Afscheid van Groothoff
Geert Groothoff is niet meer de ‘bezitter’ van de directeursstoel in het Verbondskantoor te Den Haag. Op 30 mei 1981 werd hij 65 jaar. Voor hem was toen het ogenblik aangebroken, waarop hij pensioengerechtigd werd. Naar de praktijk van het dagelijks leven toe vertaald betekende het bereiken van dit jaardagental voor hem dat er met ingang van 1 juni een eind ging komen aan zijn dienstverband bij het Algemeen-Nederlands Verbond.
Toen de bewuste datum in het verschiet begon te komen, is men zich van bestuurszijde gaan beraden over het naderend afscheid. Immers het ophanden zijnde vertrek van de heer Groothoff, die 13 jaar lang in zijn functie van directeur het ANV naar buiten toe vertegenwoordigd heeft, mocht niet met de stille trom plaatsvinden. Vandaar dat besloten werd voor dit afscheid de beste gelegenheid aan te grijpen die zich daarvoor leende. En zo viel de keus op de Algemene Vergadering die voor 20 juni was vastgesteld met Roosendaal als plaats van samenkomst. De opzet was op deze manier de heer Groothoff in de gelegenheid te stellen afscheid te nemen van zijn werkkring temidden van hen met wie hij langer of korter tijd binnen het ANV had mogen samenwerken.
Het is echter allemaal anders gelopen dan geregeld was. Enkele weken vóór de daareven genoemde datum werd de ziekte, die hem ook al het laatste jaar had belet zijn functie daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, er de oorzaak van dat hij niet in Roosendaal aanwezig kon zijn. Op zijn verzoek zal het afscheid nu in de besloten kring van een vergadering van het Dagelijks Bestuur plaatsvinden, die voor de laatste maand van dit kalenderjaar op de agenda staat.
Maar al vindt het afscheid dan nu toch in stilte plaats, dat wil daarom niet zeggen dat een stilzwijgen in acht genomen moet worden. Het is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden met het bereiken van een dergelijke mijlpaal dat het daartoe geëigende deel van de ceel gelicht wordt.
Al is het mij daarbij vooral te doen om de betekenis, die de heer Groothoff voor het Algemeen-Nederlands Verbond heeft gehad, in het licht te stellen, tegelijkertijd besef ik zeer wel dat ik niet mag voorbijgaan aan zijn vroegere werkkring. Een tijdperk van dertig jaar (1938-1968) journalistieke bedrijvigheid heeft natuurlijk sporen getrokken in zijn leven. Het is zeker niet met gevoelens van verlegenheid dat de heer Groothoff dit moet vaststellen. Immers van het inzicht dat hij in de loop van die dertig jaar heeft verworven (en waarvan hem veel van pas is gekomen in de uitoefening van zijn directeursfunctie) heeft het ANV op gepaste wijze vruchten mogen plukken.
Er zijn veel facetten geweest in zijn werk, die in dit overzicht verdienden voor het voetlicht geplaatst te worden. Maar deze werkwijze bergt het gevaar in zich dat het dan zo'n opeenstapeling gaat worden, waardoor het zicht op zijn persoon verloren gaat. Daarom lijkt het me zinvoller toe de aandacht op drie van de kenmerkendste te vestigen.
In de dertien jaar dat Groothoff het ‘bewind’ heeft gevoerd op het Verbondskantoor aan de Haagse Surinamestraat heeft hij ruimschoots de gelegenheid gekregen en gezocht om mee te denken aan een vormgeving aan het Algemeen-Nederlands Verbond die meer passend was in het raam van een sterk veranderende tijd.
Wilde het ANV een kracht van betekenis blijven in het integratieproces van Noord en Zuid, dan zou het nodige sleutelwerk aan de structuur moeten worden uitgevoerd.
Een eerste aanzet daartoe is geweest het ‘Memorandum’ waarmee het ANV in de eerste helft van de zeventiger jaren naar buiten trad. In zijn functie van directeur is Groothoff nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van dit werkstuk, waarin een aantal lijnen naar de toekomst werden getrokken. Centraal daarin staat de integratie van de twee belangrijkste delen van ons taalgebied, een zaak die hem ook tijdens zijn journalistieke periode altijd al na aan het hart lag. Ongetwijfeld heeft zijn tweetalige achtergrond, opgegroeid als hij is in de Friese hoofdstad Leeuwarden, hierbij een rol gespeeld.
Met het aangeven van een aantal lijnen kon natuurlijk niet worden volstaan; ze moesten worden ‘neergeslagen’ in statuten die met deze gewijzigde opzet in overeenstemming waren. Aan de juiste redactie hiervan heeft Groothoff veel tijd moeten besteden; maar hij was er zich zeer wel van bewust dat met betrekking tot deze voor het Verbond zo belangrijke zaak niet nauwkeurig genoeg gehandeld kon worden. Het zal zeker een pak van zijn hart geweest zijn, toen tijdens de Algemene Vergadering van juni 1979 de afronding eindelijk zijn beslag kon krijgen en de goedkeuring aan de definitieve tekst werd gehecht.
Het derde facet waarop ik de aandacht wil vestigen is dat van het redactielidmaatschap van ‘NEERLANDIA’. Dit was voor Groothoff een terrein waar hij zich voelde als één die een thuiswedstrijd speelt. Met al zijn in de loop der jaren ontwikkelde journalistieke gaven en verworven ervaring heeft hij zich zonder enige terughoudendheid gegeven aan dit deel van zijn taak; hij heeft er zijn hart aan kunnen ophalen. In een veelheid van bijdragen heeft hij zijn gedachten in de kring van het ANV (en daarbuiten) uitgedragen.
Sinds 1 juni 1981 leidt Groothoff het leven van een ‘pensionaris’. Dit keerpunt in zijn leven zal nog eens beklemtoond worden wanneer officieel afscheid van hem wordt genomen. En toch zal, zoals het zich nu laat aanzien, het afscheid niet zo definitief zijn als het zich aandient. Er wordt wel een dienstverband beëindigd, maar gelukkig zal dit niet tot gevolg hebben dat we elkaar uit het oog gaan verliezen. Immers, zolang zijn gezondheid hem ertoe in staat stelt, zal hij zijn medewerking blijven verlenen aan de redactie van ‘NEERLANDIA’.
Ik weet me de tolk te zijn van de kring van mensen die samen het ANV vormt, als ik tot slot uiting geef aan de hoop dat onze op rust gestelde directeur nog een lange reeks van jaren van zijn pensioen mag genieten.
Beste vriend, met het overschrijden van deze ‘schreve’ bent u aan het laatste deel van uw levensweg begonnen. Het is onze bede dat u zich op dat stuk weg geborgen mag weten in Gods Vaderhand.
MARTEN HEIDA