op de integratie van de kleuterschool en de lagere school. Het is een van de concrete opdrachten binnen het PROJECT-V.L.O., dat is het vernieuwingsproject in Vlaanderen, om te zoeken naar passende samensmeltingsmodellen, waarnaar naargelang van de omstandigheden kan worden teruggegrepen.
Het wegwerken van de breuklijn tussen de kleuterschool en de lagere school is slechts één facet van de geïntegreerde basisschool: ook binnen elk onderwijsniveau dienen de verschillende jaardrempels te worden vermeden zodat de ontwikkeling van de kinderen soepel kan verlopen.
Indien voor sommige kinderen, wij noemen ze risico-kinderen of kansarme kinderen, die vlotte ontwikkeling dan toch wordt bedreigd, dan is het nodig in de onderwijsvoorziening de nodige hulpverleningen in te bouwen die de leer- en ontwikkelingsbelemmeringen zo mogelijk kunnen voorkomen, maar alleszins pogen te remediëren.
Daardoor wordt de differentiatie van de begeleiding een noodzakelijkheid.
Dit is slechts een greep uit een aantal doelstellingen. In de loop van dit colloquium zal de essentie van de vemieuwingen t.a.v. het basisonderwijs in de Nederlandse Cultuurgemeenschap aan bod komen.
Alhoewel mijn interesse naar het geheel van het PROJECT-V.L.O. uitgaat, zijn er toch een paar onderdelen die mijn bijzondere aandacht vragen.
Het betreft twee onderdelen van de vernieuwing, die nauw met elkaar verwant zijn, met name de informatieverstrekking en de geleidelijke uitbreiding van positief geëvalueerde elementen uit het vernieuwingswerk.
Uit recente contacten met Prof. Dr. J. van Kemenade, voormalig Nederlands Minister van Onderwijs en Wetenschappen, bleek dat ook voor onze Noorderburen de sensibilisering van het gehele onderwijsveld en daarbij aansluitend de generaliseerbaarheid van de veranderingen zeer belangrijk worden geacht.
Trouwens alle hiervoor opgesomde doelstellingen worden zowel in het Noorden als in het Zuiden beoogd. De verschillen liggen in de strategie die voor het bereiken van deze doelen wordt aangewend. Verscheidenheid is er ook in de prioriteiten die binnen een reeks van acties worden vastgelegd.
Ook de omkadering van de vernieuwingspogingen en de plaats die door het beleid wordt ingenomen verschillen in Nederland en in Vlaanderen.
Het is dan ook goed dat geregeld contact tussen beide gebieden wordt onderhouden, zowel vanuit de concrete basis als vanuit het beleid en vooral door degenen die rechtstreeks in de vernieuwing een opdracht hebben te vervullen.
Naast de algemene betrachting om de integratie tussen Noord en Zuid te bevorderen heeft de studiedag van vandaag dan nog de bijzondere opdracht de deelnemers grondig te informeren over de respectieve vernieuwingen van het basisonderwijs en door deze contacten de vernieuwingspogingen wederzijds te bevruchten.
Ik houd er dan ook aan de initiatiefnemers, de Werkgroep Basisonderwijs van het Algemeen-Nederlands Verbond, te feliciteren met dit colloquium en ze, samen met de participanten, een vruchtbare werking toe te wensen.
J. RAMAEKERS
Minister van Nationale Opvoeding