verhouding van Hollanders tot Fransen en Engelsen schrijft hij nog: .....Elk land heeft een bepaalde invloedssfeer: het ene kan sterk zijn ter zee, het andere te land, en als een van beide landen die natuurwet overtreedt, dan kunnen de strevingen en successen die met die wet in strijd zijn niet blijven voortduren, en moet alles spoedig weer binnen de natuurlijke grenzen terugkomen. Zo waren de aanslagen van de Fransen op de Hollanders meer een toevallig kwaad, en de ondernemende Napoleon kon zich, nadat hij had overwonnen, alleen door ongehoord geluk zoveel jaren als heerser over Holland handhaven, en de Fransen, die dit land altijd goed gezind waren, werden bij wijze van spreken tegen hun wil zijn vijanden. De haat van het volk, die Napoleon door zijn wrede optre-