‘Toeristisch onderwijs in Nederland en Vlaanderen’
Toeristisch onderwijs, een magische klank! Een vaag beeld! Dit zijn twee associaties en tevens twee waarheden. In het gemeenschappelijk jaar van het Vernieuwd Secundair Onderwijs (VSO) worden de leerlingen met het keuzevraagstutc vervolgonderwijs geconfronteerd. De toeristische opleidingsmogelijkheid binnen het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) heeft voor de leerlingen een sterke aantrekkingskracht.
Vanaf 1964 is het aantal toeristische opleidingsmogelijkheden in Vlaanderen en Nederland sterk toegenomen. Helaas is deze toename niet erg gestructureerd verlopen met alle problemen vandien. Zoals: een tekort aan gedrukte toeristische lesmaterialen; onbekendheid met de verschillende toeristische opleidingen; het ontbreken van een docentenopleiding en een grote diversiteit aan diploma's en getuigschriften.
Door een toename van het aantal toeristische opleidingen neemt het aantal afgestudeerden in het toerisme nog steeds toe. De ontwikkeling van het onderwijsaanbod is niet evenwichtig afgestemd op de vraag van enerzijds de leerlingen en anderzijds de maatschappelijke behoefte. Tijdens het eerste GEOTOER integratie-weekend, in december 1981, zijn afspraken gemaakt tussen docenten van het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme en Recreatie (NWIT) en het COLOMA Instituut, betreffende scriptie-onderwerpen over toeristisch onderwijs. Dat daaraan behoefte bestond komt uit het NRIT-onderzoek ‘De behoefte aan toeristisch-recreatief onderwijs in Nederland’ duidelijk naar voren.
Om overzicht van en inzicht in de toeristische opleidingsmogelijkyeden in zowel Vlaanderen als Nederland te krijgen heeft de auteur van dit artikel, in het kader van het eindexamen aan het NWIT een scriptie geschreven. Naast een inventarisatie van de opleidingen en de aldaar gebruikte gedrukte toeristische lesmaterialen is een aanzet gegeven voor de constructie van een profiel voor de studie van de deelsector toerisme op middelbaar beroepsniveau c.q. A-2 niveau. Uit deze profielschets kan een ‘body of knowledge’ voor toeristisch onderwijs op vernoemd niveau groeien.
‘Toeristisch onderwijs in Nederland en Vlaanderen’ is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Het eerste is inleidend van aard en wordt gevolgd door een beschrijving van het toeristisch onderwijs in Vlaanderen en Nederland. Hoofdstuk drie bevat de kern van het onderzoek, de profielschets voor het toeristisch onderwijs op A-2/MBO-niveau. Vervolgens worden de geïnventariseerde opleidingen beschreven aan de hand van doelstellingen, soort opleiding, vakkenpakket en de eindtermen. De toetsing van de lesmaterialen aan het profiel vindt plaats in hoofdstuk vijf, waarna in het laatste hoofdstuk conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden voorgesteld.
Bij een vergelijking tussen de Vlaamse en Nederlandse situatie moet de nodige voorzichtigheid betracht worden. Het Vlaamse A-2 onderwijs is niet zonder meer gelijk te stellen met het Nederlandse MBO onderwijs.
Enkele bevindingen:
1) In Vlaanderen ligt het accent bij de lessen (toeristische) aardrijkskunde op een systeemanalytische benadering van het gebied. In Nederland worden de ‘aardrijkskundelessen’ beheerst door de topografie.
2) Nederland kent naast ‘uitgaand-toeristische’ cursussen, mogelijkheden voor ‘inkomend en binnenlandse toerisme’. In Vlaanderen ontbreekt de aandacht voor het onthaal toerisme in het onderwijs.
3) Op een groot aantal opleidingen in Nederland behoort de stage tot de verplichte lesonderdelen. De leerlingen in het A-2 lopen geen stage.
4) Het kunst- en cultuuronderwijs krijgt in het Vlaamse toeristische onderwijs relatief veel aandacht. In Nederland wordt alleen op de hostessopleidingen en de Algemene Vakopleiding voor VVV kunst- en cultuuronderwijs gegeven.
Enkele kritische punten die aan het onderzoek gerelateerd kunnen worden zijn:
a) Profilering. De opleidingen moeten de beroepen en functies waarvoor zij opleiden beter profileren. Veel leerlingen én het bedrijfsleven weten vaak niet waar ze aan toe zijn.
b) Overleg met het bedrijfsleven. Het is zeer wenselijk dat er meer contact tussen het bedrijfsleven, de overheid en de toeristische scholen komt. De discrepantie tussen theorie (school) en de praktijk (wensen van het bedrijfsleven) kan verkleind worden.
c) Verder uitwerken en toepassen van de ‘body of knowledge’ voor de studie van de deelsector toerisme op middelbaar niveau.
d) Herziening van de leerplannen. Meer aandacht voor het onthaal toerisme!
e) Een betere afstemming van de activiteiten van de verschillende leerstofcommissies.
(Het onderzoek is te bestellen bij W. Lankhorst, tegen contante betaling of na overmaking van f 37,50 op gironummer 40.13.23.0 t.a.v. WJTH Lankhorst Leistraat 71 a, Breda).
Wilma Lankhorst
studente aan het NWIT te Breda
tevens part-time docente toerisme.