A.N.V. moet het graf van Hippoliet Meert redden
Ik weet niet, of ik me tot het goede adres richt, om de kwestie aan te snijden, welke mij bezighoudt, maar U zult wel zo vriendelijk willen zijn, het desgevallend, aan een meer bevoegde instantie door te sturen. Het gaat nl. over datgene waarvoor in het laatste nummer van De Toerist, 54e jrg., nr. 2 door senator Dr. Leo Elaut onze aandacht werd gevraagd. Immers bij wet werd de eeuwigdurende grondafstand, ‘de grafkoncessie’, teruggebracht op 50 jaar. Dr. Elaut acht dat daar een taak is, welke de V.T.B. op zich moest nemen, om sommige graven van vooraanstaande en verdienstelijke Vlamingen voor verdwijnen en vernietiging van de gedenksteen te behoeden, en het is geenszins verwonderlijk dat de voorzitter van V.T.B., onmiddellijk bereid blijkt op die suggestie in te gaan. Maar moet V.T.B., daar alleen voor instaan? Is het in sommige gevallen niet een ereplicht dat de nodige stappen tot behoud van deze graven en monumenten worden aangewend door die vereniging welke haar bestaan en leefbaarheid aan de initiatiefnemer voor haar oprichting te danken heeft? Ik denk hierbij in de eerste plaats, aan onze Hippoliet Meert. Hij overleed in 1924. Ik wil er hier nu niet aan herinneren in welke tragische omstandigheden; ook niet aan de afschuwelijke gruweldaad van de Gentse politie, op bevel van de stadsoverheid. Maar juist omdat het stadsbestuur zo weerzinwekkend is opgetreden tegenover een eerlijk man als Meert, die jarenlang een geacht inwoner is geweest der stede Gent, waar hij in de Spiegelstraat nr. 20, dag en nacht heeft gewerkt, om er een arsenaal van documentatie op te bouwen, voor de strijdende Vlaamse Beweging, acht ik het uitgesloten, dat zelfs onder de leiding van de huidige burgemeester, van dat bestuur het initiatief zou uitgaan om het grafmonument voor vernietiging te redden, dat het A.N.V., na een moeizaam bijeenscharrelen der nodige gelden, op het graf heeft laten plaatsen, nadat bij het einde van oorlog II, de eerste grafzerk reeds werd vernield.
Ik schreef het reeds, Meert werd op het kerkhof buiten de Brugse poort in 1924 begraven. HET IS DUS DE HOOGSTE TIJD, zo dat nog niet door anderen werd gedaan, dat het A.N.V. de nodige stappen zou aanwenden, om dat graf te bewaren. Mijn generatie, die Meert altijd trouw ter zijde heeft gestaan, is bijna tot de laatste man van het toneel verdwenen. Van het nochtans uitgebreid bestuur van de stad Gent in 1914, ken ik maar 2 overlevenden meer. Maar ikzelf ben uit Gent verdwenen na mijn behouden terugkeer uit de oorlog 1914-18 en na mijn huwelijk in januari 1920, wel met een ex-medebestuurslid van tak Gent, maar ambtshalve konden we ons niet in Gent vestigen. Zij heeft me zes jaar geleden voor altijd verlaten. De andere overlevende uit dat bestuur is haar vriendin, de wed. Ernest Plisnier, toen juffr. Martha Ingels, zuster van beeldhouwer Damien Ingels. Door ouderdom en ziekte kan ik mij voor geen enkele taak meer inzetten. Het valt mij pijnlijk, ik die speciaal voor de begrafenis van Meert in 1924, naar Gent was overgekomen, en getuige is geweest van de beschieting van de lijkwagen, er bij de jonge generatie te moeten op aandringen, nu die taak, voor het ongeschonden bewaren van dat graf, van ons over te nemen.
GASTON SMEESTERS
Hofstade (Br.)