| |
| |
| |
Vier documenten
| |
| |
| |
De toekomst van het Algemeen-Nederlands Verbond (1965)
Op een studievergadering te Breda op zaterdag 27 februari 1965, ter gelegenheid van de bijzondere Algemene Vergadering werd een uiteenzetting gehouden over de toekomst van het A.N.V.
In een inleiding wordt aangestipt dat binnen het A.N.V. de wil tot opbouwende vernieuwing in brede kring aanwezig is.
Een vrij groot aantal van de geformuleerde voorstellen werden in de daaropvolgende jaren ten uitvoer gelegd.
| |
Heeft het A.N.V. een toekomst?
Beslissend voor de toekomst van het A.N.V. zijn de volgende vragen:
- | Zijn de doelstellingen van het A.N.V. nog steeds geldig en belangrijk genoeg om ruime belangstelling en medewerking op te roepen en, indien dit wel het geval is, zijn de leiders en leden van het A.N.V. bij machte deze doelstellingen te begrijpen en (met klassieke èn nieuwe middelen), begrijpelijk te maken voor mensen van nu en morgen? |
| |
- | Zijn de middelen voorhanden om deze doelstellingen te verwezenlijken, of, indien dit niet of in onvoldoende mate het geval zou zijn, is bij de leiders en leden genoeg verbeelding, werkkracht en strijdvaardigheid aanwezig om deze middelen te ontdekken, te verwerven, en aan te wenden? |
Indien het antwoord op deze vragen negatief zou zijn, heeft het A.N.V. zijn toekomst reeds achter de rug en dient het nog slechts als een eervolle vorm van vrijetijdsbesteding voor een handvol lieden die niet met beide voeten op de grond staan. In de loop van talrijke gesprekken heb ik een enkele keer dit meedogenloze oordeel wel gehoord.
De meesten beantwoorden de verschillende vragen op uiteenlopende wijze en hun mening zou als volgt kunnen omschreven worden:
1. | De doelstellingen van het A.N.V. zijn beslist nog steeds geldig en vooral de eerste ervan (de Nederlandse integratie) kan nog ruimere belangstelling oproepen. |
| |
2. | De ‘toon’ van het ANV is in de jongste jaren voor mensen van vandaag begrijpelijker geworden, maar het grootste deel van de weg blijft op dit gebied nog af te leggen. |
| |
3. | Het ANV beschikt over enkele belangrijke middelen waarvan het zich in de jongste jaren beter is gaan bedienen. Genoemd worden hierbij de Nederlandse congressen, de Visser-Neerlandiaprijzen, het Taalfonds, Neerlandia. |
| |
4. | Nochtans zal het ANV zijn middelen in belangrijke mate moeten uitbreiden om zijn doelstellingen te kunnen bereiken. Het moet meer mensen, vooral jongeren aantrekken, een uitgebreider en soepeler organisatie opbouwen, meer gebruik maken van moderne propagandametodes, ruimere geldmiddelen verwerven om dit alles waar te maken. |
Het algemene gevoelen zou als volgt kunnen samengevat worden: Het ANV heeft beslist een toekomst, maar deze is nog nauwelijks begonnen. Een zware inspanning zal nog nodig zijn om van het ANV een moderne, dynamische en invloedrijke vereniging te maken.
Laten we samen nagaan wat hiertoe kan gedaan worden.
| |
1. De doelstellingen van het ANV
Het reglement omschrijft de doelstellingen in vier punten, waarvan de Nederlandse integratie als eerste wordt genoemd.
Het heeft weinig zin over de voorrang van deze doelstellingen te twisten. Ze zijn onderling afhankelijk, en allen samen gebonden aan de dubbele overtuiging:
- | dat de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap, bij alle verscheidenheid, (die deels in regionale schakeringen, en deels in historische en politieke lotgevallen haar oorsprong vindt) een wezenlijke eenheid gebleven is; |
| |
- | en dat deze gemeenschap met haar taal, cultuur en volkskarakter net zoals andere grotere of kleinere volkeren, een onvervangbare waarde is, die verdient te worden gehandhaafd, en ontwikkeld. |
Waar deze overtuiging min of meer uitdrukkelijk aanwezig is, ontstaat vanzelf belangstelling voor alle opgesomde punten.
Een andere vraag is hoeveel, met de voorhanden mankracht en geldmiddelen, voor elk van die doelstellingen concreet kan worden gedaan. In de praktijk zal de Nederlandse integratie als meest bij de hand liggende taak, een zekere voorrang mogen opeisen.
