| |
| |
| |
Spiegel van de Nederlanden
| |
| |
| |
Krachtproef
Steviger basis
Er wordt op het Haagse Binnenhof met man en macht gewerkt aan verbouwingen om het Nederlandse parlement een beter, en vooral ruimer, onderkomen te verschaffen. Het is geen overdaad. Wie enigszins op de hoogte is met de huisvesting van de hoge colleges van staat en van de daarbij behorende ambtelijke diensten kan weten, dat het niet dermate florissant is om er over te juichen. Een historische omlijsting, een fraaie houten wand en een kroonluchter aan de zoldering mogen dan blijken zijn van een naar staat en stand ingericht onderkomen, de praktijk leert anders. Er is ruimtegebrek. De regering heeft aangekondigd dat het van plan is het parlement een steviger basis te geven om de toenemende werkzaamheden van de leden van de Staten-Generaal te helpen verlichten. Er heeft in een krant gestaan, dat er zelfs een trimzaaltje voor de volksvertegenwoordigers in aanbouw is!
| |
Zware agenda
Als vanouds zijn we bij het schrijven van deze regels weer een beetje tijdgebonden. Nu we dit schrijven zijn de meeste leden van de Kamer met vakantie, evenals de helft van de leden van het kabinet, na moeizame weken, elders rust zoekt. In september werkt de hele politieke machinerie weer op volle toeren. De agenda van het kabinet is overbelast. Als ieder jaar komt de begroting in behandeling. Het wordt voor de nieuwe regering een krachtproef. Hoewel men nooit zeker kan zijn, hoe de politieke kaarten komen te liggen, zijn er ingewijden die van de overtuiging uitgaan dat de regering het haalt. Men zou zich overigens ook niet graag tegenover een regeringscrisis gesteld zien, hoe men in Nederland ook over het nieuwe kabinet oordeelt. Zelfs de grootste tegenstanders van de regering-Den Uyl zijn met het uitspreken van een oordeel daarover voorzichtig. Dat neemt niet weg dat de regering voor hete vuren komt te staan. De bewijzen liggen voor de hand. Een voorproefje was toen de Tweede Kamer onlangs het voorstel van de regering om de benzine-accijns met 4½% te verhogen ongedaan maakte. Er bleken 73 leden tegen en 63 vóór het voorstel te hebben gestemd. Tegenstemmers bevonden zich in de fractie van de KVP - de regering had van die zijde alle steun verwacht - in die van de WD, DS'70, CHU, CPN, SGP, BP en GPV.
| |
Geen regeerakkoord
Maar niet alleen de KVP, ook de ARP en de PPR, die in de regering vertegenwoordigd zijn kunnen het in september voor het kabinet bijzonder moeilijk maken, want er heerst nogal enige verdeeldheid over belangrijke beleidszaken. Wat zich hier wreekt is eenvoudig, dat de KVP, de ARP en de PPR spreken over een extra-parlementair kabinet, terwijl de PvdA van minister-president Den Uyl handelt alsof het een parlementair kabinet is. Extra-parlementair beduidt zoveel als een uit beginsel steunen van het kabinet, maar de vrijheid te behouden een eigen oordeel te hebben en dientengevolge een zelfstandig besluit te nemen ten aanzien van de beleidsvoorstellen. Voor de PvdA is de beoordelingssituatie een geheel andere. Een regeerakkoord bestaat er dan ook niet. En het laatste houdt in dat de positie van het parlement tegenover de regering veel sterker is dan tijdens de voorgaande regeringen. Of anders en duidelijker gezegd; de beleidslijnen worden meer in de Tweede Kamer uitgestippeld dan in de vergaderingen van het kabinet. Voor de regering wil het laatste zeggen, dat zij rekening moet houden met een mogelijke andere koers van de Tweede Kamer dan zij heeft vastgesteld.
