| |
| |
| |
[Nummer 2]
Het Algemeen-Nederlands Verbond in 1977
Sedert het memorandum van 1975 over de toekomst van het ANV heeft het Verbond zich met de nieuwe koers sterker gemaakt als de organisatie van particuliere aard, die in het bijzonder naar de integratie van Nederland en Vlaanderen streeft.
Daarvoor kan worden verwezen naar:
- | de uitgave van het ANV-rapport ‘Een nieuwe aanpak’, waarin gepleit werd voor de versnelling van de integratie van Noord en Zuid; het rapport trok zowel de aandacht van de overheden als van de organisaties ter zake; |
- | de ‘beraden’ van april 1975 in Breda en van januari 1977 in Bergen op Zoom, over resp. ‘De nieuwe aanpak’ en het advies inzake het sluiten van een verdrag inzake de oprichting van een Nederlandse Taalunie; een werkgroep ad hoc - samengesteld op aanwijzing van de ministers van onderwijs en cultuur van Nederland en België - waarin ook hoofdbestuursleden van het ANV op verzoek van de bewindslieden werden opgenomen, bracht het genoemd advies uit; |
- | de regelmatige contacten met de overheden in beide landen (ministers, presidium Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, Vaste Commissies Staten-Generaal in Nederland); |
- | de publicaties in ‘Neerlandia’ over onderwerpen inzake de integratie, over het internationaal cultureel beleid, over de Europese verkiezingen e.a.; |
- | de oprichting van de werkgroepen. |
Het ANV beoogt de Nederlandse cultuurgemeenschap in alle verschillende vormen en uitingen te handhaven, te versterken en uit te breiden. In het bijzonder ziet het Verbond het als een taak het beleid van de overheden op het terrein van de integratie van Noord en Zuid te volgen. Binnen de doelstellingen en het beleid past ook het plan een Algemeen Nederlands Congres te organiseren.
Het streven naar Europese eenwording staat eveneens in het vaandel van het ANV geschreven. De eenheid van Europa veronderstelt evenwel, zoals dr. Piryns, voorzitter Vlaanderen van het ANV, tijdens de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijzen zeide, het betonen van ‘wederzijdse eerbied en belangstelling voor elkanders taal, cultuur en volkskarakter waardoor mensen en volkeren samen worden gebracht en de grenzen van onbegrip en wantrouwen worden doorbroken’.
In 1979 worden de Europese verkiezingen gehouden, die de belangstelling voor de Europese samenwerking een stoot in de goede richting zullen geven. Het inzicht wint veld, dat de oude vormen, waarin de verdragen tussen de verschillende landen tot stand komen voor de samenwerking onvoldoende zijn. Bestrijding van de inflatie en van het spook van de werkloosheid, het zoeken naar een uitkomst voor de energieproblemen en andere economische vraagstukken, vragen samenwerking.
Wil de eenwording van Europa werkelijkheid worden, dan is samenwerking ook in de regio's aan weerszijden van dezelfde staatsgrens geboden, zoals op het terrein van sociale zorg, gezondheidsdiensten, verkeer, culturele activiteiten e.d.
Kortom, de Europese samenwerking vergt de integratie van Noord en Zuid. Wat met elkander kan worden ondernomen, dient gedaan te worden. In het bijzonder waar de ene Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap in het geding is. Tevens is het ANV van oordeel dat sedert de culturele autonomie in België in 1971 in de grondwet ligt verankerd, de mogelijkheden voorhanden zijn voor een stuk concrete politiek.