Onze vraag is nu: Kunnen die doelstellingen (nog) belangstelling wekken?
Het antwoord luidt bevestigend, al is het natuurlijk bekend dat de bespotting van het eigene en de naäperij van het vreemde in sommige kringen mode is geworden. Erg ‘progressief’ kan men deze mode niet noemen, vermits ze volkomen uit de toon valt in een wereld waarin nationale motieven zulke grote rol spelen. Tenzij men zou beweren dat nationale waarden alleen voor Azië, Afrika en Zuid-Amerika gelden.
Hoe dan ook, het feit dat de doelstelling van Nederlandse integratie wordt onderschreven door de talrijke representatieve verenigingen die tot de bestendige commissie der Nederlandse congressen zijn toegetreden, toont aan dat de kring waarin het ANV zou kunnen werven en werken, ruimer is dan algemeen wordt aangenomen.
Om in deze ruime kring ook werkelijk een sterke aantrekkingskracht uit te oefenen, zal het ANV zijn doelstellingen moeten formuleren in woorden die van deze tijd zijn. Het ‘hooghouden van de vlag der Nederlandse cultuur’ en het ‘toesnoeren van de banden tussen stambroeders’ klinkt vandaag nogal krampachtig en lichtelijk komisch.
Maar het denkbeeld van de Nederlandse integratie sluit rechtstreeks aan bij de hedendaagse stromingen, waardoor enerzijds de scheidende invloed der staatsgrenzen gerelativeerd wordt en anderzijds gewestelijke hergroeperingen over de grenzen heen worden nagestreefd. Het Europees perspectief kan aan een realistische bekommernis om de eenheid en de gaafheid van ons cultuurgebied een nieuwe actualiteit verlenen.
| |
| |
Het komt er op aan dat we met onze doelstellingen uit de vrome algemeenheden treden en overstappen op concrete initiatieven.
Dan zal de stem van het ANV ver buiten de enge kring van zijn huidige leden gehoord worden.
Ook de andere punten van onze doelstelling moeten concreter gedacht worden. Zo is het nuttigste dat we vandaag met betrekking tot Afrika kunnen doen wellicht bij te dragen tot een ruime en eerlijke informatie.
Een nieuwe visie op de emigratie zal ons ook op het gebied van de emigrantenzorg tot vruchtbare nieuwe inzichten brengen. In de emigratie smelten sociale en culturele motieven samen tot één menselijk probleem, dat slechts in zijn geheel juist kan worden benaderd. We zullen onze emigranten moeten leren zien, niet als egelstellingen van de Nederlandse cultuur in een vreemde wereld, maar als ambassadeurs, menselijke schakels tussen hun oude en hun nieuwe vaderland.
| |
2. De geldmiddelen van het ANV
Iedereen is het er over eens dat de geldmiddelen waarover het ANV voor zijn organisatie en propaganda beschikt beslist ontoereikend zijn.
In de meeste verenigingen vormen de financiën het knelpunt.
Uitzonderlijk is, in ons geval, dat het ANV de zorg heeft over het Visser-Neerlandiafonds, waarvan de belangrijke inkomsten voor welbepaalde doeleinden moeten gebruikt worden. Dit bezorgde ons de naam een rijke vereniging te zijn, die weinig of geen steun behoeft. Dit sprookje moeten we uit de wereld helpen.
Anderzijds is reeds gebleken dat in sommige gevallen de Visser-Neerlandiaprijzen, in volledige overeenstemming met de bepalingen van het testament, konden toegekend worden voor doeleinden die volledig bij onze werking aansluiten. Mits zorgvuldige studie kan in die richting nog veel worden gedaan. Aan de commissies moet de opdracht worden gegeven de prijzen bij voorrang toe te kennen aan personen en verenigingen die tegelijk aan de bepalingen van het testament voldoen én de doelstellingen van het ANV op hun terrein dienen. Alle leden kunnen meewerken aan het zoeken naar geschikte candidaten.
De doeleinden van het Taalfonds vallen natuurlijk volledig binnen het raam van onze werking en worden daartoe met de meeste zorg aangewend, vooral door bemiddeling van ons hoofdbestuurslid André Demedts en zijn Comité voor Frans-Vlaanderen.
Bij de uitbreidng van onze geldmiddelen moet onze aandacht in de eeste plaats gaan naar wat we zèlf kunnen doen: onze eigen contributies verhogen door uitbreiding van het ledenaantal. Dit is niet utopisch, indien het systematisch wordt aangevat door provinciale werkgroepen, met de medewerking van de afdelingen en van actieve vertegenwoordigers.
