| |
| |
| |
De Nederlandse kastelen, een nationaal cultuurbezit
‘Dat de borch was volmaect
Ende vast ende wel gheraect
Melis Stoke ‘Rijmkroniek’
Uit historisch, cultureel en architectonisch oogpunt vormen onze Nederlandse kastelen een onvervangbaar nationaal cultuurbezit. De geheel eigen schoonheid van deze versterkte adellijke woningen krijgt vaak nog een extra accent door de fraaie parken, siertuinen en oranjerieën, die bij deze ‘hooghe huyzen’ zijn aangelegd. Nederland bezit niet alleen een aantal uit de middeleeuwen daterende burchten, waarin het karakter van het middeleeuwse slot nog betrekkelijk goed bewaard is, het telt ook talloze statige landhuizen uit verschillende perioden van onze geschiedenis. Echte kastelen in de zin van verdedigbare burchten dateren over het algemeen van vóór de vijftiende eeuw. Nadien blijken kanonnen in staat te zijn de dikke kasteelmuren te verbrijzelen. Na de vijftiende eeuw krijgen de kastelen een ander, ‘vriendelijker’ en sierlijker aanzien met meer vensters, geveltjes en poortjes. Een prachtig voorbeeld van een laat-middeleeuwse burcht (gebouwd tussen 1300 en 1500) met zware muren, kleine vensters, een weergang, een brede slotgracht en een voorburcht (die eerst veroverd moest worden) is het kasteel Doornenburg bij Bemmel, ten noord-oosten van Nijmegen, in de oorlog vrijwel volledig verwoest, maar gelukkig fraai gerestaureerd. Ook van het veertiende-eeuwse kasteel Loevestein, dat na de oorlog in zijn oude luister werd hersteld, is het oorspronkelijke karakter vrij goed bewaard gebleven. Het kasteel, bekend door het verblijf van Hugo de Groot, bestaat uit een langgerekt gebouw met aan één zijde twee zware vierkante torens. Evenals Loevestein is ook het onlangs gerestaureerde kasteel Ammersoyen, ten zuiden van Zaltbommel, een bezoek waard. In het grondplan herkent men het echte middeleeuwse type van een waterburcht: een vierkant complex met op de hoeken zware, ronde torens. Een ander voorbeeld van een kasteel, dat zijn middeleeuws karakter heeft behouden, is Dussen in het Land van Altena. De muren
zijn in de kelder 3 m. dik! Het kasteel werd in de oorlog in een puinhoop veranderd maar is bijzonder fraai gerestaureerd en nu als gemeentehuis in gebruik. Een betrekkelijk ongeschonden middeleeuws kasteel is ook dat van Hernen, evenals Ammersoyen en zovele andere versterkte huizen, eigendom van de actieve Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Het is gelegen tussen Maas en Waal ten westen van Nijmegen. Ook hier een vierkant gebouw met vier ronde hoektorens. Hernen is gebouwd rond 1400. Uniek in Nederland is de overdekte weergang. Uiteraard moet ook het befaamde Muiderslot worden genoemd. Het is een goed bewaard vierkant kasteel, dat rond 1282 door de bekende Hollandse graaf Floris V werd gebouwd. Na de moord op Floris V werd deze machtige burcht gesloopt, maar van 1370 tot 1386 door Albrecht van Beieren op de oude grondvesten herbouwd. Het kasteel heeft nog steeds het karakter van een gaaf middeleeuws slot met zijn vier hoge ronde hoektorens, vierkante poorttoren en gekanteelde weermuren.