Het ANV is nog altijd van opvatting dat het in 1946 gesloten Cultureel Verdrag tussen Nederland en België als instrument onvoldoende hanteerbaar is. In 1962 verscheen de nota ‘De Belgisch-Nederlandse culturele samenwerking in de toekomst’. Niet alles wat in deze nota nodig werd geacht is tot stand gekomen, zoals b.v. de vormgeving voor de culturele integratie op het particuliere vlak. Bij de viering van het 25-jarig bestaan van genoemd verdrag is daarop in een speciaal nummer van ‘Neerlandia’ de aandacht gevestigd. Die viering ligt in het verleden, doch verbeteringen zijn nauwelijks aan te wijzen. Het ANV stelt zich onomwonden achter de verlangens en de eisen van de particuliere organisaties voor een goed functionerend beleidsorgaan. Het ontbreekt nu vaak aan een dynamisch integratiebeleid. De zuidelijke provinciale besturen van Nederland dringen steeds sterker aan op de samenwerking over de staatsgrens. Een positieve ontwikkeling, zoals blijkt uit de mogelijkheden die de provincies Limburg, ten dele ook Zeeland zelf hebben geschapen met concrete aanzetten tot grensoverschrijdende activiteiten. Dit beleid spreekt ook in Noord-Brabant de laatste tijd aan. De Europese gedachte, de samenwerking van de nationaliteiten, de integratie en de uitstraling van de Nederlandse cultuur houden verband met het internationaal cultureel beleid. De nota van de Nederlandse regering in 1970 over dit onderwerp was voor het ANV teleurstellend. Over de samenwerking van Nederland en België, als nuttig en noodzakelijk, werd met geen woord gerept. In de nota 1977 - een uitvoerige beschouwing werd aan het stuk in ‘Neerlandia’ 1977, nr. 3, gewijd - wordt echter gesteld, ‘Dat het wel vanzelf spreekt dat de samenwerking met België - het nabuurland waarin een groot deel van de bevolking tot het Nederlandse taal- en cultuurgebied behoort - een bijzondere plaats inneemt’. Een optimistisch geluid. Maar het
ANV houdt onomwonden vast aan één van de conclusies van het bovengenoemde aprilberaad van 1975 in Breda, namelijk: ‘Op het terrein van het buitenlands cultuurbeleid dient de Nederlandse taalgemeenschap als één geheel te worden gepresenteerd. Daartoe moet een passend instrument worden geschapen. Het Verbond betreurt het uitblijven van een Nederlands Huis in Brussel en van een Huis van de Nederlandse Cultuur in Rijsel. Met instemming heeft het Verbond kennis genomen van het rapport waarin de overheden worden geadviseerd een verdrag voor een Nederlandse Taalunie te sluiten. Verwezenlijking van dit rapport vraagt spoed. Het dagelijks bestuur heeft in zijn contacten geen gelegenheid voorbij laten gaan daarop de vinger te leggen. De ‘Voorlopige Raad’, waarover het advies spreekt, dient derhalve spoedig samengesteld. Immers, een taalunieverdrag kan een stap in de richting zijn van de verwerkelijking van de samenwerking, want het verschaft voor een dergelijk beleid de structuren. Steun aan het werk op de deelterreinen van de culturele integratie (zie ook verder in dit verslag) vraagt de aandacht.
Het ANV zou zijn taak niet kunnen vervullen zonder de werkgroepen, waardoor belangstellenden op bepaalde gebieden met het Verbond in aanraking komen. In de werkgroepen worden studies verricht en contacten gelegd die voor het algemeen beleid van waarde zijn, zoals de contacten met de docenten Nederlands voor het voortgezet onderwijs buiten het eigen taalgebied. De werkgroepen hebben van het ANV een organisatie gemaakt die cultureel dienstbetoon verleent; concretisering van de idealen en doelstellingen. Het is de juiste weg.
| |
| |
| |
Colloquium Nederlandse Taalunie
Op maandag 31 januari van het verslagjaar hield het ANV in Bergen op Zoom een colloquium gewijd aan het eind december 1976 verschenen rapport ‘Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie’. Het ontwerp voor het een ter zake te sluiten verdrag tussen beide landen, was een werkstuk van de commissie ad hoc die was ingesteld door de ministers van onderwijs en cultuur van beide landen (voor België Nederlandstalig). De heren prof. dr. M. de Vroede en dr. A.W. Willemsen hadden, als leden van het hoofdbestuur - daarvoor door de bewindslieden aangezocht - in de werkgroep zitting. Ongeveer zestig deskundigen en belangstellenden op het terrein van de taal en letteren en op dat van de culturele integratie van Noord en Zuid waren in Bergen op Zoom bijeen. De samenkomst stond onder leiding van dr. jur. G.R. Piryns, voorzitter Vlaanderen van het ANV. Hij schetste de voorgeschiedenis en haalde het ANV-rapport ‘Een nieuwe aanpak’, aan, alsmede het beraad in april 1975 in Breda over genoemd rapport. Dr. Willemsen gaf een uitvoerige toelichting op het ontwerp voor een verdrag voor een Nederlandse Taalunie. Na afloop van de inleiding en de gedachtenwisseling stelden de aanwezigen een aantal conclusies vast. De ministers, de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de Vaste Commissies voor onderwijs en cultuur van de Staten-Generaal in Nederland, alsmede de pers werden van de inhoud op de hoogte gesteld. Er werd gepleit de voorgestelde structuur van het ontwerp zo spoedig mogelijk tot stand te brengen. Er werd bijzondere aandacht geschonken aan de aanbeveling van de werkgroep een Voorlopige Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren in het leven te roepen. Voorts maakte men in de conclusies melding van de teleurstelling in de kringen van de organisaties op het gebied van het vormings- en ontwikkelingswerk. Het bezwaar van die zijde was, dat juist aan dat deelterrein in het ontwerp geen aandacht was geschonken.
