Wie regeert straks in Nederland?
‘De stembus heeft gesproken. Maar op het moment dat we dit schrijven is er nog geen kabinet’. Aldus luidde de aanhef van onze beschouwing in het voorgaande nummer. Welnu, daarin is helaas op dit moment geen verandering gekomen. Nederland heeft nog steeds geen nieuwe regering en met die bedoeling trok het Nederlandse volk toch in mei jl. naar de stemlokalen. Overigens met een duidelijke aanwijzing hoe men zich de samenstelling van de regering dacht: een regering, of liever gezegd een kabinet, dat kon steunen op een meerderheid in de Tweede Kamer en samengesteld door de P.v.d.A., het CDA en D'66. Het moet ook gezegd dat formateur Den Uyl en de gesprekspartners van de drie partijen dat ook steeds voor ogen hebben gehad. Bij alle teleurstellingen in de afgelopen weken over het uitblijven van een overeenkomst is die wens naar boven gekomen in de gesprekken, zowel binnen het formatieteam, als in het parlement en in de Nederlandse huiskamers. Weliswaar niet overal uit de aard van de zaak, maar dan toch bij velen. Aan dat feit kan moeilijk voorbij worden gegaan.
Honderd dagen geleden zette formateur Den Uyl zich achter zijn bureau om de eerste lijnen van een blauwdruk voor een nieuw regeringsprogramma op papier te zetten. Aanvankelijk liep het allemaal vlot van stapel, tot het moeilijkste punt van de vermogensaanwasdeling op de proppen kwam en het overleg van de formateur met de fractievoorzitters van het CDA, de P.v.d.A. en D'66 volkomen vastliep. Er was geen uitweg. En de heer Den Uyl gaf zijn opdracht terug. Er was een informateur nodig, die gevonden werd in de persoon van de CDA hoogleraar prof. Albeda, die de wagen weer vlot kreeg. De heer Den Uyl toog opnieuw aan de arbeid, maar het abortusvraagstuk was het tweede obstakel waarop zijn pogingen een kabinet van P.v.d.A., CDA en D'66 te formeren strandde. Terwijl wij dit schrijven, ongeveer vier weken voor de derde dinsdag in september waarop de Koningin ‘de Staten-Generaal voor geopend verklaart’, heeft de formateur weer zijn opdracht aan het staatshoofd teruggegeven. Voor de zoveelste keer heeft de Koningin haar adviseurs opgeroepen om haar in deze netelige zaak klaarheid te schenken.
Uit het overleg was gebleken dat de standpunten van enerzijds het CDA en die van de P.v.d.A. en D'66 anderzijds over het abortusprobleem geen kans boden op een compromis. Wij hebben ook nooit anders gedacht. Iedereen kon vooraf weten dat de wettelijke regeling van de abortus als een bom onder de tafel van de vier politici lag. En iedereen is er van overtuigd, dat de ontwikkeling rond de abortus in de Nederlandse samenleving dermate ver is gevorderd dat er op het terrein van de wetgeving aanpassingen nodig waren. Maar daarbij komen beginselen om de hoek. En dan wordt het er niet gemakkelijker op, want met beginselen is het slecht marchanderen. Anderzijds heeft het abortusvraagstuk de vorming van een nieuwe regering danig geblokkeerd. Ook dat is een slechte zaak voor het democratisch staatsbestel. Vooral nu Nederland worstelt met grote sociaal-economische vraagstukken.
Er bestaan mogelijkheden voor de samenstelling van een kabinet. Maar die zijn niet even aantrekkelijk en realiseerbaar. Er kan een minderheidskabinet worden geformeerd van P.v.d.A. en D'66 dat in het parlement de steun kan verkrijgen van de VVD voor de abortusregeling. Maar daarmee is de kous nog niet af. Bij andere problemen zou, zoals die op sociaal-economisch terrein, de steun van de VVD wegvallen, maar waarschijnlijk die van het CDA worden verkregen. Een minderheidskabinet, van welke samenstelling dan ook loopt altijd de kans vroegtijdig naar huis te worden gezonden. Een samengaan van het CDA met de VVD is praktisch uitgesloten. Een andere weg is die van een alsnog samengaan van P.v.d.A., CDA en D'66 met de afspraak dat een nieuw kabinet een wettelijke regeling van de abortus aan de Kamer voorlegt ter beslissing. Bij het CDA bestaan daartegen bezwaren, want het zou inhouden dat de CDA-ministers zich zouden verplichten aan te blijven wanneer de Kamer een beslissing zou nemen in strijd met de opvattingen van de CDA-standpunten.
Inmiddels heeft de VVD-fractieleider, de heer H. Wiegel, op de samenstelling van een nationaal kabinet aangedrongen van P.v.d.A., CDA, VVD en D'66. Het motief van de heer Wiegel is dat het landsbelang vordert dat de handen ineen worden geslagen. Het klinkt aannemelijk, maar er blijven wel vraagtekens volgens de anderen. Immers, zo wordt geredeneerd van P.v.d.A.-kant, in de verkiezingsstrijd hebben P.v.d.A. en VVD scherp tegenover elkaar gestaan over vraagstukken als de werkloosheid, het investeringsbeleid en de beperking van de overheidsuitgaven. Doen alsof er niets in het verleden tegen elkander is gezegd en... verweten is, volgens de progressieve partijleiders, nauwelijks te geloven.
Het blijven speculaties. De Koningin heeft thans dr. G.H. Veringa als formateur aangewezen, de oud-minister van onderwijs (1967-1971) in het kabinet-De Jong en later leider van de KVP, thans lid van de Raad van State. Het verzoek van de Koningin luidt: ‘Gelet op de thans ontstane situatie een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid om op zo kort mogelijke termijn te geraken tot de vorming van een kabinet, dat mag vertrouwen in voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging te ondervinden’. Er kan gesteld worden dat met deze opdracht gevolg is gegeven aan de wens van de fractieleider van het CDA, de heer Van Agt. Tevens mag uit de bewoordingen worden afgeleid dat er met een formatie haast moet worden gemaakt. De vraag blijft op dit moment nog open, of dr. Veringa in zijn opdracht slaagt en zo ja, welke combinatie dan een kans van slagen zou hebben en wie daarna als formateur zal optreden. ‘In voldoende mate steun in de volksvertegenwoordiging’ wil nog niet zeggen dat het een meerderheidskabinet moet zijn: ook een minderheidskabinet kan die gewenste steun verkrijgen. De vraag blijft, of die steun er altijd zal zijn. Zal dr. Veringa proberen de breuk te lijmen, of een onderzoek instellen naar een kabinet van CDA en VVD? Lukt dit niet dan is er nog de mogelijkheid van een minderheidskabinet van het CDA. Een poging tot lijmen lijkt bijna onwaarschijnlijk, omdat dan opnieuw de meningen van de partijen over de abortusregeling aan de orde komen. Wordt er over en weer geen water in de wijn gedaan, dan staat een dergelijk pogen nu reeds op springen. Want de P.v.d.A. en D'66 menen dat de Kamer zich over de abortusregeling moet uitspreken, waarvan het CDA niets moet hebben.
Het blijft dus afwachten, maar voor de derde dinsdag in september aanbreekt kan er nog veel gebeuren. We hebben een slechte zomer gehad, maar daarom is de kans op een mooie nazomer nog niet verkeken. Hetzelfde geldt voor het politieke klimaat in Nederland.
GEERT GROOTHOFF