In de vorige eeuw zijn, zoals bekend, vele kastelen, landhuizen en oude poorten afgebroken. Dit lot bedreigde ook het vervallen Muiderslot. Door het ingrijpen van koning Willem I kon afbraak echter worden voorkomen. Na de tweede wereldoorlog werd deze indrukwekkende burcht opnieuw gerestaureerd. Sinds 1948 vinden er culturele samenkomsten plaats.
| |
Coulissenkastelen en havezaten
Sommige nà de middeleeuwen gebouwde kastelen betitelt men als ‘coulissenkastelen’ zoals de in restauratie zijnde Cannenburch bij Vaassen, het prachtige Hillenraad bij Swalmen en de Assumburg bij Heemskerk. Dit waren geen verdedigbare burchten meer gezien de relatief dunne muren. Wèl zijn ze gebouwd volgens het oude patroon met hoektorens, kantelen, slotgracht en ophaalbrug.
Evenals bij de renaissancekastelen aan de Loire is er veel aandacht besteed aan versieringen op en rond het kasteel. Het fraaie kasteel Biljoen bij Velp, dat in 1530 op de oude fundamenten werd opgetrokken, is een goed voorbeeld van een dergelijk coulissenkasteel. In het begin van de achttiende eeuw kreeg het zijn huidige vorm. De klokvormige bedaking van de torens geeft het kasteel een sierlijk uiterlijk. Ook het kasteel Maurik bij Vught, gebouwd in de jaren 1504-1509, heeft een verdedigbaar uiterlijk maar is evenmin als burcht in de middeleeuwse zin bedoeld. De muren waren niet bestand tegen de zestiende-eeuwse donderbussen. Ook hier aandacht voor versieringselementen, zoals de arkeltorentjes, kenmerkend voor dergelijke versterkte huizen, die toch nog als kastelen worden betiteld. Uit later eeuwen dateren landhuizen in velerlei stijlen, die het karakter van middeleeuwse burcht tenslotte geheel verloren, zoals de vele mooie landhuizen langs de Vecht.
Bezoek hier aan de Vecht ook eens het kasteel Zuilen, in 1752 ingrijpend verbouwd en bekend geworden door de schrijfster Belle van Zuylen. Het kasteel heeft bijzonder mooie gobelins en een rococo-interieur, dat een indruk geeft van een achttiende-eeuwse kasteelinrichting.
| |
| |
Adellijke huizen worden in sommige provincies met speciale namen aangeduid. In Groningen worden de kastelen vaak ‘borg’ genoemd, in Friesland ‘stins’ of ‘state’. In de oostelijke provincies is ook de term ‘havezate’ vaak in gebruik. Een havezate is een ridderlijk goed of landhuis, waaraan publieke rechten waren verbonden. Zo moesten de gemachtigden van de ridderschap in de Staten van Drente bezitter zijn van één der 18 havezaten in dit gebied.
Specifiek Utrechts zijn de ‘ridderhofsteden’, versterkte hofsteden van ridders, die anders dan de huizen van de ‘dorpers’ uit steen waren opgetrokken (steenhuis, stins en de uitgang ‘stein’ in de namen van vele ridderhofsteden herinneren hieraan). De bezitters van deze ridderhofsteden bezaten veelal privileges in de vorm van vrijdom van bepaalde belastingen. Ook hadden zij als leden van de Staten van Utrecht een bestuurlijke functie. De bezitter van een ridderhofstad mocht de titel ‘Heer’ voeren. In de 16de eeuw telde Utrecht 63 erkende ridderhofsteden, waaronder Doorn, Nijenrode, Zuilen, Gunterstein, Moersbergen en Drakestein.
Mijn keuze uit de vele Nederlandse kastelen is volkomen willekeurig, maar ik zou niet graag Amerongen onvermeld laten. Amerongen werd evenals zovele andere kastelen gebouwd op initiatief van graaf Floris V. Gelegen aan de grens van Het Sticht (Utrecht) was dit kasteel van grote strategische betekenis voor de Hollandse graaf. In 1673 werd het slot door de Fransen in brand gestoken. Na hun vertrek begon men onmiddellijk aan de herbouw en het nieuwe kasteel kreeg zijn huidige vorm. Opmerkelijk zijn de twee boven elkaar gelegen stenen bruggen, die toegang geven tot het fraai ingerichte kasteel. Amerongen ging in 1977 van de erven van Aldenburg Bentinck over in het bezit van de Stichting Utrechtse Kastelen. Het is nu opengesteld voor het publiek en een bezoek zeker waard. Ik memoreer slechts de gobelins, de talloze portretten van Oranjevorsten en de familie Bentinck, het Chinese porselein, de in de oorspronkelijke staat bewaarde eetkamer, gobelinkamer, slaapkamer en... het bureau waaraan Keizer Wilhelm II, die van 1918-1920 op Amerongen verbleef, zijn abdicatie tekende.
