Een jaar voor Pieter Paul Rubens
Nadat de vrouw en het monument hun jaar hebben gekregen, is het niet meer dan billijk dat de grote meester uit Antwerpen dezelfde eer te beurt valt. Vierhonderd jaar is het immers geleden dat in Siegen (Duitsland) Pieter Paul Rubens het levenslicht voor 't eerst aanschouwde. Zijn vader, schepen te Antwerpen, was de stad ontvlucht in 1568 voor veiliger oorden. Na het overlijden van haar echtgenoot kwam de moeder van Rubens naar Antwerpen terug in 1589. Het jaar daarop ging de jonge knaap in de leer bij enkele Antwerpse schilders, alwaar hij een degelijke stielkennis verwierf volgens de oude ambachtelijke methodes. Acht jaar later werd hij aanvaard als Meester in het schildersgild van zijn stad. Op drieëntwintigjarige leeftijd trok hij naar Italië - de droom van elke schilder - waar hij Venetië, Firenze en Rome bezoekt. Te Mantua werd hij aanvaard als hofschilder.
In 1603 ging hij, in opdracht van de Venetiaan Vincenzo Gonzaga, naar Spanje, waar hij de gelegenheid kreeg talrijke privé-collecties te bestuderen. Ondertussen was hem ook een jaarrente van 400 dukaten toegekend. Een bericht over de slechte gezondheid van zijn moeder, deed hem op 28 oktober 1608 in allerijl naar Antwerpen terugkeren. Negen jaren had hij onder de zuiderse zon verbleven, wat zijn werk blijvend zou beïnvloeden. De Aartshertogen Albrecht en Isabella stelden de meester aan als hun hofschilder. Dit bracht voor de kunstenaar die nu ook op het diplomatieke vlak aktief was verschillende grote reizen in Europa mee. Op 3 oktober 1609 huwde P.P. Rubens met de 18-jarige Isabella Brant, dochter van de Antwerpse stadssecretaris. Hij bouwde een huis - wat vijf jaar in beslag neemt - en betrok het in 1616. Ondertussen bouwt Rubens ook zijn atelier uit. Hij trekt medewerkers aan, vooral uit Nederland. Onder hen Antoon van Dijck, die hij steeds als ‘de beste zyner discipelen’ zal beschouwen.
Rubens is nu de gevierde meester geworden. Vorsten doen op hem een beroep om hun paleizen te versieren en ontelbaar zijn de prelaten die ook hun hoofdaltaar van een zijner werken willen voorzien.
In 1621 gaat de meester voor Maria de Medici naar Parijs, waar hij ook opdrachten krijgt van Lodewijk XVII. Zelfs de Hertog van Buckingham maakt van zijn diensten gebruik. Van Brussel naar Duinkerke, van Amsterdam naar Madrid, alwaar hij een volledig jaar blijft als buitengewoon gezant. Elke politieke opdracht betekent ook de verruiming van de opdrachtgeverskring. Vijf portretten van Filips IV groeien uit zijn penseel. Het overlijden van Isabella in 1626 betekent een duister jaar, en in het werk zoekt Rubens de vergetelheid. Vier jaar later zal hij opnieuw in het huwelijksbootje stappen met de toch wel zeer jonge Helena Fourment. Bij de intrede van de kardinaalinfant Don Ferdinand te Antwerpen ontwerpt Rubens de prachtige praalmonumenten. Ondertussen had hij te Elewijt, tussen Mechelen en Brussel een landgoed aangekocht, waar hij zijn laatste jaren in betrekkelijke rust doorbracht.
