Maar de realiteit is anders: hoe meer mensen we hebben leren kennen, hoe minder vrienden we nog hebben. Hoe beter we bekend zijn met de stranden van Spanje en Italië, hoe minder we de mensen uit ons dorp nog met de voornaam kennen.
‘Hou op met dat grootschalig denken’ heeft Schumacher in zijn boekje ‘Small is beautiful’ geschreven. Heb ik het goed voor dat ook U terug aandacht vraagt voor internationale samenwerking op meer menselijke schaal? En terecht. Internationale samenwerking begint bij de buren en dan zeker bij de buren van diezelfde taal- en cultuurgroep.
Ik heb niets tegen Unesco en andere vormen van multilaterale culturele samenwerking, integendeel. Maar het nadeel is dat de reële band met de gewone culturele werkelijkheid van elke dag, binnen het bereik van onze eigen horizont, dreigt te verzwakken. Hoeveel dichter en nauwer zijn onze problemen verwant met deze van onze buren. Maar ons grootschalig denken heeft de bilaterale samenwerking wat naar het achterplan verdreven.
Nu de wereldcrisis ons wat nuchterder doet nadenken, moeten we ook die bilaterale samenwerking herdenken.
Het is dus nodig de inhoud en de finaliteit van het cultureel verdrag uit 1946 opnieuw te actualiseren. Er stonden teveel vrijblijvende intenties in. Wie de teksten van het cultureel verdrag tussen Nederland en België vergelijkt met de teksten van het cultureel verdrag tussen België en Venezuela, zal bijzonder weinig verschilpunten opmerken: precies of we hebben in hetzelfde taalgebied niet meer belangen gemeen dan met Venezuela, hoe lief mij dit land ook is.
Bovendien is de constitutionele toestand in eigen land grondig gewijzigd. Sinds 1977 zijn wij Vlamingen ook op internationaal gebied autonoom. We kunnen onze eigen internationale afspraken op cultureel gebied maken.
Schaalverkleining is dus nodig, ook van onze internationale samenwerking.
De samenwerking tussen Nederland en België, of beter nederlandstalig België, biedt daarom veel meer voordelen.
Als ik mij met een paradox mag uitdrukken: juist omdat we van elkaar verschillen, zijn de voordelen van een uitwisseling zo groot.
In het onderling verschil vindt samenhorigheid haar eerste betekenis, Noord en Zuid bieden een overzichtelijke leefwereld: en die confrontatie op kleine schaal is de beste leerschool om ons voor te bereiden op een integratie in een groter internationaal en mondiaal verbond.
Via het contact met Nederland moeten onze leerlingen contact krijgen met de grotere wereld. Wie de wereld wil leren kennen, verkenne eerst de leefwereld van de eigen buurman.
Het spreekt vanzelf dat het onderwijs een ideale structuur voor zo'n hernieuwde samenwerking biedt. Maar helaas ook een gecompliceerde. De beide nationale overheden hebben zich veel - misschien ook weer iets teveel - met het onderwijs in de voorbije 100 jaar bezig gehouden.
Veel ruimte voor nieuwe dingen, voor improvisatie en experimenten is er niet.
Ik meen dat 30 jaar ervaring heeft aangetoond dat een ‘cultureel verdrag’ met veel maar vage intenties, hoe welwillend ook geformuleerd, te weinig armslag geeft om op te roeien tegen de almachtige molens van nationale wetgevingen.
Ik deel daarom de visie van de commissie die de beide regeringen heeft aanbevolen naar andere juridische middelen uit te zien. Het ‘Taalunieverdrag’, dat hopelijk in 1980 wordt gesloten, zal een heel ander juridisch kader scheppen om de Noord-Zuid samenwerking op te bouwen. De beide staten bouwen een stuk eigen soevereiniteit af ten bate van een groter geheel, een gemeenschappelijk beleid.
Binnen dat Verdrag kunnen verder structuren worden opgebouwd, ook van wettelijke en reglementaire aard, waardoor de vrijblijvende uitwisseling wordt opgevangen binnen de regels van een door beide landen gesanctioneerde wettelijkheid.
Samen opbouwen wat 150 jaar uit elkaar is gegroeid, is een ontwikkeling die jaren zal duren. Maar van belang is dat het nieuwe verdrag de beginselen veilig stelt. En dat zal het geval zijn.
Wat schuchter als een initiatief tot meer spellingseenheid werd opgezet, zal straks de basis vormen tot het integreren van o.m. het onderwijs.
Uw inspanningen zijn daarom noodzakelijk.
De overheid kan maar ondernemen wat in de samenleving leeft.
Ik wens u veel succes.
U mag op mijn steun rekenen.
R. DE BACKER-VAN OCKEN
Minister van Nederlandse Cultuur en van Vlaamse Aangelegenheden