Anderzijds is het begrijpelijk dat eentalige ‘kleur’-partijen hun kansen berekenen naar gelang zij alléén zullen optreden, dan wel op kleurgemengde eentalige lijsten of op tweetalige lijsten van eenzelfde kleur.
Tijdens een voordracht in de Vlaamse Club op 3 mei 1982, hoorde ik Hugo Schiltz zich tegen tweetalige lijsten te Brussel verzetten omdat de Vlamingen als een machteloze minderheid de Franstaligen aldus aan meer stemmen helpen, al winnen zij er zelf enkele zetels bij. Ik liet Schiltz opmerken dat als Vlaamse kandidaten op tweetalige lijsten achter zich een eigen partij-organisatie hebben (CVP, SP, PVV) de anderstalige zusterpartij daarmee wel rekening moet houden. Op zijn beurt reageerde Hugo Weckx in ‘Ons Brussel’ (maandblad van de Vlaamse Club, aug.-sept. '82) tegen de miskenning door Schiltz van de reële kansen die Vlamingen op tweetalige lijsten kunnen waarmaken.
Intussen had ik tien maanden vóór de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1982 gepleit voor een vierpartijenberaad, om de beste voorwaarden voor het succes van Nederlandstalige kandidaten te bespreken, zoals o.m. op mijn initiatief vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 1976 voor de hele agglomeratie was gebeurd. Het mocht ditmaal niet baten, met als gevolg het verlies van een aantal Vlaamse zetels.
De objectieve werkelijkheid is:
1) dat alleenstaande Vlaamse partijen te Brussel - omdat zij ieder maar een fractie van een minderheid zijn - slechts uitzonderlijk aan een gemeenteraadszetel geraken en in elk geval bij de zetelverdeling sterk benadeeld worden;
2) dat Vlaamse kleurpartijen - als de Franstalige zusterpartij weigert met haar een tweetalige lijst te vormen - doorgaans belang hebben bij een Vlaamse kartelvorming met de V.U., maar daartoe niet altijd overgaan;
3) dat in gemeenten waar het Nederlandstalige kiezerskorps een aanzienlijke minderheid vormt, - en dit zijn minstens een tiental gemeenten op de negentien, - niet alleen de Vlaamse kleurpartijen maar ook haar Franstalige zusterorganisaties, als zij niet door Vlamingenhaat verblind zijn, inzien dat zij meer zetels kunnen winnen met een gemengde lijst.
Er zijn enkele overtuigende voorbeelden te vermelden, o.m. de SP/PS te Anderlecht en te Evere, de CVP/PSC te Brussel, St Agatha Berchem en Ganshoren.
In negen gemeenten, die samen 470.000 inwoners tellen, hebben de Vlaamse partijen - na de verkiezingen van oktober 1982 - een of twee schepenen. In een tiende gemeente is een Nederlandstalige, die op een Franstalige lijst voorkwam, tot schepen voor Vlaamse aangelegenheden benoemd. Voor meer dan de helft van de bevolking van de Brusselse agglomeratie is er nu een Nederlandstalige aanwezigheid in het dagelijks bestuur.
Deze verheugende uitkomst mag niet uit het oog doen verliezen:
1) dat voor de andere helft van het hoofdstedelijk gebied de Nederlandstaligen van elke noemenswaardige plaatselijke vertegenwoordiging verstoken blijven;
2) dat de Nederlandstaligen de - toch onvoldoende - machtposities die zij tot in 1988 zullen bekleden, bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen kunnen verliezen indien de Franstalige zusterpartijen een verdere samenwerking weigeren.
De veiligstelling van een behoorlijke politieke vertegenwoordiging voor de Nederlandstaligen te Brussel zal geen gemakkelijke opdracht zijn bij de onderhandelingen over nieuwe hoofdstedelijke structuren.
Uit het voorgaande van de Europese parlementsverkiezingen van juni 1979 blijkt dat het grootste percentage Vlaamse stemmen bereikt wordt als geen andere dan eentalige partijen in het strijdperk treden. Naar deze formule zou moeten gestreefd worden voor de wetgevende verkiezingen en de verkiezingen voor de nieuwe provincieraad te Brussel en de nieuwe gemeenteraden van de hoofdstad, met optelling van de stemmen per taalgroep om het aan elke taalgroep toegewezen aantal zetels onder de partijen van die taalgroep te verdelen.
Hierbij rijst dan de vraag van een gewaarborgd minimum aantal zetels en van vaste toezeggingen voor de Nederlandstalige aanwezigheid in het dagelijks bestuur.
Een betere verstandhouding tussen de twee taalgroepen van de hoofdstad kan het vinden van gepaste formules in de hand werken.
Overhaasting is niet aangeraden. De toenadering dient met veel zorg en alzijdig voorbereid. Het gunstiger klimaat voor het Nederlands, o.m. in de taalgemengde gezinnen, kan de aangroei van het aantal Nederlandstalige kiezers mogelijk maken. De komende Europese verkiezingen van juni 1984 zouden daarvan het bewijs moeten leveren en voor een betere onderhandelingsbasis kunnen zorgen.