| |
Nederlands congres
In februari 1977 werd in Antwerpen een bespreking gehouden over de opzet en de inhoud van een Nederlands Congres. De Nederlandse Congressen hebben een grote betekenis gehad, maar geraakten voor de Tweede Wereldoorlog in ongebruik. Na 1945 werden de congressen voortgezet. Maar de formule moet worden aangepast. Als vormgeving van een Nederlands Congres ziet men een bijeenkomst van slechts één dag, met een representatief karakter: het slotstuk in het openbaar van voorgaande besprekingen, studiedagen en publicaties van al de sectoren op het terrein van de integratie op zo ruim mogelijke basis. Geen exclusief ANV-congres, maar een congres van allen en vóór allen, waarop geproclameerd wordt wat nuttig en noodzakelijk is voor de eenheid van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap.
| |
Visser-Neerlandiaprijzen 1976
Op 4 juni werden op feestelijke wijze, traditiegetrouw de Visser-Neerlandiaprijzen 1976 uitgereikt. De keuze viel op het schilderachtige stadje Veere. De laureaten namen de prijzen in ontvangst in de historische Grote Kerk omdat onder meer een culturele prijs aan de Stichting Delta Cultureel was toebedeeld. Tal van genodigden, waaronder autoriteiten uit Noord en Zuid, waren aanwezig. Drs. M.J.A.R. Dittrich, voorzitter Nederland en dr. G.R. Piryns, voorzitter Vlaanderen, reikten de prijzen uit; een gezamenlijk bedrag van f 102.000,- of 1.530.000 Bfr. Dr. Piryns opende de plechtigheid. ‘Met zijn tegenwoordigheid in Veere, na in het verleden de hoogtijdagen elders te hebben gevierd, wenst het Verbond geheel de Lage Landen, als een rijk geschakeerde eenheid, te betrekken in het streven dat op menselijk contact, samenwerking en integratie is gericht’. Uitvoerig wijdde dr. Piryns aandacht aan de geest die mr. Visser veertig jaar geleden bezielde, als de bekommernis om de bedreigde mens en de gevaren die in deze eeuw de menselijke samenleving belagen. Dr. Piryns dankte eveneens burgemeester A. Hack van Veere voor de aan het ANV verleende gastvrijheid. Want op dezelfde dag werd in het beroemde stadhuis, daarvoor door het gemeentebestuur beschikbaar gesteld, de Algemene Vergadering 1977 gehouden.
Behalve aan de Stichting Delta Cultureel werden culturele prijzen toegekend aan de instelling ‘Service d'Animation Culturelle en langues Germaniques’ te Braine-le-Comte, aan het Noord-Zuid Contactcentrum Volksontwikkeling in Den Haag, de Stichting Toernooi der Lage Landen te Mheer (L), de ‘Brusselse Post’ in Brussel, het Comité Amateurtoneel België-Nederland in Moordrecht.
Welzijnsprijzen kwamen toe aan het instituut ‘Vrienden van de Emiliehoeve’ te Den Haag, de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting in Leusden en het ‘Vrouwen Overlegkomitee’ te Antwerpen.
Prijzen voor persoonlijke verdiensten ontvingen: het echtpaar Hekman-Damstra uit Velsen, alsmede de heren J.J. Dondorp te Hilversum, drs. Jozef van Overstraeten te Aalst en G. Spittael te Eeklo.