Er moet tevens een ruim beroep gedaan worden op vrijwillige bijdragen van leden. Velen zijn in staat en bereid om hun contributie vrijwillig te verhogen. Onderzocht moet worden of deze contributies niet kunnen aangewend worden voor de oprichting van een ‘ANV Fonds’ of ‘Hyppoliet-Meert Fonds’, waarvan de opbrengst de werking van het ANV rechtstreeks zou ten goede komen.
Sommigen zijn van mening dat het mogelijk is vrij belangrijke bedragen los te maken - mits daaraan een concrete bestemming wordt gegeven. Er bestaan hiervan overtuigende voorbeelden.
Voorgesteld wordt dat twee of drie provinciale werkgroepen zouden van wal steken met een zorgvuldig uitgewerkt systeem van ledenwerving en financiële mobilisatie. Na opgedane ervaring kan het systeem tot andere provincies worden uitgebreid.
Er moet een belangrijker Belgische subsidie worden aangevraagd. Deze zou mettertijd de helft van de Nederlandse subsidie moeten bedragen. Een ‘vereniging zonder winstoogmerk’ volgens Belgisch recht kan worden opgericht om deze aanvraag te steunen.
De machtigste verenigingen in Vlaanderen, zoals Davidsfonds en Vlaamse Toeristenbond verwerven hun inkomsten vooral uit het verlenen van diensten waarvoor de leden betalen en daardoor de verdere werking mogelijk maken. Voor Davidsfonds is dit de uitgave van boeken, voor VTB het organiseren van reizen. Zonder dit te willen naapen, kan de vraag gesteld worden of àndere initiatieven in dezelfde geest in het ANV niet op hun plaats zouden zijn.
Aan het Prins Bernhardfonds kan een plan worden voorgelegd voor Noord-Zuid jeugduitwisseling. Leerlingen van de taalcursussen in Frans-Vlaanderen zouden hierbij kunnen betrokken worden.
| |
3. Meer mensen, nieuwe mensen
Het probleem dat alle andere in de schaduw stelt is en blijft voor het ANV het aantrekken van meer mensen: meer actieve medewerkers, meer leden, meer jongeren vooral.
Vele verenigingen worstelen met dit probleem. Maar het is voor onze vereniging bijzonder ernstig, omdat de generatie geboren tussen 1925-1950 grotendeels aan ons is voorbijgegaan.
Dit is te verklaren door de diepe crisis die de Vlaamse beweging eerst in de dertiger jaren, en vervolgens opnieuw in de oorlogs- en repressiejaren heeft doorgemaakt. Deze crisis heeft de Noord-Zuidbetrekkingen zeer ongunstig beïnvloed. Het ANV heeft aan deze ontwikkeling een zware tol betaald.
Indien we er niet in slagen aansluiting te verkrijgen met de aankomende generatie (geboren na 1950) gaat de continuïteit van ons werk volledig verloren en is het ANV ten dode opgeschreven.
Al onze aandacht moet dus gaan naar de aankomende generatie. Een bestuurslid werd aangesteld om het hoofdbestuur in deze voor te lichten. Hij zal zich moeten omringen met een groep medewerkers, die met Noord-Zuid jongerencontacten ervaring hebben opgedaan.
Het wordt steeds moeilijker mensen aan te trekken die tijd en lust hebben voor louter uitvoerend organisatiewerk. Dit soort werk moet zoveel mogelijk gemoderniseerd worden en aan beroepsmensen toevertrouwd. Een goed bemand secretariaat is onontbeerlijk geworden.
Waardevolle medewerking zullen we slechts verwerven, wanneer we de mensen aantrekken binnen het raam van hun actieve belangstellingssfeer.
Juristen zullen iets doen voor de eenmaking van het Nederlands en Belgisch recht, dagbladredacteurs en uitgevers voor een betere wederzijdse berichtgeving, burgemeesters uit Brabant, Antwerpen en Limburg - uit Zeeuws- en Oost-Vlaanderen
| |
| |
voor de verbetering van het grensverkeer of de ontsluiting van de kanaalzone, radio- en televisiemensen voor het omroepbeleid, en zo meer.
De werkgroepen kunnen hier een grote rol spelen door, elk op hun terrein, een groep waardevolle medewerkers aan te trekken die allen samen veel meer kunnen bereiken dan een algemeen bestuur.