| |
Het versterkte huis in Gelre
Interessant is een vergelijking met het Gelderse kasteel Middachten (in De Steeg). Evenals Amerongen werd het in 1672 door Franse troepen verwoest. In de jaren 1694-1697 werd het herbouwd door Godard van Reede, zoon van de bouwer van Amerongen. Hij behoorde tot de intieme vrienden van stadhouder-koning Willem III, maakte de tocht naar Engeland in 1688 mee en kreeg als blijk van verdienste de titel graaf van Athlone. Het verschil met kasteel Amerongen is, dat het iets minder zwaar is gebouwd. Middachten neemt in onze architectuurgeschiedenis een belangrijke plaats in. Architect Steven Vennecool schiep een imposant kasteel in een persoonlijke Lodewijk XIV-stijl. De tuin werd in Le Notre-stijl aangelegd.
De thans in restauratie zijnde Cannenburch aan de oostrand van de Veluwe is in meer dan één opzicht een interessant historisch bouwwerk. Maarten van Rossum, de bekende veldheer in dienst van de hertog van Gelre, verwierf het huis in 1543 en liet het middeleeuwse slot verbouwen tot een renaissancekasteel. Opmerkelijk is de plattegrond van de Cannenburch: een rechthoekig blok met vier uitstekende, rechthoekige hoektorens. In een bijdrage in het tienjaarlijks verslag van de Stichting ‘Vrienden der
Interieur Kasteel Twickel (Delden)
| |
| |
Geldersche Kasteelen’ 1948-1958 wijst ir. G.G.L.M. Cremers op de verwantschap van deze architectuur met die van de vele waterburchten in Westfalen. Deze verwantschap is niet toevallig. De Nederlanden vormden omstreeks het midden van de zestiende eeuw nog geen culturele eenheid. Eerst in deze eeuw werd Gelre onderworpen aan het centrale gezag van Karel V. Voordien bestonden er nauwe relaties tussen Gelre en Westfalen en niet verwonderlijk is dat de Cannenburch een vorm kreeg, die sterke verwantschap vertoont met die van de Westfaalse waterburchten.
Gelukkig is de fraaie Cannenburch voor het nageslacht bewaard gebleven evenals vele andere Gelderse kastelen. In Gelderland had de adel veel meer invloed dan in het ‘burgerlijke’ Holland, waar de rijke kooplieden een landhuis aan de Vecht comfortabeler vonden dan een middeleeuwse slot. Vele kastelen in het westen van Nederland zijn in de loop der eeuwen afgebroken of onherkenbaar veranderd. Mevrouw Bosboom-Toussaint schreef dan ook in 1882: ‘Helaas! als het nog twijfelachtig kan zijn of de koningen uit den tijd raken, het is maar al te zeker, dat de oude burchten en sloten in ons Nederland verdwijnen’ (in ‘Het kasteel Westhoven in Zeeland’).
| |
De Stichtse Lustwarande
Gewezen werd reeds op de voorkeur van de rijke Hollandse kooplieden voor een landhuis aan de Vecht boven een ‘adellijk huis’. Deze landhuizen in
Muiderslot, veertiende eeuw.
