Neerlandia. Jaargang 83
(1979)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||||||||||
Remediëren basisonderwijs Vlaanderen en NederlandDe diverse werkgroepen van het A.N.V. leveren sedert geruime tijd verdienstelijk werk: de werkgroep Taalgebruik b.v. is actiever dan ooit om te waken over het behoud en de verdediging van het Nederlands, vooral in Brussel, de kust en de taalgrensgebieden. De werkgroep Ontdek de Topjournalist verheugt zich jaarlijks over de medewerking van 600 deelnemers en voorziet in 1980 een nog sterkere belangstelling van de scholen, de leerlingen en het onderwijzend personeel, terwijl de werkgroep Voortgezet Onderwijs bezig is met de voorbereiding van een zeer belangrijk actieplan. Ook de werkgroep Basisonderwijs o.a. krijgt steeds meer en meer aandacht van de schoolinspecteurs, de schoolhoofden, de leerkrachten en de ouderverenigingen in Vlaanderen en Nederland. De pers heeft terecht zeer veel aandacht besteed aan belangwekkende initiatieven als de colloquia over de vernieuwing van het basisonderwijs, de muzikale basisvorming nu en de recente studiereis van Vlaamse leerkrachten naar de Eindhovense Jenaplanscholen. Zopas werden - tijdens een geslaagde persconferentie in het fraaie Provinciehuis te 's Hertogenbosch - uitvoerige gegevens verstrekt over een nieuw initiatief van deze werkgroep, met name het remediëren in het basisonderwijs in Vlaanderen en Nederland, waaraan op 8 maart e.k. in het Provinciehuis te 's Hertogenbosch een boeiend colloqium wordt gewijd. Drs. M.J.A.R. Dittrich, voorzitter Nederland van het A.N.V., gaf een bondige schets van de werking, die door het A.N.V. in de wereld wordt beoogd en verstrekte inlichtingen over de diverse activiteiten van het Verbond, o.a. betreffende de Visser-Neerlandiaprijzen, de boekenactie in het buitenland en de werkgroepen. De heer Ludo Knaepkens, voorzitter van de werkgroep Basisonderwijs, lichtte de betekenis toe van het colloquium. | |||||||||||
Wat is remediëren van het basisonderwijs?De onderwijsgevende die de fouten van een leerling niet alleen telt, maar ook beoordeelt naar soort, vóórkomen en ontstaan, zal bij de voortgang van het onderwijs rekening houden met de ontdekte problemen. Het inspelen door de onderwijsgevende op deze problematiek is het begin van remediërende activiteit. Onder remediëren wordt hier verstaan het verbeteren van de relatie tussen het ‘onderwijzen’ van de leerkracht en het ‘leren’ van het kind door verandering van de onderwijsleersituatie. Hoe ingewikkelder deze problematiek is, hoe moeilijker het voor de onderwijsgevenden wordt om hier zonder hulp verantwoord te kunnen handelen. De vraag om hulp is dus in de eerste plaats een persoonlijke vraag van de onderwijsgevende die twijfelt aan het adekwaat zijn van zijn beroepsmatig handelen. De vraag om hulp kan echter ook door anderen, b.v. ouders, onderzoekers of begeleiders, het schoolteam of de schoolleider gesteld worden. | |||||||||||
Aandacht voor en kennis van het lerende kindHet optimaal op elkaar afstemmen van ‘leren’ en ‘onderwijzen’ tijdens het remediëren wordt bepaald door vier factoren:
De aandacht voor en de kennis van het lerende kind en de vakbekwaamheid van de onderwijsgevende vormen hierbij de kern. Het functioneren van deze kern wordt in sterke mate bepaald en beïnvloed door de | |||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||
beschikbare hulp uit daaromheen liggende onderwijsstructuren. Hierbij gaat het niet alleen om de ter beschikking staande materiële hulp en informatie, maar ook om de theoretische stellingname die bestaat ten aanzien van de remediërende activiteit. Het onderwijs in Vlaanderen en Nederland kent een grote verscheidenheid van theoretische stellingname. Er zijn uiteenlopende vormen van hulpverlening ontstaan bij ‘de vergroting van zorgbreedte voor de leerling’. De taakleerkracht, de remedial teacher, speciale opvangsgroepen, consultering, op remediëring gerichte groeperingen van leerlingen of leerkrachten zijn hiervan verschijningsvormen. Vanuit de ervaring hiermee en vanuit een principieel-theoretische benadering is het van groot belang meer te weten over: a. de praktische mogelijkheden die onderwijsleersituaties bieden t.a.v. de remediërende activiteit; b. de voorwaarden die fundamenteel zijn voor het vergroten van de zorgbreedte voor de leerlingen. | |||||||||||