De eerste en tweede prijs televisiespelen gingen resp. naar de heren Frits Enk in Den Haag en W.J. Jansen eveneens in Den Haag. De overige prijzen waren voor mw. Nel Bakker in Amsterdam, mw. Yvonne Dillen te Lier, de heren Gaston Gheuens te Lier en dr. H.A. Voet in Rotterdam.
| |
Algemene vergadering 1977
Op de eerdergenoemde Algemene Vergadering 1977 werden de jaarstukken behandeld. De vergadering gaf de goedkeuring aan het jaarverslag van de secretaris de heer lic. M. Cantrijn, alsmede aan de financiële jaarstukken van de penningmeester drs. L.A.C.A.M. van Rijckevorsel. Beide heren werd voor hun activiteiten dank gebracht. Dr. Piryns werd opnieuw als voorzitter Vlaanderen gekozen. De heer J.W. Volleberg werd tot tweede secretaris benoemd. De heer Luc Verbeke volgde de heer Leo Vanackere op als lid van het hoofdbestuur. In de vacature drs. J.J.H. Veltmans werd drs. M.J.A.R. Dittrich, burgemeester van Meerlo-Wanssum, benoemd. In zijn installatierede legde de heer Dittrich de nadruk op de betekenis van de doelstellingen van het ANV, die hem boeiden en waarvoor hij gaarne aan de verwezenlijking wilde meewerken. De heer Dittrich achtte het organiseren van een Algemeen Nederlands Congres en het aandringen op een soepele inwerkingtreding van de Nederlandse Taalunie de voornaamste opgaven voor het ANV in de naaste toekomst. Voorts beklemtoonde hij de versterking van het Verbond.
De Algemene Vergadering benoemde tot leden van de Raad van Advies de heren André Demedts te Kortrijk, prof. dr. H. Fayat te Brussel, mr. F.J. Kranenburg te Den Haag, mr. dr. Ch.J.M.A. van Rooy te Eindhoven en Nico Wijnen te Den Haag. De Algemene Vergadering ging akkoord
| |
| |
met het voorstel prof. dr. H. Fayat tot algemeen voorzitter te benoemen, wanneer de laatstgenoemde deze kandidatuur zou aanvaarden. Prof. Fayat aanvaardde 1 januari 1978 deze functie.
De Algemene Vergadering benoemde de heer L.C. Kutsch Lojenga te Amsterdam, vanwege zijn vele verdiensten, tot erelid van het ANV.
| |
Neerlandia
In februari werd een bijeenkomst van vaste en losse medewerkers aan het tijdschrift ‘Neerlandia’ in Antwerpen gehouden. Men wisselde van gedachten over de vormgeving en de inhoud van het tijdschrift, zoals de typografische verzorging, de redactieformule en over het redactiebeleid. Uit reacties van lezers bleek in de loop van het verslagjaar dat de inhoud van ‘Neerlandia’ aanspreekt.
De zes nummers van 1977 bevatten uitgebreide, informatieve artikelen over de onderwerpen ‘Naar het Europa der Burgers’, ‘Rechtstreekse Europese verkiezingen’, ‘Benelux, vanwaar, waarheen?’, het Egmontaccoord, ‘Noord en Zuid: een lange weg’, ‘Het welzijn van Driestromenland’. Voorts werden de vaste rubrieken verzorgd, verslagen opgenomen van het ANV-colloquium in Bergen op Zoom, van de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijzen in Veere, almede van de werkzaamheden van de ANV-werkgroepen. Aandacht kregen de Nederlandse regeringsnota over het internationaal cultureel beleid, het thema ‘Waarheen met de Thuislanden?’ en de Nederlandse spraakkunst. In de samenstelling van de kernredactie, bestaande uit de heren dr. G.R. Piryns, Jan de Graeve, Geert Groothoff en Jan Verdonck, kwam geen wijziging.
