mie de Lille’. Een deel van deze examens wordt afgenomen in het Lyceum Pasteur, hier te Rijsel, een ander deel in het Franse Lyceum van België, te Ukkel bij Brussel. Zo doet zich het merkwaardige feit voor dat twee Belgen - de lector en ikzelf - voorzien van een Frans mandaat, in België een aantal kandidaten, waaronder ook niet-Belgen, gaan ondervragen om hun de eerste Franse universitaire graad te verlenen.
Het zou onmogelijk zijn de 25ste verjaardag van de Nederlandse Afdeling van de Universiteit te Rijsel te te vieren en daarbij de basis van dit onderwijs, met name de bibliotheek, over te slaan. Daarom hebben wij gemeend, tijdens deze ‘Nederlandse Dagen’ een tentoonstelling te moeten organiseren van boeken behorend tot de Nederlandse Afdeling. De Nederlandse Bibliotheek, op de vierde verdieping van dit gebouw, omvat ongeveer 4.000 boeken, een verzameling tijdschriften alsook platen en cursussen op band opgenomen.
Geregelde subsidies van de universiteit hebben tot de uitbouw van deze bibliotheek bijgedragen, maar wij hebben ook veel te danken aan de Nederlandse en Belgische regeringen. De Belgische regering zendt boeken en tijdschriften, terwijl de Nederlandse regering jaarlijks een bijdrage levert van 500 gulden, sinds kort 750 gulden, waarmee ik naar eigen goeddunken boeken kan kopen die ik meen nodig te hebben.
Indien de Nederlandse Afdeling over zulk een omvangrijke bibliotheek kan beschikken, dan is dit dank zij de samenwerking in dit verband tussen de Universiteit en de twee regeringen die hiervoor genoemd werden. In naam van mijn medewerkers en mijn studenten en ook uit mijn eigen naam, wil ik de personen die deze instanties vertegenwoordigen zeer hartelijk danken.
Men geeft er zich niet onmiddellijk rekenschap van, maar de ingebruikneming van de autoweg E3 naar Kortrijk, Gent, Antwerpen en vervolgens naar Eindhoven en het Roergebied ofwel naar Rotterdam, Den Haag, Leiden en Amsterdam, bijna twee jaar geleden, opende letterlijk een nieuwe weg naar het hart van de Nederlanden. Wanneer we verhuisd zullen zijn naar onze nieuwe campus van Villeneuve d'Ascq, vlakbij de autoweg, bevinden wij ons op 15 minuten van de nieuwe universitaire campus van Kortrijk, op 35 minuten van de Gentse Universiteit, op nauwelijks anderhalf uur van de universiteiten Antwerpen en Brussel. Langs dezelfde autoweg bereiken we in 3 uur de Erasmusuniversiteit te Rotterdam en zijn we ook rechtstreeks verbonden met de Universiteit te Leiden en de Technische Hogeschool te Eindhoven.
Er is echter ook nog een ander aspect. Via deze autostrade kunnen we op enkele minuten Kortrijk bereiken om aldaar een Nederlands toneelstuk bij te wonen. Zulke activiteiten vind ik met het oog op de taalbeheersing belangrijker dan het doceren zelf en ik heb besloten ze voort te zetten en nog uit te breiden. Maar zelfs vóór deze verkeersfaciliteiten bestonden, organiseerde de Nederlandse Afdeling studiereizen in Vlaanderen en Nederland zoals onder meer geleide bezoeken aan de Koninklijke Bibliotheek van België, de haven van Rotterdam, het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven te Antwerpen, het openluchtmuseum Bokrijk in Limburg.
Mijn studenten hebben lessen kunnen bijwonen aan een Lyceum in Den Haag. Te Antwerpen woonden ze de repetitie bij van een toneelstuk en reeds verscheidene malen verzorgden zij uitzendingen voor de radio via de Gewestelijke Omroep West-Vlaanderen van de Belgische Radio en Televisie.
Wij hebben het Nederlands ook reeds in een geheel andere richting ontmoet, nl. in Parijs. Daar bezochten wij, enkele jaren geleden, niet alleen de unieke tentoonstelling ‘Van Ensor tot Permeke’ in het museum van de Orangerie, maar namen de gelegenheid te baat om een bezoek te brengen aan het Nederlands Instituut. De heer Frits Lugt zelf, de mecenas die aan de oorsprong ligt van dit wonderbaarlijke instituut, leidde ons rond en wij kregen ruimschoots de gelegenheid zijn uitzonderlijke verzameling kunstvoorwerpen en schilderijen te bewonderen. Maar ook Rijsel zelf biedt ons vele mogelijkheden tot studie. Reeds meer dan eens werden in het derde jaar spreekbeurten gewijd aan Nederlandse schilderwerken tentoongesteld in het Museum voor Schone Kunsten te Rijsel. Dit museum is zoals bekend zeer rijk aan werken van Nederlandse en Vlaamse scholen.
De vertegenwoordiger van het Nederlands aan een Franse Universiteit, zoals de meeste vertegenwoordigers van optionele talen, is aan de hele universiteit meestal de enige die deze taal beheerst. Door deze omstandigheid wordt hij zowat het ‘Manusje van alles’. Om te beginnen moet hij niet alleen de taal en de linguistiek onderwijzen, maar ook literatuur, geschiedenis, beschaving, aardrijkskunde, staatsinstellingen, en zo verder.
Zelfs vragen in verband met het stemrecht, de constitutionele macht van de koning of de persvrijheid, die nooit aan een hoogleraar Nederlands in Groningen, Leiden, Gent of Brussel gesteld zouden worden, moeten een antwoord krijgen. Het onderwijs van het Nederlands in het buitenland eist eigenlijk een speciale opleiding, die wij nooit gekregen hebben. Voor een