J.G.H. Hahn, de raadpensionaris van de Bataafse Republiek Rutger Jan Schimmelpenninck, koning Lodewijk Napoleon, Jhr. mr. Paulus van der Hein, minister van marine en koloniën in 1806 en ook de eerste koning der Nederlanden Willem I. Behalve in Den Haag en Amsterdam telde Hodges in Haarlem verschillende opdrachtgevers: Van Lennep, de Bruijn Kops, de bekende drukker Abraham Enschedé, voor welke laatste zes portretten van diens familie werden vervaardigd.
Prinses Wilhelmina van Pruisen, de moeder van koning Willem I, vestigde de aandacht van haar zoon op de talentvolle schilder. De prinses zelf gaf opdracht tot het tekenen van twee portretten van haarzelf en van haar dochter Prinses Louise, de zuster van de koning.
Het portret van Bilderdijk dat Hodges maakte, ontlokte de dichter de volgende regels:
‘Zo 't noodlot wil, dat zich in later dagen
Mijn naam bewaar in 't onwijs vaderland,
En eenig beeld mijn leest moet overdragen,
Het zij geschetst door Uw begaafde hand...’
Naast figuren uit aristocratische, politieke, kerkelijke en handelskringen schilderde Hodges ook vele kinderportretten. Ik memoreer slechts die van de kinderen Beels, Willem Baron Six van Oterleek en Bernard Adolph Joan Wattendorf (de laatste vijfjarige wordt zeer zelfbewust uitgebeeld, voorzien van vest, pantalon en hogehoed!)
Geconstateerd moet worden, dat in het oeuvre van deze society-schilder sterke Engelse invloeden zijn te onderkennen, vooral in de kleur en in het landschap op de achtergrond van het schilderij. Meesterlijk is de weergave van de stoffen in vele vrouwenportretten. Van de door Hodges geschilderde vrouwen zijn te noemen: de vrouw en de dochter van de raadpensionaris Schimmelpenninck, Hodges' eigen dochter Emma Jane, en Johanne Louise van Tets, echtgenote van Jhr. m. Joan Huydecoper (ook deze, directeur van de Nederlandse Bank, werd geportretteerd). Alle portretten hebben een statige allure, een superieure voomaamheid. De huidige kritische beschouwer komen verscheidene portretten echter enigszins geflatteerd voor.
Ook als kunsthandelaar en verzamelaar is Hodges voor de Lage Landen van betekenis geweest. Aan hem danken we twee werken die zich in het Rijksmuseum bevinden: het portret van Frederik Hendrik door Anthony van Dijck en het zelfportret van Jan Steen.
Maar ook nog op andere gebieden heeft Hodges zich verdienstelijk gemaakt. Toen na het verdwijnen van Napoleon koning Willem I het uit Holland weggevoerde stadhouderlijk kunstbezit wilde laten terughalen, legde hij de organisatie hiervan in handen van de kunstschilder Cornelis Apostool. Deze riep, vooral waar het prenten betrof, de hulp in van Hodges.
Hierdoor konden niet alleen het grootste deel van de schilderijen maar ook ongeveer 10.000 prenten naar ons vaderland terugkeren. Bovendien verzocht de koning nog aan Hodges zijn ideeën over een kunstbeleid op papier te zetten. Deze ‘Geheime memorie nopens den tegenwoordigen Staat der Kunsten in dit Rijk’ is in het Koninklijk Huisarchief bewaard gebleven.
Johanna Landrina Elisabeth Enschedé (1798-1821) olie op doek, 1817