zorgd voor een nieuw samengroeien over de politieke grenzen heen.
Het economische enigingsproces door de Benelux voorbeeldig ingezet wordt nu overschaduwd door de europese gemeenschapsvorming.
Onze taaleenheid hebben wij ternauwemood kunnen redden uit twee en een halve eeuw scheiding en vervreemding.
Het is de onvergelijkelijke verdienste geweest van Jan Frans Willems, zowat honderdveertig jaar geleden, het overduidelijke bewijs geleverd te hebben dat de taal van Vlaanderen geen andere kon zijn, en geen andere was dan de taal van Nederland.
Deze verstandelijke en wetenschappelijke bewijsvoering is helaas nog onvoldoende tot het merg en het been in al de geledingen van onze taalgemeenschap doorgedrongen. Nog steeds moet men met de ‘man in the street’ argumenteren dat er geen hollandse taal naast een vlaamse taal bestaat maar dat wij één taal gemeen hebben en dat het kltnkendste bewijs daarvan is - ondanks dialectale afwijkingen in Noord en Zuid - dat er maar één woordenboek bestaat: het woordenboek van de Nederlandse taal.
Dit volledige - primaire - besef van onze taaleenheid overal te doen doordringen, rechtvaardigt reeds fundamenteel datgene waarvoor het ANV instaat.
Ondanks aanhoudend onbegrip zijn er toch verheugende tekenen van de voortschrijdende ‘integratie’ tussen Noord en Zuid en dat blijkt o.m. uit de bloei van de uitgeverij in onze taal. Om maar één voorbeeld te noemen: de laatste bundel verhalen van Marnix Gijsen ‘Overkomst dringend gewenst’ is op 300.000 exemplaren gedrukt.
De tijd voor een verdere bouw aan onze culturele eenheid is andermaal gunstig. Na de eerste aanloop tot Vlaamse autonomie door de Belgische grondwetsherziening van 1971 mogelijk gemaakt, staan wij nu aan de vooravond van een voortschrijdende federalisering in België waardoor Vlaanderen meer dan vroeger voor zichzelf beslissingen zal kunnen nemen en waarbij een cultureel samengaan van Nederland en Nederlandssprekend België ‘institutioneel’ mogelijk wordt.
Voor het grote publiek zal de werkelijkheid van wat wij wederzijds voor elkander betekenen weldra blijken uit een bijzondere gebeurtenis: de rechtstreekse verkiezingen voor het europese parlement in 1979. Gelijkgerichte politieke bewegingen in Noord en Zuid zullen gretig voor de massa-media op hun beste tenoren beroep doen, voor hun gemeenschappelijk nederlandstalig kiezerskorps.
In verband daarmee, zal de plaats die onze taalgroep in Europa inneemt, ook sterker naar voor treden, omdat Europa meertalig is en omdat in dit Europa, zoals voorzitter Piryns het terecht betoogd heeft, het algemeen besef zal doordringen dat ‘wederzijdse eerbied en belangstelling voor elkanders taal en cultuur’ onontbeerbeerlijk is.
Die eerbied en die belangstelling zullen wij tegenover de volkrijkere Duitse, Engelse en Franse taalgroepen die ons omringen beter kunnen waarmaken als wij met onze 20 miljoen Nederlandssprekenden werkelijk als één gesloten eenheid optreden.
In dit perspektief is nu een grondige aanpak van de bevordering van onze integratie de onmiddellijke opdracht van het ANV.
De vervulling van die opdracht gaat hoofdzakellijk in twee richtingen:
1. | de uitwerking van het ontwerp-taalunieverdrag en de instelling van deze taalunie - met tot bevordering daarvan - de oprichting van een Voorlopige Raad. |
| |
2. | De voorbereiding van een Algemeen Nederlands Congres, waarbij de klemtoon ligt op een veelzijdige voorbereiding, met de medewerking van talrijke sectoren van het maatschappelijk leven - zodanig dat na een paar jaar uit die voorbereiding een stroming en richtlijnen voortvloeien. De plechtige bijeenroeping van het Algemeen Nederlands Congres moet een bekroning en bevestiging worden van wat tijdens de voorbereiding is overeengekomen en de Congreszitting zelve moet de spoorslag geven tot een geestdriftige verwezenlijking van de vooraf afgesproken doelstellingen.
Onze werking zal daadwerkelijk bijdragen niet alleen tot culturele integratie van onze taalgroepen tot bewuste beleving van onze eenheid maar ook - door de versterking die van onze eenheid zal uitgaan - een versteviging van onze aanwezigheid in Europa en te Brussel, de hoofdstad van Europa betekenen, en daarbij een steun zijn voor de wederopleving van onze cultuur in Frans-Vlaanderen. |