| |
Woningnood
Het klinkt nogal tegenstrijdig. Nederland worstelt altijd nog met de woningnood. Vele jonggehuwden zijn gedwongen bij hun ouders, of bij anderen, in te wonen, omdat er geen eigen huis beschikbaar is. Maar volgens de officiële gegevens staan er 80 000 woningen leeg. Het scheve van deze situatie is voor de regering de aanleiding geweest om de ganse woningproblematiek aan een onderzoek te onderwerpen. Daarbij dient men te herdenken, dat de oplossing van de woningnood in de jaren na 1945 louter uit een technisch oogpunt werd bekeken. Er was een enorm tekort en het eerste dat gedaan moest worden was bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Men was reeds verheugd wanneer een nieuw huis gereed kwam en onderdak aan woningzoekenden kon verschaffen. Thans blijkt dat, in sommige gevallen, de kwaliteit van de nieuwbouw van toen minder was dan men zich aanvankelijk had voorgesteld. Vele huizen uit die tijd vertonen mankementen, wat ook weer niet geheel en al onverklaarbaar is, omdat de materialen minder goed waren. Ook een gevolg van de oorlog. Voorts heeft men thans te kampen met grote gedeelten van steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht die volkomen zijn verpauperd. De regering heeft geconstateerd, dat er een geweldige achterstand bestaat op het gehele terrein van het woononderzoek. De onderzoekingen, de plannen en de tellingen, van destijds waren niet direct, aldus een verklaring van het betrokken ministerie, op de werkelijke behoeften en de wensen afgestemd. Het huurprobleem speelt eveneens een rol. Van de 80.000 huizen die leeg staan is de oorzaak niet altijd een te hoge huur die wordt gevorderd. Waar is het euvel dan wel aan te wijten? Deze en andere vragen hebben de regering genoodzaakt in 1974 een landelijk woningonderzoek te organiseren waarbij de gehele bevolking wordt ingeschakeld. Eén van de nieuwe veranderingen in het beleid zal zijn, dat niet langer een project zal worden gesubsidieerd, maar individuele huursubsidies
daarvoor in de plaats komen. Een andere kwestie is, een oplossing te zoeken en sneller dan tot nog toe over de benodigde cijfers te kunnen beschikken om daarop het beleid te grondvesten. Wanneer komt een pand leeg te staan, wie zijn de nieuwe bewoners, welke huurprijzen worden betaald, hoe is het met de inkomensstructuren in de nieuwe woonwijken en welke plannen zijn voor woningverbetering nodig? In een bijdrage in ‘De Volkskrant’ werd aan deze vraagstukken op een uitvoerige en indringende wijze de aandacht geschonken. En ook in vele andere dagbladen, tijdschriften e.d. is het woningbeleid in de laatste tijd onderwerp van bespreking.
| |
Inflatie
Nederland heeft nog steeds, evenals andere landen, te lijden onder de voortdurende inflatie. De prijzen vliegen omhoog, twee keer zo snel dan in het vorige jaar. Men kan zich afvragen waar men uiteindelijk terecht komt. Want er is geen enkele aanwijzing, althans op dit moment, dat de prijsstijging wordt ingedamd. Er zijn vele voorbeelden. Wij noemen er slechts één: de akkerbouwprodukten zijn in één jaar 70% duurder geworden. Er zijn volgens ingewijden verschillende oorzaken aan te duiden, waarom de zaak uit de hand loopt. Dr. Zijlstra, president van de Nederlandse Bank, heeft als de kern aangeduid, dat de regeringen en de centrale banken niet langer de macht hebben om de invloed van bepaal- | |
| |
de groepen en belangen, die de lonen en de prijzen omhoog drijven, in toom te houden. Volgens hem is de enige manier om de krachtenbalans weer in de andere richting te doen omslaan, het winnen van de publieke opinie ten gunste van een anti-infiatiebeleid op een krachtdadige wijze. Hoe het laatste te verwezenlijken lichtte dr. Zijlstra niet nader toe. Maar het is ongetwijfeld een zaak van de regering om zich hierover het hoofd te buigen.
Mede in verband met het laatste heeft de Sociaal Economische Raad (SER) duidelijk gemaakt, in meerderheid, dat de regering sterker moet kunnen optreden tegen afspraken die concurrentie uitschakelen: de zogenaamde kartelafspraken.
Het rommelt overigens de laatste tijd in de SER. Het NVV heeft duidelijk gemaakt, dat men van die zijde niet behoeft te rekenen op medewerking aan de samenstelling van het halfjaarlijks economisch rapport. Nu betekent deze houding niet, dat de vakbeweging afstand wil nemen van haar verantwoordelijkheid. Integendeel. Wat zich in de SER in Nederland momenteel afspeelt, doet zich ook elders voor: de vinnige strijd tussen de economen enerzijds en de sociologen en sociaal-psychologen anderzijds. De laatsten verwijten de eersten onvoldoende oog te hebben voor de sociale onrust en wensen van maatschappijveranderingen. De eersten betogen, dat men wel wensen kan hebben, maar dat uiteindelijk moet worden bezien of al die verlangens wel zijn te realiseren en zij beschuldigen de anderen ervan, zoals prof. Heertje dat in ‘Accent’ heeft gedaan, dat het schaarsteprobleem in de wereld niet opgelost kan worden door het scheppen van totaal nieuwe structuren Het is begrijpelijk dat deze discussie ook invloed heeft op de debatten hoe de inflatie te beperken, en in hoeverre aandacht besteed moet worden aan het probleem van de verschillen in inkomen. Het laatste woord hierover is nog niet gesproken. De verantwoordelijkheid, hoe de zaken in te kleden ligt niet bij de SER maar bij de regering.
