van informatie, nog veel kwalijker vormen zoals des-informatie en manipulatie van informatie. Als tussenvorm is er ook de repressieve tolerantie, die erin bestaat nieuwe ideeën te ontkrachten die gevaarlijk zijn voor de bestaande machten.
Betreffende het gebrek aan en het onthouden van informatie zijn er zere plekken in de samenleving: het onderwijs op alle niveaus, de opvoeding tot ‘wakkere burger’ of beter het ontbreken hiervan, en de openbaarheid op zowat alle bestuurlijke niveau's. Desinformatie, manipulatie en ontkrachten van nieuwe ideeën gaan gepaard met angst aanjagen (‘liever dood dan rood’) en een valse of op zijn minst vertekende beeldvorming wederzijds tussen Oost en West (vijandbeeld). Samenhangend met dit komplexe informatieprobleem moet uiteraard ook het politiek-militair-industrieel komplex beschouwd worden. Naast komplete ontoegankelijkheid, gebrek aan informatie en in wezen ook aan bewustzijn, vormt het een enorme ekonomische macht die uit de aard van de zaak een grensoverschrijdend, transnationaal karakter vertoont.
Al met al komt het er opaan dit ganse informatieprobleem te bezien in relatie tot de ‘kleine-landen’-problematiek.
a) In eerste instantie is het duidelijk dat een algemene bewustzijnsbevordering broodnodig is. Deze kan gestimuleerd worden via diverse kanalen. In werknemerskringen kunnen uiteraard de vakbonden een belangrijke rol spelen, binnen het onderwijs kan zeer effektief aan de weg getimmerd worden via jumelages met scholen in ‘kleine’ landen in het oostblok. Vanzelfsprekend kunnen ook universiteiten en hogere scholen een belangrijke rol spelen. Met het oog op een fasering in de tijd zou men zulke projekten kunnen starten in Nederland en Vlaanderen, dan uitbreiden tot de EG, vervolgens in Oost en West.
Operationeel gesproken dient men eerst een inventarisatie van de mogelijkheden ter hand te nemen en de bestaande verzuiling te doorbreken. Men kan best beginnen bij een vast koördinatiepunt om vervolgens één voor één alle terzake bestaande vooroordelen, valse waarheden en misverstanden te ontmaskeren, aan de kaak te stellen en op te ruimen. Voor dat laatste is het nodig alle informatie systematisch te verzamelen en te publiceren. Een pioniersrol op dit gebied vervullen in België ‘De Morgen - Vooruit’ en ‘Pour’, en in Nederland ‘De Groene’ en ‘Vrij Nederland’. Dat de effekten van zoiets aantoonbaar zijn getuigt bv. de Nestlé-affaire.
b) In tweede instantie moet ervoor gezorgd worden de kontrole op de eigen regeringen te versterken. Behalve via druk op de politieke partijen, kan dit gebeuren via een effektieve bundeling van alle progressieve krachten in Vlaanderen en in Nederland, bv. de Unie van Vrijzinnige Verenigingen, de Vrijdenkersbeweging en het Humanistisch Verbond, maar ook de Groenen en de Ecolo-lijst, het Interkerkelijk Vredesberaad e.d.m. Door te zoeken naar wat verenigt, en niet naar wat scheidt, kan verder kontakt gezocht worden met andere progressieve kringen die in West en Oost gelijksoortige ideeen en doelstellingen ontwikkelen, bv. de vredesbeweging in de VSA, Duitsland en Frankrijk, maar ook bv. in de DDR en in Roemenië. Tenslotte zit er nog een omvangrijke taak in het koördineren van al deze aktiviteiten.
c) In de derde plaats is er het bevorderen van de solidariteit tussen de vakbonden van Oost- en West. Nederland en Vlaanderen kunnen hier initiatieven ontplooien, alweer met oostbloklanden die hiervoor op dit ogenblik het meest gerijpt zijn.
d) Ten vierde en wellicht het allerbelangrijkse zijn de vrij snel te realiseren gerichte onderwijsprojekten. Dit zijn in wezen echte diepte-investeringen, zie bv. de Stichting Vredesopbouw uit Utrecht, de TH-ontwapenend te Delft, de Stadsscholen van Antwerpen en de Vlaamse Vredesuniversiteit. Naast ‘Medici tegen Atoomwapens’ en ‘Wetenschappers tegen Kernbewapening’ is vooral het technisch onderwijs en met name de research van belang. Konkreet behelst dit zowel de implikaties van het technisch wetenschappelijk onderzoek, als het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van technische akademici. Van bijzonder groot belang in de huidige maatschappelijke kontekst, want werkgelegenheid scheppend, is het onderzoek naar het konversie-vraagstuk, m.a.w. het omschakelen van de direkte wapenindustrie of indirekte bewapeningsindustrie naar een vorm van strikt civiele produktie, liefst nog ten bate van vredesdoeleinden of ontwikkelingssamenwerking. Ook op dit niveau kunnen kontakten gelegd worden met gelijkgestemden in ‘kleine’ oostbloklanden.
e) Als tenslotte niets blijkt te helpen is het enige
middel, om op middellange termijn en zeker op lange
termijn kollektief te overleven, het konsekwent en
doordacht kultiveren van een bereidheid tot burgerlijke ongehoorzaamheid.