Theoretische vernieuwing en praktische problematiekTijdens de persconferentie verstrekt de heer D. Strelitski, inspecteur van het kleuter- en van het lager onderwijs in Nederland, lid van de werkgroep Basisonderwijs van het A.N.V., gegevens over doel en werkwijze van het colloquium. Men wil met de werkgroep vertrekken vanuit de alledaagse praktijk om de kloof te overbruggen tussen theoretische vernieuwing en praktische problematiek inzake basisonderwijs, m.a.w. tussen de deskundigen en de basis. Het colloquium heeft een tweevoudig doel:
1. Pedagogisch-didactisch Het colloquium van 8 maart 1980, georganiseerd door de werkgroep Basisonderwijs van het Algemeen-Nederlands-Verbond, wil een bijdrage leveren tot: a. uitwisselen van ervaringen in het remediëren; b. inventarisering van de mogelijkheden in de bestaande onderwijsleersituaties; c. zoeken naar reële voorwaarden om het remediëren te optimaliseren. Door publicatie van de resultaten van dit colloquium hoopt het A.N.V. een bijdrage te leveren in de ontwikkeling van de remediërende activiteit in Vlaanderen en Nederland.
2. Sociaal-cultureel Het colloquium moet een ‘ontmoetingsdag’ tussen Vlaanderen en Nederland worden. Doel is dan ook een bijdrage te leveren tot samenwerking binnen het Nederlandstalig cultuurgebied. | |||||||||||
WerkwijzeDe deelnemers aan het colloquium zullen geïnformeerd worden over het onderwerp van studie. Tijdens de ochtend van het colloquium zal deze informatie uitgebreid worden met inleidingen over de formele mogelijkheden die in Vlaanderen en Nederland de basis vormen voor de praktijk van het remediëren, 's Middags is er een informatiebeurs voor de deelnemers over literatuur en didactisch materiaal m.b.t. remediëren in het onderwijs. Tijdens het colloquium zullen de deelnemers in werkgroepen proberen de mogelijkheden en de voorwaarden van remediëren in onderwijsleersituaties te formuleren en te inventariseren. In de discussie gaan we:
a. onze ervaringen m.b.t. het remediëren uitwisselen;
b. een inventaris maken van de mogelijkheden in de bestaande onderwijsleersituatie;
c. zoeken naar de reële voorwaarden om het remediëren te optimaliseren. De hieruit voortkomende gegevens zullen aan de hoogleraren Swinnen en Rispens ter hand gesteld worden. Zij zullen een analyse maken van het gevonden materiaal. Hun bevindingen zullen zij daarna aan een plenaire vergadering mededelen. De deelnemers worden daarna in de gelegenheid gesteld met de beide hoogleraren in discussie te treden over deze bevindingen. Met deze discussie wordt de studiedag op 8 maart besloten. Alle informatie die het colloquium oplevert zal voor zover mogelijk op schrift gesteld worden. De deelnemers krijgen een verslagboek toegezonden. | |||||||||||
VoorbereidingHet colloquium wordt degelijk voorbereid. Van officiële kant bestaat veel interesse: dhr. G. Baert, adjunct-kabinetschef van de minister van Nationale Opvoeding in België, en de heer S.J.C. van Eyndhoven, plaatsvervangend directeur-generaal van het kleuter- en van het lager onderwijs in Nederland, zullen het overheidsbeleid terzake behandelen. Met zeer veel belangstelling wordt ook uitgekeken naar de informatiebeurs en de zeer belangwekkende plenaire vergadering, waaraan prof. dr. K. Swinnen, | |||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||
van de universiteit Leuven en prof. dr. J. Rispens, van de Universiteit Groningen, hun medewerking hebben toegezegd. De organisatoren van het colloquium hebben ook reeds toezeggingen i.v.m. deelneming van ouderverenigingen ontvangen en zijn daarover verheugd: zij menen, dat participerende ouders erg welkom moeten zijn, omdat zij totdusver te weinig betrokken zijn bij de onderwijstaak. Men stelt bovendien ook steeds meer vast, dat de eigenlijke problemen van het kind niets steeds alleen maar onderwijsproblemen zijn, maar dat het milieu waarin een leerling naar volwassenheid groeit, in het verleden te weinig aandacht kreeg. Ouders en leerkrachten moeten ieder hun eigen verantwoordelijkheid dragen, maar komen vaak in hun taak tekort. Ook aan dit aspect van de pedagogie hoopt het colloquium aandacht te kunnen besteden, zodat de holle structuur van vele ouderverenigingen kan vervangen worden en een meer zinvolle inhoud kan krijgen. | |||||||||||
Inlichtingen:Nadere inlichtingen of folders zijn te verkrijgen bij het secretariaat voor het colloquium.
