Het ‘vergeten’ Zuiden...
Het was dit jaar voor de tiende achtereenvolgende keer, dat wij - mijn vrouw en ik - onze vacantie in de zuidelijke provincies van ons land en in België doorbrachten.
Geboren en getogen in de Randstad en daar ook door arbeid gebonden, zijn wij in toenemende mate ‘verliefd’ geworden op deze gebieden.
Moeilijk is het om uit te leggen wàt ons nu precies zo trekt in - vooral - de beide Limburgen en Brabanden. Misschien is het, naast de wonderlijk mooie natuurgebieden en de pittoreske schoonheid der dorpen en steden, vooral de mentaliteit der bevolking. Nergens in ons goede Nederland is men in staat de levensvreugde, mocht die wat verloren zijn gegaan, te doen terugkomen op de manier als in die zuidelijker streken. De door geluidshinder, politiek gekakel en gekrakeel, maar vooral ook door een moordend arbeidstempo beschadigde Randstedeling komt er na enkele dagen verblijf al tot zichzelf. En wie - als wij - het voorrecht hebben om er enkele weken te kunnen doorbrengen, voelt zich na terugkeer weer opgewassen tegen het wieden van het vele onkruid, dat in het westen zo welig blijkt te gedijen langs de levenspaden die men daar nu eenmaal moet gaan.
Al is het hier bedoelde Nederlands-Belgische gebied een naar onze mening voortreffelijk vacantieland, dan wil daarmee niet gezegd zijn, dat er niet lang, hard en goed gewerkt zou worden. Dit is een van de meest griezelige misverstanden die er leven over de zuidelijker gebieden. Men meent dat men daar alleen voor het plezier voortgaat met bestaan. Welnu: de lasten van het bestaan drukken hier minstens zo zwaar als in het alsmaar somberder wordende klachtenrijke westen. En dat, terwijl bijvoorbeeld het in grote zorgen gedompelde Nederlands Limburg, duidelijk niet de aandacht van ‘Den Haag’ krijgt die het niet alleen behoeft, doch zeker verdient! Nee, de bedoeling van dit artikeltje is om een lans te breken voor zowel ons als Belgisch Limburg en Brabant, alsmede de kustgebieden - Zeeland en de Vlaamse kusten - als vacantielanden en (eventueel) gebieden waar men zijn tweede huis, dan wel zo mogelijk zijn permanente verblijf gaat zoeken.
Het zijn toeristengebieden bij uitstek, als het ware ook nog omkransd door belangrijke steden als Brugge, Gent, Antwerpen, Brussel, Luik, Dinant en vooral: Maastricht! Men vindt er vlakke en geaccidenteerde terreinen dicht bij elkaar. Bos, viswater, natuurschoon, maar ook al datgene dat het leven behaaglijk kan maken, zowel in de culturele als in de meer materiële sfeer, is optimaal voorhanden. En voor de meer actieven onder ons: Er is nog zeer veel werk te doen...! Het is er goed, relatief goedkoop, levendig en waarlijk levend als men er verblijft om zijn moede leden wat te strekken of om zijn getourmenteerde geest weer wat te laten herstellen. Het is ons telkens weer een raadsel hoe men ‘bij ons’ - dat wil zeggen: in de Randstad - durft te kankeren op, of laatdunkend te doen over ‘het zuiden’.
Bij dieper doorsteken naar de kennis van de kankeraars, over de gebieden en de bevolkingen, komt in negen van de tien gevallen een ontstellend gebrek aan kennis van zaken te voorschijn.
Een naarsmakend snobisme doet vergeten, dat er direct naast de deur (maar helaas nog wel buitengesloten!) een aantal landstreken liggen, die èn in vrijwel ongerepte schoonheid èn in betekenis als mogelijk toeristisch gebied, vrijwel onbeperkte mogelijkheden aanbieden.
Toegegeven: er is de laatste tijd iets positiefs groeiende ten deze. Wetenschap (Maastricht, Hasselt, Leuven, Brussel) en industrie vestigen de aandacht op de vele en velerlei mogelijkheden zowel in Nederland als België. Maar het zijn helaas vooral de negatieve zaken die de aandacht van de Hollander - en dan nog maar enkele ogenblikken - verkrijgen. Voor de werkelijk cardinale problemen als verhoging van de welvaartssituatie en de zo uiterst belangrijke ontwikkelingen, rondom en in het (vooral wetenschappelijk) onderwijs, heeft ‘men’ in de rest van Nederland onvoldoende aandacht.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Belangrijke figuren en groepen in Nederland en België werken met de inzet van heel hun kunnen en kennen aan een steeds verder gaande integratie tussen onze beide landen. Het zou uiterst onbillijk zijn om daarop niet de aandacht te vestigen.
Doch zolang als een poging om te komen tot bijvoorbeeld de spreiding van Rijksdiensten, in de richting van het Limburgse of Brabantse land, op fel verzet stuit, is er iets nog duidelijk mis! Het bureaucratisch verzet der ondergeschikten die aan diverse instellingen verbonden zijn is mateloos èn soms ergerlijk, zo niet grievend voor de bevolking der betreffende gebieden. Terugkerend naar de kern van ons betoog, komt een andere vraag bij ons op. Waarom zou zich in het prachtige Kempenland b.v. geen voortreffelijk hotelwezen kunnen ontwikkelen? Waarom wil ‘men’ niet wonen temidden der hardwerkende, vrolijke en trouwe mensen die zowel bij ons als in België de kernen der bevolking vormen? Als ik daartoe ooit in staat zal zijn, zal ik in dàt deel van Europa mijn woning kiezen. Om er te leven, te werken, te wonen zoals dààr nog mogelijk is: menswaardig en gerust.
Tien jaar hebben we door Zeeland, Brabant en Limburg gezworven. Daarnaast - en meestal daarenboven - hebben we de Belgische gebieden doorkruist, bekeken: Vlaanderen, Brabant, Antwerpen, Limburg, het gehele Ardennen-gebied. Telkens opnieuw hebben we het ‘er-zijn’ bewust beleefd. Vele gelukkige uren en dagen, ja zelfs weken hebben we er ‘gesleten’. Wij zijn de mensen daar dankbaar voor hetgeen wij van hen mochten leren en ondervinden. Zij verstaan te leven. En dat vergeten wij - van boven de grote rivieren - te veel en te vaak.
In onze enigszins geborneerde arrogantie doen wij tekort aan datgene, dat zo rijke bron kan zijn voor inspiratie op schier alle gebied van de geest. Men moet zich er echter wel toe willen zetten!
En juist daarom: neem eens vacantie om die door te brengen in onze of de Belgische provincies. Van Middelburg tot (stad) Luxemburg, van Duinkerke tot Nijmegen, is het Europese gebied waar de oudste geschiedenis, de meest ongerepte natuurgebieden en de wellicht ijverigste bevolking U een welkom zullen bieden, dat voor de waaghals die ‘het erop waagt’ een openbaring zal kunnen zijn.
Drs. M. DE JONG
Leiden