Spiegel van Noord-Nederland
Kabinet voor zware opgave
Het kabinet staat voor één van zijn zwaarste opgaven, want het gaat slecht met de staatshuishouding. Er moet op de begroting voor 1981 een bedrag van 6 miljard bespaard worden, vergeleken met de huidige situatie. De bewindslieden hebben de eerste besprekingen achter de rug over voorstellen, die straks nog politiek moeten worden gewogen en technisch uitgewerkt. Uit wat tot nu toe van de besprekingen in het Catshuis bekend is geworden valt af te leiden, dat de inkrimpingen op de overheidsuitgaven en de ingrepen in de inkomenssfeer bovenaan het lijstje staan, zoals een mogelijke beperking van de ambtenarensalarissen met 2 procent. Daardoor zou de stijging van de loonkosten met 6 procent bedwongen kunnen worden. Voorts is voorgesteld de sociale uitkeringen los te koppelen van het minimumloon. De uitkeringen worden dan iets verlaagd, in de verwachting dat de loontrekkers zullen volgen. Trouwens, het kabinet verwacht dat de koers die men is ingeslagen voor de ambtenarensalarissen, ook door het bedrijfsleven gekozen wordt. Andere voorstellen zijn het door de werknemer zelf laten betalen van de eerste ziektedag, het niet meer terugbetalen van de betaalde AOW-premie aan gehuwde werkende vrouwen en het zwaarder aanpakken van de inkomsten van jonge mensen die thuis werken. Het begrip ‘passende arbeid’ wil men ruimer aanduiden, waardoor werklozen gedwongen zouden worden werk te aanvaarden.
Tot een afgerond geheel is het kabinet nog niet gekomen. Het wachten is overigens op de nieuwste cijfers van het Centraal Planbureau, die pas in de eerste dagen van augustus bekend zijn. Daarna zullen de ministers van financiën, economische zaken, sociale zaken en binnenlandse zaken, onder leiding van de minister-president zich over de laatste gegevens beraden; het zijn, wat men in Den Haag noemt, de Bestek-ministers. Maar ook dan is het werk nog niet achter de rug. Ieder van de bewindslieden zal met de regeringsfracties in de Tweede Kamer overleg willen plegen en misschien ook met de leiding van de betrokken politieke partijen, waarop de regeringscombinatie steunt. Men mag ook aannemen dat men zijn voelhorens uitsteekt in de regionen van de werkgeversorganisaties en in die van het vakbondswezen. Het slotstuk behelst het uitwerken van de voorstellen door de departementsambtenaren en het bepalen van de verdeelsleutel, op basis waarvan elk van de bewindslieden het nodige zal moeten inleveren.
Een commissie van deskundigen uit de Sociaal Economische Raad (SER) heeft inmiddels in een rapport ook gepleit voor een matiging van de inkomens. Zij menen dat de lonen en sociale uitkeringen in de komende vier jaren met 1 procent moeten worden verlaagd. Die matiging van inkomens achten zij nodig om de consumptieve bestedingen terug te dringen en de gelegenheid aan het bedrijfsleven te geven de winsten te vergroten. Als de koopkracht daalt zal de vraag naar buitenlandse producten afnemen. Het Nederlandse bedrijfsleven zou zich op de export sterker moeten toeleggen in het belang van een stabieler handelsbalans. Misschien, aldus de redenatie van de deskundigen, is de positie van het Nederlandse bedrijfsleven over vier jaar volkomen tegen de concurrentie van het buitenland opgewassen. De critici verwijten de samenstellers dat de laatstgenoemden geen rekening hebben gehouden met de loonmaatregelen die reeds zijn genomen. Noch minder is er acht geslagen op de moeilijke positie van het bedrijfsleven, aldus dezelfde critici, waardoor het tot de onmogelijkheden behoort zich te mobiliseren voor wat de SER-deskundigen hebben aangeduid als een ‘exportoffensief’.
We schreven reeds; het zijn voorstellen. Het is zelfs de vraag of de bewindslieden in de eigen politieke gelederen de steun hiervoor zullen vinden. De minister van sociale zaken, dr. Albeda, is een tegenstander van de ontkoppeling van de sociale uitkeringen van het minimumloon. Hij staat daarmee sterk, want destijds heeft het kabinet verklaard in principe nimmer tot een dergelijke ontkoppeling over te gaan. Dat is men in de Tweede Kamer nog niet vergeten! Behalve deze voorstellen zijn er nog vele kwesties, waarover zowel de ministers als hun politieke vrienden in en buiten het parlement totaal verschillend denken. Het kabinet is verdeeld wat de opvattingen over het kernenergiebeleid betreft. De kwestie van de abortus is altijd nog niet voor de volle honderd procent geregeld. En dan te weten wat er zich in de afgelopen weken in de Tweede Kamer heeft afgespeeld bij de behandeling van de motie over olie-embargo voor Zuid-Afrika. Het kabinet kroop door het oog van de naald. In de politieke partijen bestaat eveneens beroering; het ligt thans in de bedoeling in oktober het CDA officieel van de grond te krijgen. Inmiddels heeft de CDA-fractie te kampen gehad met ‘dissidenten’, die zelfs gedreigd hebben met de stichting van een Evangelisch Radicale Partij. Een opzet, die naar onze opvatting, geen schijn van kans heeft.
In de P.v.d.A. roert zich een linkervleugel, dermate opstandig dat oppositieleider drs. Den Uyl de eis stelde af te zien van opname in het verkiezingsprogramma van uittreden van Nederland uit de NATO. Als er op dat stuk van zaken geen overeenstemming zou worden bereikt, was de heer Den Uyl, volgens zijn zeggen, niet meer als lijsttrekker beschikbaar. Hij won het pleit. Interessant is ook achteraf na te lezen wat er op de diverse partijcongressen naar voren is gebracht over de samenstelling van het volgende kabinet. Maar daar zijn we nu nog niet aan toe.
Koningin Beatrix zal op Prinsjesdag, 19 september, haar eerste troonrede voorlezen. Een historisch gebeuren, maar onder zorgelijke omstandigheden.
12 juli 1980
GEERT GROOTHOFF