| |
ANV-werkgroepen
Werkgroep ‘Ontdek de topjournalist’
De ANV-werkgroep ‘Ontdek de topjournalist’ 1976-1977 mocht zich in de loop van de maanden verheugen in een grotere belangstelling dan in de voorgaande jaren. In totaal werden 322 werkstukken ingezonden en beoordeeld. Daarvan waren 238 afkomstig uit Vlaanderen en 84 uit Nederland. De grotere interesse in Vlaanderen vormde een punt van bespreking in de aprilbijeenkomst van de werkgroep. Men constateerde dat de belangstelling voor het opstel in Nederland afneemt. In Vlaanderen bestaat voor het proza meer aantrekkingskracht dan bij de scholieren in Nederland. Aan het juryrapport kende men grote waarde toe in het belang van de propaganda voor de wedstrijd. Uit de praktijk was komen vast te staan dat hiervoor de massacommunicatiemiddelen belangstelling toonden. De prijzen bestonden ook ditmaal uit bedragen in geld en boeken. Ook voor de wedstrijd 1977-1978 werd een vouwblad uitgegeven. De werkgroep zocht voor de nieuwe wedstrijd ook scholen aan in Friesland. De leeftijdsgroepen ondergingen een uitbreiding met een categorie van jongeren in Nederland en Vlaanderen van 20 tot en met 25 jaar. Als nieuwe juryleden werden de heren Cas Goossens en Joop Reinboud aangezocht. In 1978 krijgt de prijsuitreiking een officieel tintje, onder meer door uitreiking op de redactie van een dagblad, of een omroepinstantie. Inmiddels zijn voor de wedstrijd 1977-1978 in totaal 366 opstellen ontvangen; 247 uit Vlaanderen en 119 uit Nederland.
| |
Werkgroep Taalgebruik
Evenals in de voorgaande jaren bereikte de Werkgroep Taalgebruik, onder de enthousiaste en voortvarende leiding van de heer E. Wieme, tal van resultaten. Tientallen instituten, grote bedrijven, verenigingen, organisaties van allerlei doelstelling en particulieren werden in Vlaanderen aangespoord het Nederlands in hun publicaties en overige activiteiten de gepaste plaats te geven. Bij overheidsinstellingen werd in sommige gevallen aangedrongen op de juiste toepassing van de taalwetgeving. Wanneer het nodig mocht blijken, werd via de werkgroep een klacht bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht ingediend. Het zou een herhaling betekenen van de vele verslagen in ‘Neerlandia’ wanneer van de werkzaamheden, in de vorm van correspondentie, rapporten e.d. een opsomming werd gegeven. Eén ding is zeker: het beleid en de werkkracht van de heer Wieme kunnen niet genoeg worden geprezen. Het laatste blijkt uit de morele steun die de heer Wieme regelmatig van overheidsinstanties en van invloedrijke personen uit het maatschappelijk leven van Vlaanderen dagelijks mag ondervinden. Aandacht verdienen de publicaties van de werkgroep in de pers, zoals in de Gazet van Antwerpen. De heer Wieme heeft geen gelegenheid voorbij laten gaan degenen te prijzen, die, op verantwoordelijke posten, aan het streven van de werkgroep in het bijzonder en aan het ANV op dit stuk van zaken in het algemeen gehoor gaven.
| |
Werkgroep Internationaal Cultureel Contact
In 1977 werden de eerste besprekingen gevoerd voor de oprichting van de Werkgroep Internationaal Cultureel Contact. Men onderzocht de mogelijkheden hoe door middel van een werkgroep de banden aan te knopen met de ‘Nederlandse aanwezigheid’ in de wereld. Als taakomschrijving gold: het streven naar een geïntegreerd beleid inzake de Nederlandse cultuurspreiding; het cultureel dienstbetoon voor emigranten, het zijn van een ‘pressiegroep’ ten opzichte van de Nederlandse en Belgische overheden inzake het internationaal cultuurbeleid; het zorgen voor een informatiedoorstroming van de Nederlanden naar ‘buiten’ en van ‘buiten’ naar de Nederlanden en tussen de Nederlandse en Vlaamse diaspora onderling; het verzamelen van gegevens over de Nederlandse aanwezigheid in de wereld. Voorts het benutten van deze elementen voor de uitbouw van een degelijke rubriek ‘Venster op de wereld’ in ‘Neerlandia’, waarvoor de werkgroep de deelredactie zou waarnemen. Het hoofdbestuur ging akkoord met de instelling van deze werkgroep. Nog in het verslagjaar werd uitvoerig op de doelstellingen en de opzet van de werkgroep nader ingegaan. Als werkveld werden de gebieden genoemd waar zich Nederlandstaligen bevinden en waar resten van de Nederlandse cultuur aanwijsbaar zijn, of daarmee verwant. Bij de opzet werden genoemd de voormalige Nederlandse en Belgische koloniale gebieden, (Zaïre, Suriname en de Antillen), Zuid-Afrika, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Ceylon, Mauritius, Australië, Japan, Korea, Latijns Amerika, de Azoren (Vlaamse Eilanden), de Canarische Eilanden. Samenwerking met zusterorganisaties en overheidsinstanties is daarbij geboden. (N.B. Momenteel is de werkgroep geformeerd).
