Marnixring Brussel-De Geus organiseerde de eerste ‘Internationale dag van het Nederlands’
Op zaterdag 9 mei 1981 organiseerde de Marnixring - afdeling Brussel - De Geus de eerste ‘Internationale Dag van het Nederlands’ in het fraaie kasteel van Ham, te Steenokkerzeel, waar het lot van het Nederlands meer dan eens besproken werd. Het initiatief werd een sukses en het is de bedoeling van de organizatoren om de ingeslagen weg verder te bewandelen, m.a.w. het verstevigen van de vriendschapsbanden onder al de Nederlandstaligen waar ook ter wereld.
Na een inleidend welkomstwoord door Lode Olemans, protocolchef bij de Marnixring Brussel-De Geus, hadden drie sektievergaderingen plaats:
- | de Franse Nederlanden en de Duitse Nederlanden; |
- | het Nederlands in Europa; |
- | het Nederlands in de Wereld. |
In de eerste sektievergadering werd gepoogd de raakpunten en de verschillen tussen de Nederlandstalige gebieden in Noord-Frankrijk en de (vroegere) Nederlandstalige gebieden in Duitsland te bepalen. In de tweede sektievergadering werd de toestand van het Nederlands in Europa onder de loep genomen. Meer dan eens werd de weinig rooskleuirge toestand van het Nederlands in EEG-verband aangehaald. En in de derde sektievergadering werden de toestand van het Nederlands en de kansen van onze taal in wereldverband belicht. Het werd een informeel, maar uitermate boeiend gesprek.
Na het middagmaal had de akademische zitting plaats in de grote zaal van het kasteel. Onder de talrijke aanwezigen werd de Heer CASERES, Gevolmachtigd Minister van de Nederlandse Antillen, begroet, die er persoonlijk op stond deel te nemen aan de ‘Internationale Dag van het Nederlands’.
Het inleidingswoord werd verzorgd door Leo Camerlynck, die een bondig overzicht gaf van de gemiste kansen voor het Nederlands om ooit een wereldtaal te worden. Het besluit luidt echter dat er niet moet getreurd worden om wat voorbij is, maar dat dient gestreefd naar een duurzame samenwerking en hechte vriendschapsbanden onder al de Nederlandstaligen waar ook ter wereld, ongeacht huidskleur, godsdienst of levensbeschouwing.
De bindteksten werden voorgelezen door Mevrouw Emmy CASSIMAN, die ooit werd beschouwd als de beste omroepster van de Vlaamse Televisie.
De Heer Kees SPOELDER, Voorzitter van de Nederlandse Vereniging te Brussel, belichtte zijn ervaringen als Nederlander in Vlaanderen, of in dit geval beter in België. Taalproblemen noemde hij een typisch verschijnsel voor België. Kees Spoelder vertelde dat zijn Vlaamse buurman hem, na zijn tweede dag verblijf in België, placht te zeggen dat hij niet altijd zo ‘deftig’ hoefde te spreken. Verder beschouwde spreker het Taalunieverdrag als een uiterst belangrijke aangelegenheid, waarvan de resultaten pas over enkele jaren zullen voelbaar zijn.
Uit Frans-Vlaanderen kwam de Heer Patrick DEVERREWAERE, leraar Nederlands te Rijsel, Armentiers en Halewijn, die aan de hand van een dia-reportage een uiteenzetting gaf over de taalstrijd in de Franse Nederlanden. Het laatste opschrift ‘Défense de parler flamand’ verdween een tiental jaren geleden uit het dorpsschooltje van Berthen in Frans-Vlaanderen, maar volgens spreker betekent het verdwijnen van het opschrift op de speelplaatsen van de Franse scholen niet dat het verbod om Nederlands te spreken opgeheven is.
Dr. Lüdger KREMER, uit West-Duitsland, besprak de toestand van het Nederlands in het Westduitse gebied, langs de Nederlandse grens, van Oost-Friesland tot Aken. Hij zei dat de Nederlandse dialekten in de grensstreek de konkurrentie met de standaard- en/of kultuurtalen moeilijk hebben doorstaan. Hun funktie van grensoverschrijdend kommunikatiemiddel verdween na verloop van tijd. Wegens het feit dat het Nederlands heden slechts als derde of vierde taal wordt gekozen in bepaalde scholen van het grensgebied tussen Aken en Emden uit Dr. Kremer enig bezwaar tegen het hanteren van de term ‘Duitse Nederlanden’.
De Heer Berrie OBERHOLZER, uit Zuid-Afrika, liet een zeer optimistische noot horen over de toestand van het Afrikaans, de dochtertaal van het Nederlands, in Zuid-Afrika. Zijn historische uiteenzetting over het ontstaan en de ontwikkeling van het Afrikaans met en naast het Nederlands was biezonder interessant.
De meeste aanwezigen kwamen onder de indruk van het opmerkelijke referaat van Drs. Luis H. DAAL, uit de Nederlandse Antillen. Terecht vond spreker het jammer dat de Nederlandse Antillen en Suriname niet van meet af aan bij het Taalunieverdrag werden betrokken. Verder zei hij dat de Antillianen best hun eigen weg moeten gaan. Hij pleitte voor de invoering van het Papiamentu in de lagere scholen. Het Pa-