Provinciale en plaatselijke werkgroepen kunnen dit werk aanvullen in dezelfde geest.
De meningen over de mogelijkheid talrijke nieuwe leden te werven lopen uiteen. Er is nochtans geen enkele reden om aan deze mogelijkheid te twijfelen, mits de gepaste middelen worden gebruikt.
Ik zie vier mogelijkheden voor een nieuwe ledenwerving
1. | Een plaatselijke actie van de bestaande afdelingen en de oprichting van een beperkt aantal nieuwe afdelingen. |
2. | Ledenwerving per provincie, onder de leiding van een provinciaal comité, met de medewerking van plaatselijke vertegenwoordigers. De aangeworven leden worden overgedragen aan de plaatselijke afdelingen, waar deze bestaan. De anderen zullen wel hoofdzakelijk ledenlezers van Neerlandia zijn. Een of twee jaarlijkse toernees ingericht in de belangrijkste plaatsen van de provincie zorgen voor verder contact. |
3. | Samenwerking met andere cultuurverenigingen, waarvan een aantal leden of bestuursleden lid worden. |
4. | Jongerenwerking. |
Een zeer interessant en uitvoerig toegelicht voorstel van de afdeling Lokeren voorziet een vernieuwing van het ledenbestand door het inrichten van een reeks weekends in samenwerking met de Volkshogescholen en met de ANV afdelingen, onder een titel als: ‘Noord-Zuidverbinding’ of ‘De Nederlanden in Europa’.
| |
4. Organisatie
Talrijke cultuurverenigingen zijn het eens met onze doelstellingen en bewerken een groter of kleiner deel van het terrein waarop het A.N.V. werkzaam is. Alleen het A.N.V. heeft de algemeen-Nederlandse belangen tot uitsluitend doel.
Daarom moet het A.N.V. niet optreden als een concurrerende vereniging naast vele andere, maar streven naar coördinatie en overkoepeling, van alle initiatieven op dit gebied. Dit geldt zowel op nationaal als op provinciaal of plaatselijk vlak.
Hiertoe moet het A.N.V. beschikken over een soepele, nieuwe organisatie.
| |
Plaatselijke afdelingen?
In vele steden is er, naast alle bestaande verenigingen, geen plaats meer voor een A.N.V. afdeling van het klassieke type (elke winter zoveel lezingen).
Maar er zijn andere vormen van plaatselijke werking.
Voorgesteld wordt voor bestuursleden een cursus in moderne verenigingstechniek in te richten. Dit werk van kaderopleiding kan in samenwerking met de Volkshogescholen ter hand genomen worden.
Daarenboven kan het A.N.V. op vele plaatsen een coördinerende afdeling oprichten.
In ieder belangrijke Vlaamse stad kan een A.N.V.-bestuur opgericht worden dat bestaat uit bestuursleden van de belangrijkste plaatselijke cultuurverenigingen zoals Davidsfonds, Willemsfonds, Vermeylenfonds, Vlaamse Toeristenbond e.a.
De leden van de medewerkende verenigingen zouden langs hun eigen vereniging om, lid kunnen worden van het A.N.V.
Werking van deze afdelingen:
1. | Jaarlijks een Nederland-avond (sprekers en kunstenaars uit Noord-Nederland) voor alle leden van alle medewerkende verenigingen. |
2. | Jaarlijkse studiereis naar Noord-Nederland. |
3. | Twee studievergaderingen over algemeen Nederlandse problemen, met de nadruk op betere voorlichting over Noord-Nederland. |
| |
Provinciale comité's
In zes Nederlandse provincies is het A.N.V. onbestaande. Dit wordt vanwege een vereniging die zich ‘algemeen’ Nederlands noemt en belangstelling toont voor Nederlanders in Brazilië en Australië onaanvaardbaar geacht. Maar ook in andere provincies blijft het bestaan van het verbond gebonden aan één of twee plaatselijke kernen.
Voorgesteld wordt in alle provincies te streven naar de oprichting van een provinciaal comité. Dit comité zou, naast de voorzitter, ondervoorzitter en secretaris van de plaatselijke afdeling(en), afgevaardigden uit verschillende streken van de provincie omvatten. Elk provinciaal comité zou bijgestaan worden door een beperkte werkgroep, belast met de ledenwerving, het inzamelen van geldmiddelen, de oprichting van nieuwe plaatselijke afdelingen of werkgroepen waar de kansen daartoe gunstig zijn, de inrichting van een of twee jaarlijkse toernees in de belangrijkste centra van de provincie.
| |
Centrale Werkgroepen
Over het algemeen wordt veel verwacht van de nieuwe bestuursleden die onlangs door de Algemene Verbondsvergadering werden aangewezen ter behartiging van een of ander Verbondsbelang.
