Een cultuurbeurs van betekenis
Honderd en tien Nederlandse en Vlaamse toneel-, opera-, concert-, kamermuziek- en andere gezelschappen waren op 22 februari 1978 aanwezig in het Turfschip in Breda.
Stipt om 10 uur werden de deuren geopend voor de vierde ‘Spektakelbeurs voor de Nederlanden’, een initiatief van de Culturele Raden van Limburg, en Noord-Brabant, de gemeente Breda en de Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen.
Deze Spektakelbeurs is mettertijd een unieke ontmoetingsplaats van de meest uiteenlopende gezelschappen enerzijds (de z.g. producenten) en anderzijds van vertegenwoordigers van instellingen, organisatoren, scholen, personeelsverenigingen en anderen die geïnteresseerd zijn in het aanbod en de mogelijke afname van de gepresenteerde produkties (de consumenten).
Deze vierde beurs heeft reeds een verleden. De heer E. Cassiers, bestendig gedeputeerde van de provincie Antwerpen, sprekend namens de Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen, schetste dit tijdens de opening als volgt: ‘Wanneer wij beweren dat de idee ‘Spektakelbeurs voor de Nederlanden’ in de Duitse stad Kleef is gegroeid, zijn wij er niet ver naast. De op internationaal vlak zeer actieve Culturele Raad van Limburg organiseerde immers in het begin van de jaren zeventig de Duits-Nederlandse beurs. Naar aanleiding van een gesprek met de Kultuurraad voor Vlaanderen werd het voorstel ten berde gebracht om dit initiatief ook in Nederlands-Vlaams verband te organiseren.
Een bescheiden stap daartoe werd gezet in april 1974, toen in Antwerpen een eerste theaterbeurs werd georganiseerd. Op deze beurs presenteerden veertig Nederlandse gezelschappen hun produkties aan Vlaamse consumenten. Deze Theaterbeurs kende een onverhoopt succes en spoedig werd besloten om dit initiatief uit te breiden tot één Spektakelbeurs voor de hele Nederlanden. Van in den beginne kon gerekend worden op de zeer enthousiaste medewerking van het gemeentebestuur van Breda, waar de eerste Spektakelbeurs een thuishaven vond. Reeds in december 1974 werd deze georganiseerd, toen nog in het Cultureel Centrum ‘De Beyerd’. Er stelde zich echter een groot probleem m.n. dat aan de zeventig aanwezige producenten met moeite een zéér beperkte ruimte kon gegeven worden. Deze vaststelling én de belangstelling van de zijde van de consumenten waren voor de initiatiefnemers voldoende redenen om de tweede Spektakelbeurs in het Turfschip te organiseren’.
De vierde Spektakelbeurs was in menig opzicht ‘anders’ en betekende in vergelijking met de vorige, een doorbraak. Méér producenten (+ 30% in vergelijking met de derde beurs), méér consumenten (bijna een verdubbeling) en een aantal nieuwigheden. Wat betreft dit laatste noemen wij de keurige programmabrochure, het fraaie beursmateriaal dat ter beschikking van de producenten stond en het elkaar opvolgende korte optreden van een twintigtal gezelschappen. Dit optreden werd volledig geïnteresseerde in het totale beursgebeuren, wat aanzienlijk bijdroeg tot het creëren van een speelse en vrolijke marktsituatie.
De opening van de beurs was toevertrouwd aan een zeer creatieve wethouder van cultuur van Breda, m.n. de heer R.G.P. Sandberg. Het werd een dialoog tussen de wethouder en een pop die met een aantal kritische vragen de heer Sandberg op de ‘openingsrooster’ legde. Een mooi voorbeeld hoe een officiële opening ook eens anders kan zijn.
De heer E. Cassiers plaatste het gebeuren binnen een Europees perspectief: ‘Het ligt immers voor de hand dat Europa niet alleen gemaakt wordt in Straatsburg of Brussel. Van grote betekenis is het concreet en doelgericht samenwerken van buurlanden en van personen en groepen binnen de grote en kleine Europese cultuurgebieden.
Deze grensoverschrijdende functionele samenwerking - waarvan de Spektakelbeurs een mooi voorbeeld is - brengt meer aarde aan de Europese dijk dan vele verbale of schriftelijke verklaringen’. Van groot belang was de volgende vaststelling: ‘De vorming van een Europese identiteit mag echter niet leiden tot een vervreemding van de mens van de eigen cultuur.
Dit zou niet alleen cultureel, maar ook sociaal-, economisch en politiek ernstige gevolgen kunnen hebben. Om deze reden is het van groot belang dat zowel de overheden als de particuliere organisaties in Nederland en Vlaanderen aandacht hebben voor het vormen en het uitbouwen van de eigen Nederlandse cultuuridentiteit’. Sprekend over de Noord-Zuid relatie: ‘Dit alles verheugt mij omdat aldus (met de Spektakelbeurs) bewezen wordt dat de Noord-Zuid samenwerking niet alleen een idealistische aangelegenheid is, maar eveneens steunt op zeer reële en concrete culturele belangen.
Vlaanderen kijkt met belangstelling naar het culturele gebeuren in Nederland. Herhaaldelijk hoor ik Nederlanders verklaren dat een confrontatie met het culturele leven in Vlaanderen hen heeft geboeid en verrijkt. Deze openheid naar elkaar toe moeten alle verantwoordelijken in het culturele leven blijvend stimuleren en mogelijk maken’.
Tot zover enkele citaten uit een met aandacht beluisterde openingstoespraak. Het was een hart onder de riem van de velen die onverpoosd voor de Noord-Zuid samenwerking ijveren.
Na afloop van de beurs ging, dit is onze indruk, iedereen - producenten én consumenten - tevreden naar huis. Sommigen zelfs in de nachtelijke uurtjes. Wat wil je, maag en lever mogen ook aan hun trekken komen en Breda heeft heel wat culinairs te bieden.
De initiatiefnemers hebben o.i. thans meer dan ooit, de plicht om hard te werken aan de vijfde (lustrum)beurs.
(Opmerking: voor inlichtingen over de beurs kan men terecht bij de heer J. Benneker, Diepenbrockstraat 9, Oostburg (N.B.) (Nederland) - tel. 1620/262.35 of bij de Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen, Jan van Rijswijcklaan 28, 2000 Antwerpen - tel. 031/37.61.70).