| |
Werkgroep ‘Leraren Nederlands buiten het eigen taalgebied’
Men besloot destijds de werkgroep docenten Nederlands in West-Duitsland en een werkgroep docenten Nederlands voor het middelbaar onderwijs in Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen
| |
| |
samen te voegen. De eerste werkgroep droeg toen de naam ‘Contacten Nederlandstalig-Duitstalig cultuurgebied’. De samenvoeging bracht de werkgroep ‘Onderwijs Nederlandse taal buiten het eigen taalgebied’ tot stand. In de praktijk werken de werkgroepen afzonderlijk, omdat zij afzonderlijke gebieden bestrijken.
Onder leiding van de voorzitter, drs. A.R.A. Theunissen, vergaderde de werkgroep in april en november in Maastricht met de leraren Nederlands in Duitsland. Daarbij werd vastgesteld dat een onderling contact tussen alle leraren Nederlands, zoals op het studieweekeinde in Bemelen in september 1976, van het grootste belang is. Want er bestaan gelijke problemen en gelijke behoeften. Het voorstel de twee werkgroepen samen te voegen bleek een methode voor een betere werkwijze.
Men stelde vast dat de interesse van de leerlingen op de West-Duitse scholen van voortgezet onderwijs voor het leervak Nederlands toeneemt. De moeilijkheid blijft vooreerst het tekort aan bevoegde docenten. In deze samenkomst deelde de voorzitter mede, naar aanleiding van de nota van de Nederlandse regering over het internationaal cultureel beleid, in een hoorzitting van de Kamercommissie het onderwijs in het Nederlands in Duitsland onder de aandacht te brengen en te pleiten voor meer steun.
De werkgroep richtte zich tot de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek om de aandacht van de hoogleraren Nederlands in Duitsland aan de universiteiten op het tekort aan leerkrachten aan de scholen te wijzen. Van de zijde van het IVN reageerde men positief.
Bij het samenstellen van de boekenpakketten zal meer de nadruk worden gelegd op de aanpassing aan het onderwijs van het type Realschule. In de tweede bijeenkomst (november) deelde de heer Theunissen mede dat door de vereniging ‘Nederland in den Vreemde’ een commentaar was samengesteld op de nota internationaal cultuurbeleid. Aan de hand van de vragen en behoeften werden de boeken over de verschillende scholen verdeeld. De werkgroep beraadt zich in hoeverre de activiteiten uitgebreid kunnen worden tot het Groot Hertogdom Luxemburg.
De feiten wijzen uit dat in Wallonië in de laatste jaren voor het Nederlands een grotere interesse bestaat. Het aantal cursisten Nederlands, zoals prof. J. Florquin in een vraaggesprek onlangs te berde bracht, groeit. Waalse bedrijfsleiders geven blijk dat zij behoefte hebben aan kennis van de Nederlandse taal. De Nederlandstaligen vormen in België een meerderheid; een groep die ook economisch van betekenis is. Het zijn overigens niet alleen de Walen, maar ook Franstalige Brusselaars die dezelfde belangstelling tonen. Behalve ondernemers treft men onder hen politici, journalisten en anderen, die in het maatschappelijk leven een leidinggevende rol vervullen, aan.
Ook daarom verleende het hoofdbestuur een culturele Visser-Neerlandiaprijs 1976 aan het instituut ‘Service d'Animation Culturelle en Langues Germaniques’ van f 10.000,- (140.000 Bfr.). Dit instituut werd in 1972 opgericht met het streven Waalse leerkrachten, leerlingen en schoolgemeenschappen te helpen stimuleren om contacten met Nederland en Vlaanderen te leggen.
Tevens werd de prijs toegekend vanwege de bezieling van de heer J.-P. Gailliez en zijn naaste medewerkers voor het centrum, waar het Nederlands een volwaardige plaats is gegeven. Zij vormen ook de kern van de werkgroep leraren Nederlands in Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen. In 1977 ontving de werkgroep de steun uit het project Boekverspreiding voor de aanschaf van Nederlandstalige boeken, spelen en grammofoonplaten ten dienste van het onderwijs in 15 centra.