Van hen wordt verwacht dat ze bestuur en leden zullen op de hoogte houden van de ontwikkeling op het gebied waarmee ze in 't bijzonder vertrouwd zijn. Voorgesteld wordt dat op elke bestuursvergadering en verbondsvergadering één van hen de gelegenheid krijgt een beknopte uiteenzetting te houden en dat de leden in Neerlandia regelmatig iets van hen vernemen.
Ze zullen een geregeld contact moeten onderhouden met bevriende verenigingen die een gelijkaardig doel nastreven en het hoofdbestuur elk jaar een concreet werkplan voorleggen.
| |
Dagelijks bestuur en verbondskantoor
zijn de meest gecritiseerde instellingen van het ANV.
Dit is begrijpelijk: het zijn de centrale organen die de grootste verantwoordelijkheid dragen - het DB voor het beleid van de vereniging en het kantoor voor de uitvoering ervan.
Het is opvallend dat de kritiek niet tegen personen gericht is, en zelfs gepaard gaat met oprechte persoonlijke waardering voor de betrokken bestuursleden.
Maar men klaagt in 't algemeen over gebrek aan initiatief en bezieling, gemis aan contact, verouderde aanpak, administratieve verstarring. Wat ook de concrete grond voor deze klachten moge zijn, de diepere oorzaak ervan lijkt mij dat onze bestuursleden, niet alleen in het D.B. maar ook in het hoofdbestuur èn in de afdelingsbesturen, over het algemeen te lang onafgebro- | |
| |
ken zetelen en hierdoor aan een abnormale bestuursslijtage onderhevig zijn.
Een van onze oudste leden heeft er mijn aandacht op gevestigd dat in het ANV zelden bestuurswijzigingen zijn voorgekomen zonder min of meer heftige ruzies. De bijna algemene en automatische herverkiezing in alle bestuursfuncties leidde herhaaldelijk tot bestuursmoeheid, verstarring en crisis. Hoe kan dit vermeden worden?
Ten eerste zou het de bekommernis van elk bestuurslid moeten zijn zich te omringen met jongere medewerkers en hen te vormen tot mogelijke opvolgers.
Ten tweede zou het besef gemeengoed moeten worden dat een aflossing na één of twee ambtstermijnen de normale gang van zaken is, en niet de uitzondering. Zulke aflossing bevordert de doorstroming van nieuwe krachten in de vereniging en behoedt het bestuurslid zelf voor vroegtijdige bestuursslijtage. Het zal hem toelaten zijn bijdrage aan de vereniging te vernieuwen in een andere funktie.
In dit verband wil ik hier een lans breken voor het beperken van de onmiddellijke herkiesbaarheid in dezelfde funktie tot twee volledige bestuurstermijnen.
Er moet echter nog een diepere oorzaak weggenomen worden, wil men de verstarring der besturen in onze vereniging met succes bestrijden. Bij ontstentenis van een stevig bezet en modern uitgerust kantoor, vergen sommige bestuurstaken zoveel tijd, ook voor uitvoerend werk, dat de mogelijke keuze beperkt blijft tot een zeer klein aantal mensen die niet alleen toevallig over een zee van tijd beschikken, maar tevens de uitzonderlijke bereidwilligheid opbrengen om die tijd ter beschikking te stellen.
Dit verdient de grootste waardering.
Van een normale en overigens ook voor de betrokkenen zelf gewenste aflossing kan hier geen sprake zijn zolang niet een degelijk modern kantoor ter beschikking staat. Dit is de sleutel tot de oplossing van vele vragen en ik denk dat in ons vernieuwingsplan, volstrekte prioriteit voor dit projekt moet worden opgeëist.
| |
Juridische vorm in Zuid-Nederland
In het belang van een betere werking van de Zuid-Nederlandse afdeling en tevens van een georganiseerde Noord-Zuid samenwerking, maar ook met het oog op contacten met andere verenigingen èn met de overheid zou het goed zijn het ANV in Zuid-Nederland op te richten in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk volgens de wet van 27 juni 1921.
Het verkrijgen van overheidssubsidies in België zou hierdoor eveneens vergemakkelijkt worden.
Ontwerp-statuten voorzien in een beperkt aantal ‘gewone’ leden (maximum 100) om de vereniging juridisch gemakkelijker hanteerbaar te maken en een onbeperkt aantal ‘aangesloten-leden’.
