Vlaams Verbond Overheidspersoneel
Het Algemeen Nederlands Verbond heeft dit jaar een Visser-Neerlandia-prijs toegekend aan het Verbond van het Vlaams Overheidspersoneel, met zetel te Brussel, voor zijn vijftien jaar lange werking ten bate van de Vlaamse belangen in de overheidsdiensten en ten bate van de Nederlandse kultuurgemeenschap in 't algemeen.
Wat is het V.V.O., wat zijn doelstellingen, welke is zijn werking?
Volgens de statuten heeft het V.V.O. tot doel, buiten en boven alle partijpolitiek en wijsgerige beschouwingen om, de Vlaamse belangen te behartigen in alle Belgische openbare diensten.
Sedert enkele jaren werd het aktieterrein uitgebreid tot alle aan de taalregeling onderworpen private bedrijven.
Daartoe zal het Verbond er naar streven een voor het Vlaams personeel gunstig klimaat te scheppen, o.m. door de belangen, met inbegrip van de beroepsbelangen, van het personeel op taalgebied te verdedigen, zich te verzetten tegen elke aktie die tegen deze belangen gericht is en een ruime verspreiding van de Nederlandse kultuur te bevorderen.
Kunnen lid worden van het Verbond: alle Vlaamse personeelsleden van publieke instellingen en private bedrijven.
Kort gezegd: de werking van het V.V.O. is een onderdeel van de Vlaamse beweging, een Vlaamse strijdvereniging met als hoofdzakelijk doel de Vlaamse gelijkberechtiging te bekomen in de openbare diensten, in brede zin genomen.
Bestond er nood aan de oprichting van het Verbond? Men kan die vraag stellen aangezien er in 1932 een wet was uitgevaardigd die het gebruik der talen in bestuurszaken regelde.
Om een beeld te krijgen van de taaltoestanden in de overheidsdiensten op het ogenblik van de oprichting van het V.V.O. laten wij Dr. Jur. S. SZONDI, een van onze eerste en aktiefste leden, die vroeger reeds een Visser-Neerlandia-prijs ontving voor zijn onversaagde Vlaamse werking in zijn gemeente Etterbeek, aan het woord.
Hij schreef o.m.:
‘In februari 1950 kwam ik te Brussel aan, aangenomen bij de Algemene Diensten. Het eerste wat me als nieuwbakken ambtenaar te beurt viel, was een bezoek bij de toenmalige sekretaris-generaal.
Als provinciaaltje was ik steeds de mening toegedaan geweest dat al de grote meneren uit de Belgische administratie tweetalig waren in de Hoofdstad.
Wat viel ik echter bij mijn eerste kennismaking reeds bedrogen uit! De sekretaris-generaal kende geen woord Nederlands, en deed niet de minste poging om zich hierover te verontschuldigen tegenover een ambtenaar van de Nederlandse taalrol, geen enkel gebaar om ten minste te pogen zich wit te wassen; voor hem scheen het de meest gewone zaak ter wereld te zijn dat bij hem alles in het Frans verliep en dat een Vlaamse ambtenaar zich aan hem aanpaste...
Een paar dagen later mocht ik mijn direkteur gaan bezoeken. Ik herinner het me nog alsof het gisteren was: “Dag, Mijnheer de direkteur” zegde ik. Het antwoord klonk lakoniek: “Ici on parle le français”. Ik was te naief en dacht dat ik tenminste mijn verslagen in mijn taal zou kunnen opmaken. Mijn eerste rapport kwam terug met de vermelding “en français”. Het was toen 1950 en deze manier van handelen was in de Belgische administratie schering en inslag, ook nog op het ogenblik dat enkele moedige ambtenaren besloten tot de oprichting van een Verbond voor het Vlaams overheidspersoneel met het doel aan deze toestanden een einde te stellen.
Voor vele Vlaamse ambtenaren die zich door dergelijke vernederingen vaak gekrenkt voelden, was deze stichting een soort van opluchting; eindelijk was een verbond van ambtenaren ontstaan dat zich zou inspannen om tot meer gezonde en meer rechtvaardige taaltoestanden te komen in de Belgische administratie. Syndikaten hielden zich immers met zulke nevenkwesties als taalaangelegenheden niet bezig’.
Men zou wat het Verbond wenste te verwezenlijken in de overheidsdiensten kunnen samenvatten met de woorden van mijn voorganger, ere-voorzitter Dr. Jur. R. VANDEZANDE: van het Nederlands in België een volwaardige bestuurstaal maken, het Nederlandstalige diploma valoriseren en de Vlaamse ambtenaar zijn rechtmatig aandeel verzekeren.
***
Wat heeft het V.V.O. gedaan om deze doelstellingen te verwezenlijken?
Om hierop te antwoorden volstaat het, het verslag over de werking tijdens het afgelopen dienstjaar 1971-72, opgesteld door onze algemeen sekretaris, de heer J. VAN WUYTSWINKEL, na te slaan. Het beslaat zo maar eventjes 211 bladzijden.
Op de vraag of het V.V.O. nog steeds niet overbodig geworden is moet ongelukkig genoeg geantwoord worden dat wij onze doelstellingen slechts gedeeltelijk hebben kunnen verwezenlijken. Er zullen nog jaren van voortgezette aktie nodig zijn om ons einddoel te bereiken.
***