‘Het Sticht’ zijn de stille getuigen van een keerpunt in de geschiedenis van ons land. Ook hier verrezen eens imposante, weerbare burchten. Hieraan herinneren nog het Muiderslot, Nederhorst, Nijenrode, Oudaen en Zuilen. Na de tachtigjarige oorlog en de opkomst van de Republiek der Zeven Provinciën vormde zich een klasse van stedelijke patriciërs, rijk geworden door de handel op Oost-Indië, die in de bekoorlijke Vechtstreek vele landhuizen lieten bouwen. Zij namen de plaats in van de hogere en lagere adel, die voor een belangrijk deel was verdwenen. De inkomsten van de adel uit grootgrondbezit en krijgsdienst waren gering in vergelijking met die van de Amsterdamse kooplieden en velen zagen zich genoodzaakt het voorvaderlijk goed te verkopen. Oudaen was het eerste huis, dat uit handen van een edelman overging aan een gewoon burger. Gunterstein kreeg in 1611 na de dood van de adellijke bewoner een nieuwe eigenaar uit de regentenstand: Johan van Oldenbarneveldt.
In zijn ‘Schoonheid aan de Vecht’ (1944) merkt dr. R. van Luttervelt terecht op, dat de huizen aan de Vecht op treffende wijze de algemene ‘verburgerlijking’ van de Hollandse cultuur in de 17de eeuw illustreren: ‘Dit was voornamelijk een gevolg van de republikeinse regeringsvorm van ons land. De consequenties van deze ontwikkeling voor de Nederlandse cultuur en kunst kunnen niet hoog genoeg geschat worden. De dragers van de cultuur waren in de eerste plaats de regenten...’
| |
Herstel en behoud
Te weinig nog is bekend, dat ons land niet minder dan 450 kastelen en landhuizen telt alsmede een aantal ruïnes van historisch belang, waaronder Stein, Batenburg en Teylingen (de laatste verblijfplaats van Jacoba van Beieren). Helaas heeft de oorlog een zware tol geëist van dit architectonisch vaak zo imposante cultuurbezit. Sommige kastelen en landhuizen kregen een dusdanige oorlogsschade, dat herstel niet meer mogelijk was (bv. Kessel en Geisteren in Limburg, Zuylenstein bij Amerongen). Andere vaak bijzonder waardevolle kastelen werden grotendeels verwoest, maar konden dank zij de gezamenlijke inspanning van particuliere organisaties en overheid (zowel gemeentelijke, provinciale als rijksoverheid) worden gerestaureerd, waarbij opgemerkt moet worden dat deze restauraties soms vele jaren deskundige en zorgvuldige arbeid vereisten (bv. de Doorwerth en Doornenburg). Een aantal kastelen wacht nog op restauratie, zoals het geheel verwoeste Nederhemert.
Na de oorlog is men zich in Nederland meer en meer
| |
| |
bewust geworden van de noodzaak dit nationale cultuurbezit voor de ondergang te behoeden. Belangrijk hierbij is het feit, dat de meeste bezitters van kastelen en buitenplaatsen niet langer in staat zijn de financiële lasten, die het onderhoud en eventueel de restauratie van deze historische monumenten met hun vaak grote tuinen met zich brengen, te financieren. In de loop der jaren kwamen, veelal uit particulier initiatief, een aantal stichtingen tot stand, die instandhouding en restauratie van kastelen en landhuizen beoogden. Het betreft hier allereerst de reeds in 1940 opgerichte Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen (gevestigd kasteel Zijpendaal, Zijpendaalseweg 44, Arnhem), de Groninger Borgen Stichting (Martinikerkhof 12, Groningen), de Stichting Limburgse kastelen (Begijnengang 17, Venlo), de Stichting Utrechtse Kastelen (Maliesingel 5, Utrecht) en de Overijsselse Kastelenstichting (Aan de Stadsmuur 79, Zwolle).