Op 30 mei 1640 overlijdt Paul Rubens aan de gevolgen van een slepende ziekte. Hij was 63 jaar, helemaal niet rijk en liet drie kinderen na. Zijn werk bevond zich aan alle Europese hoven. De grootste verspreiding en bekendheid verwierf het eigenlijk door de prentkunst, mede dank zij de drukkerij van Plantin. Nochtans bleef hij er zich steeds van bewust dat ‘hij geen prins was, maar iemand die leefde van het werk zijner handen’, zoals hij schreef aan de Britse ambassadeur te 's-Gravenhage. Zijn optreden als schilder, diplomaat en wereldburger gaven hem naam en faam in heel Europa. Het is dus vanzelfsprekend dat in heel het Europa van vandaag, dat zo moeizaam naar zijn eenheid toeworstelt, talloze steden hem zullen eren met een tentoonstelling. Een bondig overzicht van het internationaal luik: Van 5 april tot 15 juni wordt in Wenen een tentoonstelling ‘Rubenstekeningen in de Albertina’ gehouden. In het British Museum te London van 15 juli tot 30 oktober ‘Rubens' Drawings and Oil Sketches’. In Parijs twee manifestaties: in het ‘Grand Palais’ wordt een overzicht gegeven van ‘De eeuw van Rubens in de Franse publieke Collecties’ en in het Louvre toont men ‘Tekeningen van Rubens en zijn omgeving’. Beide van oktober tot januari 1978. Het Wallraff-Richards museum te Köln koos voor haar bijdrage het thema ‘Rubens in Italië’. Het Département du Nord van Frankrijk zal opeenvolgend te Calais, Rijsel en Valencijn, van april tot oktober ‘De vlaamse schilderkunst uit de eeuw van Rubens in de musea van Noord-Frankrijk’ tentoonstellen. Tenslotte is er een belangrijke aktiviteit voorzien in het Ermitage Museum te Leningrad. Deze internationale weerklank wordt nog meer luister bijgezet door de patronage van de U.N.E.S.C.O., die een bijzondere herinneringsmedaille zal laten aanmaken alsook een bijzonder nummer van de Koerier, volledig aan
de meester gewijd.
Dat in ons eigen land, Antwerpen het centrum van de aktiviteit uitmaakt zal niemand verwonderen. Niet minder dan negen verschillende tentoonstellingen staan reeds op het programma. Van maart tot september in het Hessenhuis een didactische opstelling met panelen, foto's en tabellen speciaal voor de scholen bedoeld. Van mei tot september in de St. Jakobskerk, waar Rubens begraven ligt: ‘Kunstwerken uit de eeuw van Rubens in Antwerpse kloosters en kerken’. Van mei tot juni in het Museum Plantin-Moretus: ‘Rubens als boekillustrator’ voorstellende talloze ontwerpen voor titelpagina's en proefdrukken. Van juni tot september in het Sterckshof: ‘De mode uit Rubens tijd’. Van juli tot half september in het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven: ‘De roem van Rubens’. Van oktober tot november in het Diamantmuseum: ‘Het juweel in Rubens' tijd’. Van mei tot juli in de zalen van de Brussel-Lambert Bank een didactische tentoonstelling over de gravure in Rubens werk. h het Rockoxmuseum van juni tot augustus een illustratie van de banden tussen Rubens en deze Antwerpse burgemeester. Tenslotte de hoofdtentoonstelling in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten: ‘P.P. Rubens, schilderijen, olieverfschetsen en tekeningen’ van juni tot september.
Er zal ook nog de mogelijkheid zijn een licht- en klankspel bij te wonen op het Conscienceplein, afgewisseld met opvoeringen van het ballet ‘Tijl de Geus’.
Radio en Televisie zijn van de partij met speciale muziekprogramma's, een tv.-feuilleton op scenario van Hugo Claus. Een reeks postzegels zal in voorverkoop gesteld worden. Buiten Antwerpen zal ook te Brussel in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten een bijzondere tentoonstelling gewijd worden aan ‘De beeldhouwkunst uit de eeuw van Rubens’. Zeker niet te vergeten is ook dat het ‘Steen’ te Elewijt voor het publiek toegankelijk zal zijn. Om dit prestigieuze programma tot een goed einde te brengen werd reeds 4 jaar geleden het Coördinatiecomité voor het Rubensjaar opgericht waarvan de Heer F. Baudouin, Conservator van de Stedelijke Musea van Antwerpen, de stuwende kracht is. Onder het sigillum ‘R 77’ zal aan heel de wereld het genie van de grote meester geopenbaard worden. Aan ‘Rubeniana’ zal het ons dus niet ontbreken; hopelijk is er niet van het goede te veel.
DRS. YVO J.D. PEETERS