Het Algemeen-Nederlands Verbond in 1974
Het ANV heeft zich in 1974 bijzonder beijverd voor het bevorderen van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Daarvoor was reeds in 1973 de grondslag gelegd met de samenstelling van een rapport, onder de titel ‘Een nieuwe aanpak’. Daarin werden de regeringen van de beide landen uitgenodigd om ernst te maken met het versnellen van de culturele integratie tussen Noord en Zuid. Het voornaamste argument voor dit verzoek was dat in België aan de taalgemeenschappen de culturele autonomie werd toebedeeld.
In het begin van het verslagjaar werd het rapport openbaar gemaakt. Inmiddels was het toegezonden aan de betrokken bewindslieden van cultuur, de Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap te Brussel, aan de bevoegde vaste commissies van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland, aan de besturen van de politieke partijen en tal van culturele instellingen en organisaties. De belangstelling voor de inhoud van de nota was
bijzonder groot, hetgeen uit verschillende reacties bleek. De ministers werden vragen gesteld, die zeer positief werden beantwoord. Een delegatie van het ANV besprak de inhoud van de nota met de ministers mevrouw R. de Backer van Ocken, van Kultuur en Vlaamse Aangelegenheden te Brussel en mr. H.W. van Doorn van CRM in Rijswijk (ZH), alsmede werd uitleg over het rapport gegeven in een onderhoud met het presidium van de Cultuurraad te Brussel van de Nederlandse cultuurgemeenschap en aan Nederlandse Kamerleden. Ook in publicaties trok de nota de aandacht. Het Vlaamse tijdschrift ‘Kultuurleven’ besteedde er in november een uitgebreide studie aan, in de vorm van vijf inleidingen van deskundigen.
In de nota ‘Een nieuwe aanpak’ werd de instelling van een werkcommissie bepleit om een studie te ondernemen ter beantwoording van de vraag op welke wijze de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen vorm en inhoud te geven, indachtig de eerder genoemde grondwettelijke basis van de culturele autonomie van de taalgemeenschappen in België. Daarbij kwam het vooral op een duidelijke en concrete vaststelling van de integratiestructuur aan, alsmede op een bestudering van hetgeen inhoudelijk nodig zou zijn. Voorts werd voor het opstellen van een urgentielijst van deelprojecten gepleit, die zo spoedig mogelijk aangepakt dienen te worden, waarbij steeds de gevolgen - die oplossingen voor deze deelprojecten met zich kunnen brengen - voor de structuur van de culturele integratie als geheel, in het oog moeten worden gehouden.
Van de vele activiteiten had het merendeel dan ook op de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen betrekking, zoals bij een taalforum, het organiseren van een congres in voorbereiding over de verhouding van Noord en Zuid, evenzeer als bij de instelling van de werkgroepen inzake onderwijs-uitwisselingen en grensoverschrijdende activiteiten. Zo werd in een nota van de werkgroep ‘Uitwisselingen docenten en leerkrachten van het basis-onderwijs Nederland-Vlaanderen’ geschreven: ‘Culturele integratie betekent niet alleen het institutionaliseren van structuren, maar is evenzeer het resultaat van opvoedings- en vormingswerk. Het behoeft geen betoog dat het onderwijs dienaangaande van essentiële betekenis is. Met een uitwisselingsprogramma bereikt men: a. dat onderwijzend personeel en leerlingen uit Noord en Zuid elkaar leren kennen, waardoor waardering mogelijk wordt en b. dat Noord en Zuid niet alleen verbaal worden benaderd maar tevens als een levende werkelijkheid in het leerproces worden ingeschakeld.