ton, andere, niet giftige afvalstoffen: 833 vrachten of ongeveer 2 825 ton, op jaarbasis betekent dit reeds circa 400 000 ton. Deze extrapolatie van gegevens bekomen uit enquêtes zowel bij publieke als bij privéstortuitbaters en vervoerfirma's resulteert in een ramingcijfer van circa 800 000 ton of ongeveer 1/7 van de hoeveelheid die in het Vlaamse gewest zelf ontstaat en gestort wordt. En dat het hier niet alleen om ongevaarlijk afval gaat moge blijken uit het feit dat o.a. de ‘Lekkerkerkgrond’, weliswaar na thermische behandeling, in de Vlaamse bodem gestort werd, evenals grond verontreinigd door zware metalen of koolwaterstoffen, alsmede staalgrit, afkomstig uit Amsterdam.
Kamerlid Ansoms, tevens burgemeester van Wuustwezel, een gemeente aan de Nederlandse grens, maakte zelf enige berekeningen en kwam tot het cijfer 480 000 ton per jaar. In een interpellatie vroeg hij maatregelen tegen deze gang van zaken.
Waarom de Nederlanders hier komen storten is duidelijk, dit heeft te maken met geld, hoe kan het anders. Het kost de Nederlanders aanzienlijk minder om hun afval hier kwijt te raken dan het in Nederland te laten verwerken. Nederland kent immers ene strengere wetgeving dan België en op het ontstaan en verwerken van afval dient een milieuheffing betaald
Een terreinverkenning in de Rupelstreek: ‘De Stortroute’.
te worden. Dit is ook in het decreet op het beheer van afvalstoffen voorzien, maar tot nu toe evenwel zonder gevolg.
Beide partijen doen dus gouden zaken, de Nederlanders, omdat zij hun afval hier goedkoop kwijtraken, en de Vlaamse eigenaars van stortplaatsen, die een hoop geld verdienen aan dat Nederlands afval. Dat hierdoor Vlaanderen stilaan een afvalwoestijn, met vergiftigde bodem wordt zal hun zorg wel wezen, het is financiëel aantrekkelijk. Zo blijkt uit een Nederlands artikel dat het storten in Vlaanderen tot 22 gulden per ton kost (tussen de 320 en 440 fr.), terwijl men in Nederland 50 tot 60 gulden betaalt (tussen de 1000 en 1200 fr.). De rekening is gauw gemaakt.
Tegen dergelijke gang van zaken werd reeds herhaalde malen geprotesteerd, door milieuverenigingen uit Vlaanderen, maar ook uit Nederland. De Nederlandse milieuverenigingen vinden het ook niet prettig dat Nederland zijn afval bij de buren stort, terwijl in Nederland verbrandingsovens onder hun capaciteit werken.
Waar het vuil gestort wordt is logisch, vlak over de grens: Westmalle, Beerse, en Vlaanderens stortgebied nummer één: de Rupelstreek!
Tijdens een boycot-aktie in februari werden door de actievoerders (waaronder Bond Beter Leefmilieu, Aktiegroep Leefmilieu Rupelstreek, Belgisch-Nederlands Grensoverleg Regio Antwerpen e.a.) aan de bevoegde ministers wetgevende maatregelen gevraagd.
Dit ligt echter niet zo eenvoudig, vermits de invoer van afval een nationale materie is, en dus niet via het afvaldecreet kan geregeld worden.
De huidige minister van milieubeleid van het vlaamse gewest (minister Lenssens) meent een oplossing gevonden te hebben in een wijziging van het decreet dat niet de invoer van Nederlands afval beperkt, maar wel het storten van (ingevoerd) Nederlands afval wil verbieden.
Immers art. 6 van het decreet van 2 juli 1981 zegt dat ‘het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen of afvalstoffen af te geven aan een ander, tenzij dit geschiedt volgens de door of krachtens dit decreet vastgestelde bepalingen.’
Dit artikel is nu aangevuld met een artikel 6 dat stelt: ‘artikel 6 bis § 1: het is verboden afvalstoffen afkomstig van buiten het grondgebied te storten.