Resoluties 1981:
a) Jeugdtoerisme: ondanks het feit dat er sporadisch - persoonlijke - contacten zijn gegroeid, heeft dit vooralsnog niet kunnen leiden tot een geregelde overlegstructuur. Eenmaal werd er een gezamenlijke Vlaams-Nederlandse brochure “Jongelui waarheen” gerealiseerd, maar dit initiatief werd niet herhaald. De werkgroep meent wel dit najaar, door het organiseren van een studiedag over “Jeugdtoerisme” (zie verder), een stap in de goede richting te zetten om op pragmatische wijze de uitwisseling en coördinatie te bevorderen.
b) Toeristisch onderwijs: op dit gebied zijn er belangrijke realisaties te vermelden. Zo zijn er de scripties over toeristisch onderwijs in Nederland en Vlaanderen (o.m. mevr. W. Lankhorst, zie hiervoor Neerlandia 1983/5, p. 235), en verder de uitbreiding van de Geotoeractiviteiten (de geïntegreerde Vlaams-Nederlandse studiebijeenkomsten).
Op het terrein van de uitwisseling en op elkaar afstemmen van leerstofprogramma's is tot op heden slechts weinig gerealiseerd, al kan niet ontkend worden dat wat betreftde uitwisseling reeds voorzichtige stappen zijn gezet.
c) Toeristische media: Rond dit thema heeft de werkgroep in 1982 (NWIT-Breda) en in 1983 (BRT-Brussel) een studiedag gewijd. Deze studiedagen hebben er ongetwijfeld toe geleid dat de journalisten van de schrijvende pers en van de audiovisuele media uit de beide landen nader tot mekaar zijn gekomen. Maar ook hier moet opnieuw worden vastgesteld dat er geen geregeld overleg is uit ontstaan. Ook hier blijft het te zeer een zaak van “goodwill” van enkele personen.
d) Toeristisch beleid: het toeristisch beleid is sterk geëvolueerd en beïnvloed door de economische toestand, en die heeft op haar beurt vaak geleid tot eng nationalistische reflexen. Komt daarbij de moeilijk op gang komende regionalisatie binnen de toeristische diensten in België. Beide zaken hebben er toe geleid dat de samenwerking naar de achtergrond is verschoven, en dit in de beide landen.
Al bij al een niet zo schitterend resultaat, maar zeggen dat het “toeristisch beleid in Lage Landen nog steeds (een) ijdel woord” is, lijkt te sterk geformuleerd. De werkgroep was van oordeel dat de realisaties niet spectaculair waren, maar dat op de belangrijkste vlakken toch reeds de nodige contacten gelegd zijn, de nodige voedingsbodem gecreëerd is om in latere fase op gestructureerde wijze gezamenlijke initiatieven te realiseren.
Zoals reeds onder a) vermeld organiseert de werkgroep dit najaar een (besloten) studiedag over het thema “Jeugdtoerisme”. Bedoeling van deze dag is de personen die zich in de praktijk (de veldwerkers) bezig houden met jeugdtoerisme in Vlaanderen en Nederland rond de tafel te verzamelen. Speciale aandacht zal besteed worden aan recreatie- en vakantiewerk en de animatie: de ontwikkeling van programma's, het aanbod van programma's, de begeleiding van programma's, ... Deze “ronde tafelconferentie” is voorlopig gepland voor oktober 1984.
Op 15 februari ll. kwam een beperkte commissie, bestaande uit de beide werkgroepvoorzitters dhh. Th. Bodewes en K. de Meulemeester, en de werkgroepleden mevr. I. Desmet en dhr. H. Ten Bruggencate in vergadering bijeen om een werkplan op te stellen voor het congresthema van de werkgroep Toerisme: “Natuurtoerisme”. De studie zal uit vier delen bestaan:
1. | Studie van de cijfermatige gegevens van het nabuurtoerisme Vlaanderen-Nederland. Welke zijn de trends en waaruit bestaat dat nabuurtoerisme? |
2. | Studie naar de verklaring van oorzaken van toeristisch gedrag: sociaal-psychologische schets van de toeristische balans van het nabuurtoerisme en de oorzaken hiervan. |
3. | Studie van de bestaande samenwerkingsverbanden op toeristisch gebied. |
4. | Studie naar de mogelijkheden voor de toekomst: welk toekomstgericht beleid kan men met de ervaringen uit het verleden en de wens tot samenwerking uitstippelen? |