Inschrijvingen worden op hierboven vermelde adressen verwacht. Wie inschrijft voor het colloquium, ontvangt nadien de syllabus: daarin staan nadere gegevens over het colloquium vermeld (route-beschrijving, parkeermogelijkheden e.d.m.). De deelnemers ontvangen na afloop het verslagboek. | |||||||||||
Programma:9.30 tot 10.000 opvang deelnemers; koffie
10.05 tot 10.30 uur: doel en werkwijze van het colloquium door D. Strelitski, inspecteur van het kleuteren van het lager onderwijs (NL), lid van de werkgroep Basisonderwijs van het A.N.V. 10.30 tot 11.30 uur: het overheidsbeleid t.a.v. het remediëren in het basisonderwijs. Voor Vlaanderen: de heer G. Baert, adjunct-kabinetschef v.d. minister van Nationale Opvoeding. Voor Nederland: de heer S.J.C. van Eyndhoven plv. directeur-generaal van het kleuter- en van het lager onderwijs. 11.30 tot 12.30 uur: groepsdiscussie o.l.v. practici uit Vlaanderen en Nederland rond het thema: ‘Welke zijn de mogelijkheden’ en de ‘voorwaarden’ om te kunnen remediëren in het basisonderwijs. 12.30 tot 13.30 uur: warme lunch (wordt geserveerd in het provinciehuis). 13.30 tot 14.30 uur: voortzetting van de groepsdiscussie. 14.30 tot 15.45 uur: informatiebeurs: met deze beurs wil de werkgroep de deelnemers informeren over literatuur en didactisch materiaal m.b.t. remediëren in het onderwijs. 15.45 tot 17.00 uur: plenaire vergadering. a. onder leiding van de heer J.H. Geet, inspecteur lager onderwijs (VL), lid van de werkgroep Basisonderwijs van het ANV met medewerking van prof. dr. K. Swinnen (Universiteit Leuven) en prof. dr. J. Rispens (Universiteit Groningen). b. analyse van en kommentaar op de samenvattingen v.d. werkgroep discussie v.d. deelnemers met de beide hoogleraren. (Tijdens de informatiebeurs werken de heren professoren Swinnen en Rispens aan de analyse van de samenvattingen en de groepsdiscussies.) 17.00 uur: slotwoord door de heer L. Knaepkens, voorzitter v.d. werkgroep Basisonderwijs van het Algemeen Nederlands Verbond. | |||||||||||
Betaling:(Deelname aan het colloquium, koffie en lunch)
Voor Vlaanderen: 600 F A.N.V.-colloquium - 8 maart 1980 Bankrekeningnummer: 411-9010701-82 p.a. M. Knaepkens Monnikenhofstraat 262 2040 Antwerpen
Voor Nederland: fl. 40 A.N.V.-colloquium - 8 maart 1980 Bankrekeningnummer: 18.82.52.819 p.a. H. Teesink De Stoutheuvel 5632 MR Eindhoven (Gironummer Rabobank: 11.97467) |
|