Toneelvoorstellingen van het Fakkeltheater en het Meirtheater te Antwerpen, een bezoek van leerlingen aan Engeland, uitwisselingen met Nederland e.d. waren de blikvangers van de activiteiten van het centrum en van de werkgroep; een stuk concreet cultuurbeleid.
| |
Werkgroep Basisonderwijs
Onder leiding van de heer L. Knaepkens ontplooide de werkgroep Basisonderwijs een groot aantal activiteiten. In het begin van het jaar stelde men een memorandum samen, bestemd voor de werkgroep ad hoc die het advies voor een Nederlandse Taalunie had opgemaakt. De zienswijze van de werkgroep werd kenbaar gemaakt in het kader van het ANV-colloquium over de Taalunie: het memorandum gaf een visie op de betekenis van het basisonderwijs voor het bereiken van de culturele integratie. In februari kwam de tekst gereed voor een vouwblad, dat in een oplage van 15000 exemplaren werd verspreid met de bedoeling aan de opzet en werkwijze van de werkgroep meer bekendheid te geven. Enkele duizenden exemplaren deelde men uit op de Pedagogische week in Laken.
In het voorjaar hield de werkgroep een gesprek met een topambtenaar van het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen (Brussel). Men stelde zich op de hoogte van de werkwijze van de onderwijscommissie (Cultureel Akkoord), die uitwisselingen van leerkrachten en inspecties behartigt. De ANV-werkgroep legt echter de nadruk op de uitwisselingen van leerlingen. Besloten werd aan de hand van documentatiemateriaal elkander te informeren. In Eindhoven organiseerde de werkgroep in de Louis Buelensschool een bijeenkomst voor leerkrachten bij het basisonderwijs in de agglomeratie Eindhoven. De heer De Bont, lid van de werkgroep, trad als gastheer op. Korte inleidingen over de werkgroep en de doelstellingen van het ANV stonden op het programma van deze samenkomst. Om de belangstelling te meten werd in Eindhoven en omgeving een onderzoek ingesteld naar de belangstelling voor uitwisselingen. In enkele artikelen gaven de leden van de werkgroep hun zienswijze op de betekenis en de praktijk van de uitwisselingen, onder de gezamenlijke titel: ‘Noord-Zuid integratie in het Basisonderwijs’. De artikelen waren geschreven voor tijdschriften in Nederland en Vlaanderen. Voor het organiseren van het colloquium in het najaar van 1978, gewijd aan het thema ‘De vernieuwing van het basisonderwijs in Nederland en Vlaanderen’, legde de werkgroep de grondslag. Ook in het verslagjaar kwamen schooluitwisselingen tot stand.
| |
Werkgroep ‘Niet-universitair hoger onderwijs’
Deze werkgroep, met de heer P. Mulder als voorzitter, ontving in Antwerpen in april een aantal studenten van de Pedagogische Academie van 's-Hertogenbosch. De gasten luisterden naar een uiteenzetting over de aard van het kleuter-, basisen voortgezet onderwijs in Vlaanderen. Een rondleiding door de stad en een bezoek aan enkele musea maakten het programma aantrekkelijk. De werkgroep hield zich in 1977 voorts bezig met besprekingen over de suggesties in bepaalde instituten de totstandkoming van eindverhandelingen, seminariewerken e.d. aan te moedigen. Daarbij werd gepleit voor de keuze bij dergelijke verhandelingen voor een onderwerp binnen het raam van de integratie van Nederland en Vlaanderen. De werkgroep nam tevens kennis van de structuur van het hoger beroepsonderwijs in Nederland.
| |
| |
| |
Boekverspreiding
Evenals in de voorgaande jaren verspreidde het Verbondskantoor het Nederlandstalige boek aan de hand van een verdeelsleutel. Voor het merendeel was het bedrag bestemd voor het onderwijs in het leervak Nederlands buiten het taalgebied. De werkgroepen leraren Nederlands fungeerden daarbij als deskundige adviescommissies voor de aankoop. In totaal werd voor een bedrag van f 16.000,- (± 224.000 Bfr.) aan boeken, lesmateriaal e.d. aangekocht.
| |
Steunfonds Nederlandse Taal
Gelet op de doelstellingen van het Steunfonds Nederlandse Taal gingen de baten naar Frans-Vlaanderen voor activiteiten van het Komitee voor Frans-Vlaanderen, het onderwijs e.d.
| |
Steunfonds leraren Nederlands
Het Steunfonds leraren Nederlands (buiten het taalgebied) trok evenals in het voorgaande jaar, de belangstelling, hetgeen bleek uit de vele giften.
| |
Afdelingen, dagelijks bestuur, hoofdbestuur
In het verslagjaar organiseerden de afdelingen tal van lezingen en bijeenkomsten vaak in samenwerking met zusterorganisaties.