Een overkoepelend lichaam is de Nederlandse Kastelenstichting (Van Ostadelaan 23, Muidenberg), die in 1945 is opgericht op initiatief van de Ministers van Financiën en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Zij heeft ten doel het in stand houden van kastelen en historische landhuizen te bevorderen, waarvan het behoud van algemeen belang geacht kan worden uit een oogpunt van monumentenzorg, natuurbescherming en landschapsschoon. Voor haar begunstigers worden door de Nederlandse Kastelenstichting jaarlijks excursies georganiseerd, waartoe vaak huizen worden opengesteld, die gewoonlijk niet voor het publiek toegankelijk zijn. Elk jaar ook houdt de Nederlandse Kastelen Stichting een ‘Kastelendag’, bij voorkeur in een kasteel, waar deskundigen lezingen houden. Door haar toedoen wordt aan de Rijksuniversiteit te Utrecht ook ‘Kastelenkunde’ gedoceerd. Volledigheidshalve vermeld ik nog, dat ook het Internationale Kastelen Instituut (IBI) in Nederland zijn zetel heeft, nl. in het Gelderse kasteel Rosendael, eens de residentie van de hertogen van Gelre en bekend om zijn ‘bedriegertjes’, cascaden en schelpengrot.
Wie in zijn vakantie of weekends ook eens kastelen en landhuizen in zijn uitstapjes betrekt, zal steeds meer bemerken welk een bekoring er uitgaat van onze Nederlandse kastelen, die door hun ligging in het rivierengebied of in bosrijke streken aan het landschap vaak een geheel eigen cachet geven.
Over verschillende van deze historische adelshuizen vindt men bijzonderheden in de jaarverslagen van de genoemde stichtingen. In het jaarverslag van de Nederlandse Kastelenstichting zijn verslagen van lezingen over Nederlandse adellijke huizen opgenomen. In het jaarboekje van 1976 werden artikelen opgenomen over Friese kastelen, de stinzen van Franeker, de buitenplaatsen en hun tuinen aan de Vecht en opgravingen en onderzoekingen. In het jaarboekje 1977 vindt men bijdragen over het imposante kasteel Ammersoyen, de ontwikkeling van de ridderschap, het kasteel als archiefstuk en beschouwingen over Moermond, Haamstede, Rhoon en Teylingen.
De Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen gaf een bijzonder fraai uitgevoerd boek uit over de activiteiten in de periode 1965 tot 1975. Het bevat niet alleen uitvoerige bijzonderheden over verschillende Gelderse kastelen en buitenplaatsen, maar ook een artikel over de Brantsen van de Zyp-Stichting tot bewaring van Gelderse familieportretten.
| |
Waarom restauratie?
Velen zullen zich misschien afvragen of het restaureren van burchten, kastelen en landhuizen, waarmee vele miljoenen zijn gemoeid, wel geheel gerechtvaardigd is in een in economisch opzicht moeilijke tijd. Ik meen van wel. Het betreft hier onvervangbaar nationaal cultuurbezit. Maar ook economisch gezien, n.l. uit het oogpunt van bevordering van het (buitenlands) toerisme, vormen onze kastelen nog altijd een belangrijke trekpleister, zeker in een tijd waarin de belangstelling voor de geschiedenis van Europa en zijn cultuurbezit groeiende is. Wel zouden m.i. de toeristische organisaties ons kastelenbezit nog meer in hun activiteiten moeten betrekken.
Vele van onze kastelen vervullen een culturele functie door muziekuitvoeringen en culturele bijeenkomsten, door de aanwezigheid van een museum enz.