Omwille van de eenheid, zullen de Noord-Nederlandse bestuursleden tevens lid zijn van de vlaamse vereniging.
| |
5. Propaganda- en actiemiddelen
Het is vanzelfsprekend dat de propaganda- en actiemiddelen van een vereniging regelmatig aan een critisch onderzoek moeten worden onderworpen, en aan de omstandigheden worden aangepast.
Onder de huidige middelen worden vooral gewaardeerd de Nederlandse congressen, de Visser-Neerlandiaprijzen, het Taalfonds en Neerlandia.
Het bijeenbrengen van zovele grote cultuurverenigingen in de bestendige commissie voor de Nederlandse congressen wordt als een belangrijke verwezenlijking gezien. De wens wordt uitgedrukt dat, in de jaren dat geen congres wordt gehouden, een meer beperkte manifestatie zou worden ingericht in den aard van de vroegere Nederlandse cultuurdagen van het Erasmusgenootschap.
Aan Neerlandia wordt in de toekomstige ontwikkeling van het ANV een groeiende betekenis toebedacht. Meer en meer zal het de belangrijkste schakel worden met de leden.
De evolutie van Neerlandia wordt over 't algemeen gunstig beoordeeld, maar tevens wordt aangevoerd dat het naar inhoud en vorm niet modern genoeg aandoet om als belangrijkste argument bij de ledenwerving te worden aangewend. Het is (nog) geen blad met sterke werfkracht. De inspanningen in die richting moeten worden voortgezet.
Vele leden zouden er geen bezwaar tegen hebben Neerlandia slechts tweemaandelijks te laten verschijnen, waardoor dan aan elk nummer meer middelen kunnen worden besteed.
Algemeen wordt aanvaard dat het moeilijk is Neerlandia tot een gezaghebbende spreekbuis van het ANV uit te bouwen en het tevens voor jongeren aantrekkelijk te maken. Indien we op grote schaal jeugdleden willen werven, moet dan niet worden uitgezien naar een eigen orgaan voor hen? Kan samenwerking met een bestaand jongerentijdschrift uitkomst bieden?
Wat de Visser-Neerlandiaprijzen betreft, wordt de wens uitgedrukt de prijsuitreiking af en toe ook eens in het Zuiden te houden. Dit zou nieuwe mogelijkheden openen in verband met pers, radio en televisie.
Bittere klachten worden gehoord over de verbondsvergaderingen. Ze worden te veel overwoekerd door administratieve agendapunten. Kunnen ze niet uitgebouwd worden tot een jaarlijkse gebeurtenis die men niet wil missen?
Met nadruk wordt gevraagd dat het ANV zich meer van nieuwe propagandamiddelen en van nieuwe actiemiddelen zou bedienen:
- | Studieweekends in alle belangrijke centra, gewijd aan algemeen-Nederlandse problemen en ingericht met medewerking van alle plaatselijke cultuurverenigingen. |
- | Wedstrijden (voordracht, verhandeling, welsprekendheid) in alle middelbare scholen van een provincie met eindwedstrijd en prijsuitreiking tijdens een jeugdfeest in de hoofdstad van de provincies. |
- | Een ANV persdienst, óók voor de buitenlandse pers. |
- | Een geregelde televisieuitzending over Algemeen-Nederlandse belangen, aan te vragen en te verzorgen in samenwerking met andere cultuurverenigingen. |
- | Uitbreiding van de Noord-Zuid jongeren-contacten. |
- | Meer gespecialiseerde Noord-Zuidconferenties, zoals door ‘De Nederlanden in Europa’ ingericht voor journalisten. |
- | Groot is de bekommernis om het probleem Brussel-Vlaams Brabant. Het wordt door velen aangevoeld als het kernprobleem van de Nederlandse cultuurstrijd. Een halve eeuw geleden heeft het ANV een beslissende rol gespeeld in de strijd voor de vernederlandsing van het hoger onderwijs. Kan het afzijdig blijven waar een ganse Nederlandse provincie met volledige verfransing wordt bedreigd? |
Tot zover dit onvolledige (en toch reeds te lange) overzicht. Moge de drang naar vernieuwing die op vele plaatsen in het ANV voelbaar is, en waarvan deze uiteenzetting slechts een echo wil zijn, niet stranden in oeverloze besprekingen, maar spoedig aanleiding geven tot concrete initiatieven.
G.R. PIRYNS
|
|