De afdeling Amsterdam had als hoogtepunt een avond met een inleiding van de heer P. Daels uit Mechelen over het onderwerp ‘De zin van de Vlaamse Beweging voor de Nederlandse cultuur’. Dezelfde lezing stond op het programma van de afdeling Den Haag. De afdeling Brussel zette lezingen op touw gezamenlijk met het VVA en het KSG. Een Thérèse Steinmetz-avond oogstte bijzonder veel succes. De afdeling Den Haag organiseerde de bekende, interessante meerdaagse reizen, ditmaal 4 dagen naar Nassauland. Voorts werden excursies gemaakt naar Delfshaven en Antwerpen. Het laatste in het kader van het Rubensjaar. De lezingen, in samenwerking o.m. met het Haags Cultureel Trefpunt hadden eveneens betrekking op de verhouding Nederland-Vlaanderen.
Het dagelijks bestuur werd aangevuld met drs. M.J.A.R. Dittrich als voorzitter Nederland. De heer Dittrich werkte zich in een bijzonder korte tijd in. Regelmatig kwam het dagelijks bestuur bijeen; het hoofdbestuur vergaderde vier maal. Een delegatie van het dagelijks bestuur bracht in de herfst een bezoek aan de minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden, mevrouw H. de Backer-van Ocken te Brussel. In een bijeenkomst met de voorzitter van de vereniging ‘Nederland in den Vreemde’ en de secretaris, resp, de heren mr. J. Heusdens en drs. A.R.A. Theunissen, werd van gedachten gewisseld over een nauwe samenwerking tussen beide verenigingen en vertegenwoordiging in elkanders hoofdbestuur. Men kwam in deze junibijeenkomst tot resultaat. Het ANV werd door leden van het dagelijks bestuur en de directeur op vergaderingen en congressen vertegenwoordigd.
In 1977 overleden de heren M. van Gijsegem, erelid van het ANV te Brussel, dr. F.J. Krop, voorzitter van de afdeling Rotterdam en J.H. Stolte te Hulst, organisator van de Frans-Vlaamse Kultuurdagen te Hulst.
| |
Raad van advies
In de maand november kwam de Raad van Advies in Antwerpen bijeen. In het beraad werden enkele beleidspunten van het hoofdbestuur nader toegelicht en besproken.
| |
Verbondskantoor
Aan de voorbereiding en de organisatie van de uitreiking van de Visser-Neerlandiaprijzen in Veere waren voor het Verbondskantoor in het verslagjaar vele werkzaamheden verbonden.
Het documentatiecentrum, waarvoor in 1976 de basis werd gelegd, breidde zich uit. Over een breed terrein kon, met behulp van het documentatiecentrum, voorlichting worden verschaft, zowel aan particulieren als aan instellingen.
Voorts verleende men bemiddeling inzake (vakantie)uitwisselingen, hulp aan studenten (scripties e.d.), informatie over het Cultureel Jongeren Paspoort, het toerisme in Nederland e.d.
Een nauw contact onderhield het Verbondskantoor met de massacommunicatiemedia, de geledingen van het onderwijs, zusterorganisaties en niet in de laatste plaats met de ambtelijke instanties.
| |
Administratief steunpunt Vlaanderen
Het administratief steunpunt Vlaanderen verzorgde de secretariaatswerkzaamheden voor de afdeling Vlaanderen, evenals voor verschillende werkgroepen alsmede de organisatie van de opstelwedstrijd (‘Ontdek de topjournalist’) in Vlaanderen.
Met geringe middelen, en zonder bezoldigd personeel, werd veel werk verzet. Het ‘steunpunt’ moet dringend tot een bescheiden secretariaat worden uitgebouwd.
Lic. M. CANTRIJN, alg. secretaris,
G. GROOTHOFF, directeur.
Den Haag, april 1978.
|
|