Haven-enclave bestaat vierhonderd jaar
In Antwerpse polderdorpje Lillo-Fort wappert nog steeds het oranje-blanje-bleu aan de mast
Lillo-Fort, de kleine Polderenclave in de Antwerpse haven bestaat dit jaar 400 jaar. De oninneembare vesting die de majestueuze Scheldestroom beheerst was ooit het laatste militaire bolwerk van de groot-Nederlandse gedachte in België. Het werd slechts in 1839 definitief aan de nieuwe machthebbers overgedragen. Een en ander was voor de lokale dorpsgemeenschap de aanleiding om grootse feestelijkheden op het getouw te zetten. In het kleine dorpje - onder de rokende fabrieksschoorstenen van de plaatselijke industrie - wonen nog zo'n vijftigtal inwoners bijeen. Ze geloven er nog in de eeuwenoude banden met de geschiedenis die overal hun leefsfeer getekend heeft. Ieder jaar met de kermis wappert er nog het oranje-blanje-bleu over het kleine marktpleintje.
De onafhankelijkheidsoorlog van de Noordelijke Nederlanden zat reeds in een ultieme beslissende fase toen de Staatsen het plan opvatten om ten noorden van de rumoerige havenstad Antwerpen enkele stevige fortifikaties uit te bouwen om te beletten dat de oprukkende Spanjaarden zich zouden vastbijten op de twee Schelde-oevers. We tekenden toen 1578 op - de troepen van de 17 Provinciën hadden nabij Gembloers net een beslissende militaire nederlaag opgelopen en in het Spaanse kamp maakte men zich duidelijk klaar om de zegevierende herovering van de Zuidelijke Nederlanden te bekronen met de bestorming van Antwerpen. Centraal hierbij stond dat de bezetting van Antwerpen meteen de verbinding met Holland-Zeeland zou verbreken, voor het opstandige Noorden een slagader die later inderdaad van vitaal belang bleek.
Ook het Antwerpse stadsbestuur besefte de ernst van de toestand. Van de oprukkende Spaanse legers had men inderdaad niet veel goeds te verwachten. Bovendien leefde de havenstad haast integraal van de vrije wereldhandel. Men kon met zekerheid vooropzetten dat het dreigend oorlogsgeweld de kansen voor een vrije ekonomische ontwikkeling brutaal zou blokkeren. Eenmaal Antwerpen in Spaanse handen zou het opstandige Noorden de Scheldestroom kunnen afsluiten en de toen nog bloeiende wereldhandel langzaam doen verstikken.
De toenmalige burgemeester van Antwerpen, Marnix van Sint Aldegonde, nam dan ook kontakt op met stadhouder Willem de Zwijger, Prins van Oranje en graaf van Nassau die trouwens een persoonlijke vriend van hem was. Plannen werden uitgewerkt om de verdediging van Antwerpen en omgeving beter te organiseren - om een fortengordel op te richten waarop het Spaanse offensief zou doodlopen. Het Antwerpse stadsbestuur ging volledig akkoord met de plannen die de militaire strategen uit het Noorden voorlegden. Men had namelijk de Scheldebocht tussen Liefkenshoek en Lillo uitgekozen om er een stevige wal op te werpen. In de klausules van de overeenkomst werd bepaald dat het Antwerpse stadsbestuur medezeggingschap zou krijgen omtrent het bevel over de gelegerde troepen.
Dat de prins van Oranje heel veel belang hechtte aan de werken ligt wel in het feit dat hij ze tweemaal persoonlijk kwam inspekteren. In juli 1580 komt hij naar Lillo om de vorderingen op de bouwwerf te bekijken. Hij was toen vergezeld van de befaamde Hugenotenleider Hendrik van Condé. In 1582 komt de prins nogmaals naar Lillo. Ditmaal was hij begeleid door de hertog van Anjou.
Alhoewel de eerste fortifikaties in 1580 volgens planning reeds voltooid waren bleef men het geheel nog verschillende jaren verstevigen. In elk geval werden in 1580 de eerste soldeniers in Lillo-Fort gekazerneerd. Van in de eerste dagen lagen er zo'n tweehonderd man. Volgens geschriften uit die tijd wordt het fort van Lillo beschreven als ‘een grote toren,
De forten van Lillo en Liefkenshoek in de 17e eeuw.