| |
Bankwet
Enig opzien heeft een artikel van de voorzitter van de Tweede Kamer, dr. A. Vondeling, destijds minister van Financiën, in het weekblad Economisch Statistische Berichten, gebaard. Dr. Vondeling heeft in zijn bijdrage een lans gebroken voor het op de helling zetten van de Bankwet. Het jaarverslag van de Nederlandse Bank is de heer Vondeling zwaar op de maag gevallen. Waarom wordt het alleen door de president uitgebracht en komt de directie er niet aan te pas? Waarom er een ‘eenmanszaak’ van te maken en ‘een geur van heiligheid te scheppen waar het de persoon van de president betreft’? Toch mag hieruit niet de conclusie worden getrokken, dat dr. Vondeling bezwaren heeft tegen de persoon van dr. Zijlstra. Allerminst. ‘Meer dan eens per jaar blijkt hoe groot de - ook buiten ons land erkende - kwaliteiten van de president zijn’, aldus dr. Vondeling. In zijn artikel vraagt dr. Vondeling zich af, of het niet beter zou zijn als de Nederlandse Bank wat meer goud op de vrije markt zou verkopen. En hij zou graag in een volgend jaarverslag iets over de goudpolitiek van de centrale bank willen lezen. Ook het salaris van de president ontmoet bij de voorzitter van de Tweede Kamer bezwaren; hij acht het althans onjuist dat de president aanmerkelijk meer inkomen heeft dan zijn chef, de minister van Financiën. De president van de Nederlandse Bank is tot nog toe niet op de beschouwingen van dr. Vondeling ingegaan.
GEERT GROOTHOFF
| |
Huldiging koningin Juliana verrijkt de geschiedenis van Nederland
De viering door het ganse volk van het zilveren regeringsjubileum van koningin Juliana zal voortaan als een spontane huldiging in de annalen van het Koninkrijk der Nederlanden geboekstaafd staan.
In velerlei toonaarden is, in de eerste week van september, aan waardering en genegenheid voor de vorstin en haar gezin uiting gegeven. Respect en dankbaarheid voor de voortreffelijke wijze, waarop zij haar zware en verantwoordelijke taak in dienst van haar land en volk een kwart eeuw heeft uitgeoefend in een moeilijke tijd, waarin zich in eigen land en elders ingrijpende veranderingen hebben voltrokken. Want, in luttele jaren heeft de menselijke samenleving een geheel ander aanzien gekregen, is er veel afgebroken dat destijds als onaantastbaar gold en doen er zich sedert het midden van deze eeuw vernieuwingen voor over de gehele linie van het maatschappelijk leven. Het is een boeiende tijd, maar niettemin een periode vol spanningen en onzekerheden, waarvan de koningin dikwijls in haar redevoeringen en boodschappen gewag heeft gemaakt en, zoals zij ook bij haar huldiging heeft gedaan. Kortom, geen gemakkelijke episode om de Kroon te dragen.
Nederland kent een grote verscheidenheid op levensbeschouwelijk en politiek terrein en een vrijheid van oordeel en meningsuiting die als een kostbaar bezit wordt beschouwd en waarvan het behoud als de voornaamste zorg wordt ervaren. De grote verdienste van koningin Juliana is, dat zij - boven de partijen staande - zich niet in een ivoren toren opsluit, maar zich bij alle gebeuren en beleidszaken één met haar volk toont. Daardoor heeft zij niet alleen een nieuwe glans gegeven aan de monarchie, maar ook vorm en inhoud aan het moderne koningschap. Een blijk daarvan is, dat ook degenen, die op grond van staatsrechtelijke overwegingen geen uitgesproken voorstanders van de monarchie zijn, toch waardering daarvoor in Nederland weten op te brengen
|
|