tijdens de Middeleeuwen en, na de zestiende eeuw, in de Verenigde Provincies.
De eerste vorm, die van de sterke monarch, was vanaf de zestiende eeuw, in de Zeventien Provinciën en later in de Zuidelijke Nederlanden, zeker aanwezig.
Die vroegere constitutionele problematieken kunnen mits enige mutaties uiteraard vergeleken worden met de publiekrechtelijke problemen van vele hedendaagse landen.
In de eerste plaats waren vragen betreffende het naleven van de grondwet(ten) vroeger en zijn ze op heden een steeds weerkerend thema: Ook het weerstandsrecht, zo erg benadrukt in de ‘Verlatinge’, kan men in vele in revolutie zijnde gebieden maar ook in veel autoritair geleide naties nog steeds inroepen, benadrukken of zelfs praktisch gaan toepassen. Op deze en op andere vlakken hebben de Nederlanden dus een zeer belangwekkende ‘historie’ achter de rug.
Mede in het licht van de historische herdenking te Brussel op 12 december vorig jaar, werden nog andere belangrijke aspekten van de ‘Verlatinge’ belicht. Zo bij voorbeeld dat een klein land, dat behoorde tot het wereldrijk van de machtigste mogendheid uit die tijd, zich wilde affirmeren en bevestigen als een zelfstandige entiteit met een eigen politieke struktuur en een zelf gekozen beleid. De bewoners van de Nederlanden in de 16de eeuw hadden er schoon genoeg van slaafs de politiek van hun vorst te volgen, en toen de vaak irreële en beslist tirannieke beleidsbeslissingen zich opstapelden, kwamen ze daartegen in opstand.
Qua machtsverhoudingen hadden zij op dat ogenblik geen schijn van kans; toch durfden ze de rebellie aan en slaagden, ondermeer door zich wijzigende internationale machtsverhoudingen, in hun opzet. Dit voorbeeld bewijst dat kleine landen niet slaafs de grote mogendheden moeten navolgen en suksesvol - indien de bevolking er eendrachtig achter staat - een eigen politiek kunnen uitstippelen. Zoals heden voor ons een vredespolitiek een noodzaak is, willen wij overleven, zo was de vredespolitiek van onze voorouders evenzeer een noodzaak, wilden zij overleven en een menswaardig bestaan kunnen leiden.
De politieke problematiek is trouwens als in 1581, van levensbelang voor de beide Nederlanden, Noord en Zuid. Ontegensprekelijk immers betekent de Belgische staatshervorming een politiek keerpunt in de geschiedenis van de Lage Landen. Wat zal het politieke lot van het Zuiden zijn, als Wallonië uiteindelijk toch besluit de Belgische staatsstruktuur te verlaten, wie weet zijn heil bij Frankrijk zoekt?
Wordt Vlaanderen dan een klerikaal gedomineerd snipper-republiekje op de Europese kaart? Of zal het zich tot Nederland wenden, in de geest van de linkse voorman Caesar de Paepe, die meer dan een eeuw geleden op de 1ste Socialistische Internationale de vorming van een heel-Nederlandse republiek bepleitte? Moeten wij in Noord en in Zuid, vóór het allemaal zover komt, geen ultieme poging doen om in het kader van een eerlijke federalisering, Wallonië voor de Nederlanden te bewaren?
Een derde aspekt dat wordt belicht is de min of meer demokratische ideologie achter de ‘Verlatinge’. De personen die toen deel uitmaakten van de Staten-Generaal, vertegenwoordigden weliswaar het volk, maar waren geen demokraten in de betekenis die wij nu aan het woord hechten. De grote meerderheid van het volk nam toen immers geen deel aan de politieke besluitvorming, alleen de gegoeden konden zich daarmee bezig houden.
Na eerst tevergeefs gepoogd te hebben aan het beleid te participeren verklaarden de Staten-Generaal tenslotte Filips II van de troon vervallen en wilden zij hem vervangen door een inschikkelijker figuur.
In de long run van het demokratiseringsproces van de Westerse wereld, dat ontstond in de 12de eeuw, is dit een zeer belangrijk moment. Het is tevens de voortzetting van de anti-centralistische en demokratische politiek van de steden in de late middeleeuwen en de prefiguratie van de Franse revolutie 200 jaar later, wanneer die gegoeden de politieke macht zullen grijpen.
Een vierde aspekt houdt verband met de staatsfilosofie in een mens- en maatschappij-ideologie. Toen heerste immers nog de opvatting dat de vorst de vertegenwoordiger van God was en dat hij zijn absolute macht had ontvangen langs de zalving om. Daaruit vloeide voort dat een opstand tegen deze gezalfde, een opstand was tegen God zelf. Wij kunnen het ons moeilijk voorstellen wat dat toen heeft betekend. Toch hebben de opstandelingen, mede ter verdediging van hun gewetensvrijheid, de machtigste beschermheer van de kerk van Rome van de troon vervallen verklaard. Hier ligt de oorsprong van het maatschappelijk humanisme en de latere vrijzinnigheid in de Nederlanden.