[Nummer 5]
Verstaanbaar Nederlands
‘Miljoenen Nederlanders leven in een land, waar een voor hen vreemde taal wordt gesproken, zodra het gaat om andere dan de meest alledaagse dingen. Dat wil zeggen: bijna altijd wanneer het gaat om zaken van algemeen belang’ (Sal Witteboon).
Staatssecretaris Schaefer, die in het nieuwe Nederlandse kabinet voor het beleid van de volkshuisvesting verantwoordelijk is, is een man naar mijn hart. Hij beseft tenminste het nut van een goed taalgebruik. En dat kan, helaas, niet van iedereen worden gezegd. In juni kondigde hij de samenstelling van een ‘woordenlijst’ aan. In die lijst worden verklaringen van ambtelijke termen opgenomen. ‘De Nederlanders moeten in de gelegenheid worden gesteld om de aanwijzingen van het departement wat beter te kunnen begrijpen’, aldus de bewindsman. Het lid van de Tweede Kamer voor de CHU, de heer Tolman, vreesde dat de staatssecretaris te veel hooi op de vork nam. Waarom kunnen de stukken, die het departement verlaten, niet direct in een begrijpelijke stijl worden geschreven, vroeg hij zich af. Ook daarmee werd blijk gegeven van een ongerustheid over het taalgebruik in overheidskringen.
Wanneer men de toelichting van staatssecretaris Schaefer op zijn voorstel leest, dan ontkomt men niet aan de indruk dat hij het een beetje gezocht heeft in de overdrijving. Waarschijnlijk is dat opzet geweest om zijn pleidooi kracht bij te zetten. De tekst luidde: ‘Ten behoeve van de diverse participanten (zowel in de administratieve als de justiciabele sfeer) aan het proces van urbane mlieurevisie is in voorbereiding een brochure, waarin een kort exposé zal worden gegeven van alle aspecten van bovengenoemd proces. Mitsdien zullen expliciet aan de orde komen: de rehabilitatie, regeneratie, renovatie casu quo amovering van het existerende woningbestand, benevens de reconstructie van de urbane infrastructuur en de implicaties van bovengenoemd revisieproces, voor zover deze althans de economische, sociaal-culturele, educatieve en transportfunctie van de city regarderen. In deze brochure zal tevens een korte dictionaire worden opgenomen’.
‘Miljoenen Nederlanders leven in een land, waar een voor hen vreemde taal wordt gesproken’. Inderdaad, Witteboon had gelijk en zijn uitspraak heeft aan kracht niets ingeboet. Als hoofdredacteur van de Radio-Nieuwsdienst, met een lange en rijke ervaring, wist hij waarover hij sprak.
Het Nederlands is een rijke taal. In vele gevallen is het gebruik van vreemde woorden dan ook totaal overbodig. Er schuilt zelfs een groot gevaar in. Het bezigen van onnodig vreemde woorden is niet meer en niet minder dan het plegen van een aanslag op de taalzuiverheid. En wie de taal aantast ondermijnt op hetzelfde moment de belangrijkste steunpilaar van de Nederlandse cultuur. Vandaar ook, dat velen het de politicus dr. Drees jr. kwalijk hebben genomen toen hij in het openbaar aanraadde het Engels, in de plaats van het Nederlands, voortaan te gebruiken.
Het Algemeen Nederlands Verbond zette, enkele jaren geleden, naar aanleiding van het gewraakte euvel het sein op rood. In een brief aan de toenmalige minister-president, waarvan afschriften werden gezonden aan de Staten-Generaal en de pers, werd de verontrusting over het toenemende gebruik van onnodig vreemde woorden uitgesproken. Een lijst met vreemde woorden, verzameld aan de hand van het doornemen van overheidsstukken - met vermelding van daarvoor passende Nederlandse uitdrukkingen - vormde het bewijsmateriaal.
Het verbond, overigens helemaal geen gezelschap van taalzuiveraars, wilde allerminst de schoolmeester uithangen. In de brief werd er voorts de nadruk op gelegd, dat een dergelijk taalgebruik in ernstige mate tekort doet aan degenen, die over een minder rijke woordenschat beschikken. Ik zou het met een vreemd woord willen aanduiden, dat iedereen in deze tijd drommels goed begrijpt: ‘discriminatie’.
In een onderhoud met de minister-president werd de strekking van de brief nogmaals toegelicht. De inhoud vond begrip. Ook de staatssecretaris van binnenlandse zaken van destijds zou er aandacht aan schenken. Nochtans bleef een bijval over de gehele linie van bewindslieden, politici en ambtenaren uit. Het Verbond had ook niet anders verwacht. Gewoonten zijn hardnekkig! Het optreden van staatssecretaris Schaefer bewijst, dat het probleem niet geheel en al uit het gezichtsveld van de overheid is verdwenen. En hetzelfde kan van een poging van de voorzitter van de Tweede Kamer, dr. A. Vondeling, worden gezegd. De laatste nodigde in het voorjaar een aantal ambtenaren van de hoge colleges van staat en van de departementen, gelijk mede vertegenwoordigers van de parlementaire pers en van particuliere organisaties als het Algemeen Nederlands Verbond uit tot een gesprek over het taalgebruik in overheidsstukken. Men kwam tot de slotsom, dat er bij vele overheidsinstellingen richtlijnen voor zuiver taalgebruik bestaan. Maar over en weer bleek men daarvan onkundig. En de naleving van die voorschriften liet volgens velen ernstig te wensen over. Inmiddels is de gespreksgroep tot een commissie ‘Duidelijke Taal’ uitgegroeid.
Zodra de zaken van algemeen belang aan de orde komen neemt men of vreemde woorden in de mond, of vertrouwt die toe aan het papier. De voornaamste taak van de overheid is juist de behartiging van het algemeen belang. Het lijkt mij raadzaam de tekst van Witteboon keurig in te lijsten en vooral op overheidskantoren, maar ook elders (!) aan de muur te spijkeren. Wat aan de wand geschreven staat beklijft steviger dan wanneer het in een voorschrift staat vermeld. Of anders gezegd: De vermaningen op de aanplakborden, op bijna alle stations, om het vloeken achterwege te laten hebben, naar ik veronderstel, meer uitwerking dan alle donderpreken op de zondagen van één jaar.
GEERT GROOTHOFF