Kasteel Twickel (Delden), zestiende en zeventiende eeuw.
| |
| |
| |
| |
Namen als Duivenvoorde (bij Voorschoten), Hoensbroek, het Muiderslot, Loevestein, het onlangs voor het publiek geopende Amerongen kunnen in dit verband worden genoemd (lees over Hoensbroek J.W.F. Werumeus Buning: ‘Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet’). De Wijenburg bij Echteld herbergt een ikonenmuseum, in Doorwerth is een jachtmuseum en een airborne-museum, Duivenvoorde (Voorschoten), Beeckestein (Velsen) en Zuilen hebben mooie stijlkamers, Hofwijck (Voorburg) zijn Huygensmuseum, het Muiderslot herinneringen aan Hooft en de Muiderkring, kasteel Het Nijenhuis (Wijhe) oude, moderne en niet-Europese kunst. Vermelding verdienen ook nog Heringa-State (Popta-slot) in Marssum (Fr.), een fraai woonhuis uit de 17de eeuw en als zodanig ingericht, kasteel Nienoord te Leek (Gr.) met zijn Rijtuigenmuseum, Borg Verhildersum bij Leens (Gr.) met stijlkamers en exposities, kasteel Rosendael met het kastelenmuseum, de Menkemaborg, het kasteeltje van Maarten van Rossum, midden in Zaltbommel, eveneens met een interessant museum en het in het begin van deze eeuw op oude grondvesten opgetrokken kasteel Sypestein te Nieuw Loosdrecht o.m. met klokken en Loosdrechts porselein.
Ik moest mij hier beperken tot enkele opmerkingen over de betekenis van de Nederlandse kastelen en landhuizen. Naar ik hoop zal mijn artikel voor een aantal lezers aanleiding zijn zich meer te verdiepen in de bijzonder boeiende geschiedenis van onze Nederlandse burchten en landhuizen, stinzen en havezaten. Voor hen volgt hieronder tenslotte een lijstje van een aantal publikaties, die van belang kunnen zijn. In de eerste plaats vermeld ik hier de monografieën die door de Nederlandse Kastelen Stichting in samenwerking met de ook op dit gebied actieve ANWB over Nederlandse kastelen uitgegeven worden, o.m. over Zuilen, Het Nijenhuis, Hoensbroek, Heeze, Dussen, Wychen, Rosendael, Medemblik, De Haar, Duivenvoorde en Hofwijck.
Tot slot nog een lijstje van een aantal lezenswaardige publikaties:
Bardet, J.D.M. Kastelenboek provincie Utrecht. Bussum, 1975. |
Bijhouwer, J.T.P. Nederlandse tuinen en buitenplaatsen. Derde druk. Amsterdam, 1946. |
Gids voor de Nederlandse kastelen en buitenplaatsen, Amsterdam, 1966. |
Gulick, F.W. van. Nederlandse kastelen en landhuizen, 's-Gravenhage, 1960. |
Haasse, Hella S. Het versterkte huis. Amsterdam, 1952. |
Kastelen in Nederland. 11e druk, Den Haag (ANWB), 1973. |
Kuile, E.H. ter. Kastelen en adellijke huizen. Amsterdam, 1955. |
Kunstreisboek voor Nederland. Zevende druk. Amsterdam, 1977. |
Lennep, J. en W.J. Hofdijk. Merkwaardige kastelen in Nederland. Leiden, 1883-84, 3 din. |
Luttervelt, R. van. De buitenplaatsen aan de Vecht. 2de druk. Lochem, 1970. |
Moes, E.W. en K. Sluyterman. Nederlandsche kastelen en hun historie. Amsterdam, 1912, 3 dln. |
Nispen tot Sevenaer, E.O.M. van. Nederlandse kastelen, Amsterdam, 1942. |
Reyen, P.E. van. Middeleeuwse kastelen in Nederland. Derde druk, Haarlem, 1976. |
Schellart, A.I.J.M. en Th. de Vries. Kastelen vertellen hun verhalen. Amsterdam, 1965. |
Schellart, A.I.J.M. en Th. de Vries. Burchten en kastelen. Den Haag, 1963. |
Winter, J.M. de. Ridderschap, ideaal en werkelijkheid. 2de druk. Bussum, 1976. |
Wolf-Catz, H. Kastelen, hun personages, hun schatten. Zeist, 1965. |
Wolf-Catz, H. Kleine geschiedenis van grote kastelen. Alphen a/d Rijn, 1978. |
P. KRUG
|
|