Schrijvende lezers
De spellingkwestie
Sinds jaar en dag zijn er vóór- en tegenstanders van een vereenvoudigde spelling. Dikwijls berust de mening op zuiver emotionele gronden. De vraag moet echter worden gesteld of deze benadering van het vraagstuk juist is. Het heeft er de schijn van dat de begrippen taal en schrift niet van elkaar onderscheiden worden. Taal is een middel om berichten over te brengen.
Er zijn tal van middelen, waarvan als voorbeeld worden genoemd: tekens (bijv. verkeersborden), door bewegingen (bijv. het wenken of een stopteken), door spreken, al dan niet met behulp van technische apparaten, waarvoor vele talen beschikbaar zijn of gemaakt worden (bijv. esperanto), door schrift, dat óf aansluit bij de een of andere taal, óf los daarvan staat (bijv. cijfers en tekens met een min of meer universele betekenis, zoals $, &, ?, enz) Bij al deze methoden geldt als voorwaarde voor de bruikbaarheid, dat verzender en ontvanger van het bericht aan het gebruikte middel dezelfde interpretatie geven. Deze interpretatie moet geleerd worden
Bij gebruik van letters is de afspraak, de interpretatie, dat een bepaald teken of combinatie van tekens overeenkomt met een bepaalde klank. Helaas is het aantal letters kleiner dan het aantal voorkomende klanken, zelfs wanneer wij alleen aan het Nederlands denken, bijv.: bij ‘rood’ en ‘door’ is de klank van het dubbelteken duidelijk verschillend. Van oudsher heeft men verwantschap gevoeld tussen de klanken van bijv. ‘bak’ en ‘bank’, in beide gevallen wordt gebruik gemaakt van het teken a, zij het, dat in het laatste woord het teken wordt verdubbeld om de open klank aan te geven.
Dit is een afspraak. Vroeger had men een andere afspraak, men schreef ae; deze oude schrijfwijze vindt men nog terug in plaatsnamen en familienamen: Saerbeek, van Waesberghe. Bij de o-klank werd de verlenging aangegeven door het toevoegen van een i, bijv. Oirschot (spreek uit: Oorschot). Het huidige schrift is het gevolg van afspraken of, zo men wil, van gewoonten, die zich in de loop der tijden hebben gevormd en die aan wijzigingen onderhevig zijn. De wijzigingen zijn sinds het begin van de vorige eeuw min of meer gereglementeerd geweest: eerst door de spelling Siegenbeek (1805), daarna De Vries en Te Winkel (1863), Marchant (1934) en het zg. groene boekje van 1947.
Het schrift staat los van de taal, dezelfde woorden en zinnen kunnen zonder enig bezwaar door andere tekens worden weergegeven, bijv.: drie en 3, gulden en f, normaal schrift en steno. Wanneer er geen lettertekens bestonden en men moest er toe overgaan deze te ontwerpen, dan zou men zeer zeker tot geheel andere tekens komen dan de huidige, al was het alleen maar omdat voor het automatische lezen van schrift de verschillen tussen de lettervormen onderling eigenlijk groter dienen te zijn dan thans het geval is.
Voorbeelden van wijzigingen in de afspraken zijn bijv. te vinden in het woord blauw. Vroeger schreef men blaauw en het is niet onmogelijk, dat men in de toekomst blau zal schrijven of zelfs blou als men voor de au en ou klank dezelfde lettertekens wil gebruiken. Het is slechts een kwestie van afspraak welke tekens gebruikt zullen worden. Het wegvallen van de letter w zou verdedigd kunnen worden door het feit, dat deze nauwelijks hoorbaar is. Het verschijnen van de w-klank bij uitdrukkingen zoals de blauwe hemel, is geen reden om deze in blau(w) te handhaven, het woord kouwelijk is immers geen reden om kouw te schrijven. Hoogstens kan men historische redenen aanvoeren, maar ook dit is geen sterk argument wanneer wij zien, dat de huidige schrijfwijze niet zelden duidelijk afwijkt van hetgeen vroeger gebruikelijk was. Een enkele blik in oude stukken laat dit duidelijk zien. Als willekeurig voorbeeld de tekst van artikel XXIV van de Unie van Utrecht:
‘Ende tot meerder vasticheyt zullen die Stadthouders van de voorsz. Provinciën, die nu zyn ofte naemaels comen sullen, mitsgaeders alle die Magistraeten ende Hooftofficiers van yegelyck Provincie Stadt ofte Leden van dien, dese Unie ende Confederatye ende een yder artyckel van dien in 't bysonder, by eede moeten beloven naer te gaen ende onderhouden, doen naergaen ende onderhouden’.
Behalve opmerkelijke wijzigingen in de spelling, vindt men ook veranderingen in de woordvorm, zoals naergaen in plaats van het huidige nagaan.
Het bovenstaande is geen pleidooi om tot een wijziging in de spelling over te gaan. Indien men hiertoe besluit, dan zal men alle factoren nuchter tegen elkaar moeten afwegen. Men zal moeten beseffen, dat een wijziging ook kosten met zich zal meebrengen en dat er verwarring zal komen omdat het oudere geslacht in zeker mate zal blijven vasthouden aan het oude, al was het alleen maar omdat het niet meevalt oude ingewortelde gewoonten te vervangen door nieuwe afspraken waardoor het automatisme van het schrijven verandert in iets waarbij in het begin voortdurend gedacht moet worden, terwijl het jongere geslacht wordt opgevoed met het nieuwe en dus de mogelijkheid van twee schrijfwijzen naast elkaar zeker niet denkbeeldig is.
Bij voorstellen tot wijziging streeft men dikwijls naar logica, die zich baseert op het: srijf soas je spreek(t). Was dit maar mogelijk. Zelfs in het kleine nederlandse taalgebied is de verscheidenheid van dialecten zó groot, dat het ideaal van een uniforme schriftelijke weergave van de klanken voorlopig wel een vrome wens moet blijven. Men denke bijv. aan: ij = ei of ie; Men denke bijv. aan: ij = ei of ie; aa = ao of aa; ui = ui of uu; z = z of s enz. Ook het uitspreken of wegmoffelen van medeklinkers is van streek tot streek verschillend.
Wanneer men stelt, dat de spelling moet aansluiten aan het ABN, dan heeft men de huidige willekeur alleen maar vervangen door een andere willekeur omdat het ABN de dialecten nog lang niet verdrongen heeft. Het srijf soas je spreekt, zou dus van streek tot streek verschillend uitvallen.
Laten we dus niet overhaast te werk gaan, Siegenbeek hield het 58 jaar uit, De Vries en Te Winkel 71 jaar. Het zg. groene boekje heeft in hoofdzaak grammaticale wijzigingen gebracht, de spelling van Marchant is daarbij eigenlijk niet aangetast zodat de spelling Marchant thans pas 39 jaar oud is. Wanneer men beweert, dat een vereenvoudiging zou leiden tot beter schrijven, dan moet dit worden betwijfeld. Het zijn niet zo zeer de schrijffouten, die de ergernis opwekken, mear het dikwijls volkomen gebrek aan taalbeheersing, aan stijl en aan woordkeus om van de vele vreemde, vooral engelse insluipsels maar te zwijgen. Wanneer hier wat aan gedaan zou kunnen worden, dan nemen wij een enkele fout in de spelling gaarne op de koop toe.
Onlangs werd nog opgemerkt, dat een vernieuwde spelling klassieke geschriften onleesbaar zou maken. Ook hier weer de verwarring van taal = klank en de afspra-