De voer kon ze geen barst schelen
Het wekt verbazing dat zelfs voor de Vlamingen die jaarlijks bij duizenden naar het Zangfeest en bij tienduizenden naar de IJzerbedevaart snorren, de aan natuurschoon zo rijke Voerstreek volkomen onbekend terrein is. Je verbaast je er telkens weer over dat ettelijke televisiekijkende en krantenlezende Vlamingen niet eens precies dit veelbesproken gebied op de landkaart weten te situeren, laat staan het bezocht hebben.
Maar in de flamingantenkroegjes van Antwerpen en Gent wordt duchtig gezwamd over het Waals imperialisme, dat in de strijd om de Voer een cristallisatiepunt heeft gevonden. Daarom allicht hebben ze het zo indrukwekkend op de muren en bruggen van Vlaanderen gekalkt: ‘Vlaams is de Voer!’ (Notabene een eigentijdse vertaling van ‘Deutsch ist die Saar!’?). Het moge dan waar zijn dat de Waalse politici nooit echt belangstelling gehad hebben voor het lot van de kleine man in de Voerstreek, ook in het kamp van het ‘strijdende’ Vlaanderen stond de belangstelling voor de mensen van de Voerstreek op een bescheiden pitje.
Bij de Antwerpse kiezer maakt het misschien een zekere indruk als hij in zijn krant leest dat er weer eens een troepje stoere strijders met laarzen en koppelriemen door de Voerdorpen zijn opgestapt, maar terwijl de brave Antwerpse man de volgende dag zijn ochtendblad inkijkt hebben de heetgebakerde militanten van de verdere verfransing eens te meer koren op hun molen gekregen om de Vlaamse Jan met de pet met hakenkruisen te bedenken en de voorstanders van de aanhechting bij Limburg met de nazi's te verwarren.
Zagen we in het Veltmanshuis te Sint-Martens-Voeren warempel niet een landkaart waarop de veroveringszucht van het romaans imperialisme ten koste van het germaans gedeelte van Europa wordt voorgesteld: zo uit de grootgermaanse brochures van ‘historici’ die we maar liefst willen vergeten... En men herinnert zich dat de Vlaamse militanten die bij de bloedige incidenten van Zwartberg betrokken geraakten oorspronkelijk op weg waren voor een zoveelste raid naar de Voer!
De ernst waarmee haast alle politici het Voerprobleem hebben aangepakt wordt duidelijk voor wie weet dat in de Belgische Senaat ooit zowel het behoud van de streek in de provincie Luik als de overheveling naar de provincie Limburg in een en dezelfde zitting werd verworpen. Vlaamse parlementariërs stemden tegen de aanhechting bij Limburg uit misnoegen over het lot dat aan andere taalgebieden werd beschoren. Na de aanhechting bij Limburg duurde het jaren vooraleer deze provincie dit heet hangijzer durfde aanpakken. Je vraagt je ook af waarom het tot 1971 moest duren vooraleer het Ministerie van Nederlandse Cultuur met een streekhuis kon starten: eindelijk een basis van waaruit men kon vertrekken om de Vlaamse mensen van de streek (terug) te winnen.
Tijdens de tweede regeringsperiode van de heer Eyskens werd de Voer het chantagemiddel waarmee de staatslieden mekaar het leven zuur maakten. Je krijgt het nare gevoel dat het recent koninklijk besluit er zowat op neer komt dat deze lieden inmiddels andere chantagemiddelen op de kop getikt hebben. Ondertussen staat het in augustus 1973 op de voerwegen in koeien van kalkletters: ‘Dix ans, ça suffit!’
Of de buitenparlementaire Vlaamse Beweging hoog van de toren moet blazen over haar inzet ten gunste van dit bedreigde stukje Vlaanderen is een andere pijnlijke vraag. Ongetwijfeld is er een dikke map met verklaringen en moties. Van een Voerstrategie is er nooit ernstig werk gemaakt, ook niet in de flamingantenfondsen. De eerste toeristische voorzieningen kwamen er, neen, niet dank zij de Vlaamse Toeristenbond, maar op initiatief van belangstellende Nederlanders. En in het Davidsfonds hadden ze het in de jongste jaren zo ontzettend druk met de strijd tussen ‘conservatieven’ en ‘progressieven’...
En zijn er bij die ‘progressieven’ die er oog voor hebben dat de hardnekkige strijd van de franskiljonse grootgrondbezitters erg veel zou te maken hebben met plannen om hun gronden veil te houden voor Luikenaars die straks wel eens een tweede woning of buitenverblijf in dit gaaf stukje natuur zouden willen zoeken. Maar er lopen in de rangen van het strijdende Vlaanderen nogal wat mensen rond die allergisch zijn voor begrippen als grondbeleid en bepaald niet hoog oplopen met een maatschappij-kritische benadering van de Vlaamse problematiek.
Krijgt de Nederlandse Cultuur in de Voerstreek echt kansen? Er zal veel geduld, veel overleg, veel inzicht in het vormingswerk voor nodig zijn. Er zal met ernstig politiek opbouwwerk moeten begonnen worden.
In de zomer van 1973 wandel je met veel weemoed in het hart door die enig mooie Voer. Ergens zie je in de dakpannen van een boerenwoning duidelijk de naam ‘Liège’. En enkele kilometers verder praat je met een wandelaar van het schilderachtige dorpje Aubel. En hoewel je een beetje moeite hebt met zijn dialekt vraag je je met eindeloze verbazing af om godweetwelke redenen ze dat dorpje wel in Wallonië gelaten hebben.
JORIS DE DEURWAERDER