| |
| |
| |
Groningen, portret-verbaal van een metropool
Wie na lange jaren weer eens de stad bezoekt, waar hij werd geboren of waar hij lang genoeg heeft gewoond om met de sfeer ervan vertrouwd te zijn, geeft zijn eindindruk doorgaans weer in de uitspraak: ‘'t Is niet meer wat het geweest is’. Dat geldt voor elke stad. ‘Wien bleibt Wien’ is een romantisch leugentje al is het een ‘evergreen’, net als de gelijknamige schlager. Er bestaat geen schlager ‘Groningen blijft Groningen’. In het Gronings stadslied - ten onrechte ‘volkslied’ genoemd - wordt de stad bezongen als een pronkjuweel in gouden rand. Pronk, juweel en goud kunnen als symbolen gelden voor de historisch gegroeide neiging van de Groninger tot heersen in rijkdom.
| |
Nostalgie
Ook Groningen is niet meer wat het - zelfs tot voor weinige jaren - geweest is. Zulk een verzuchting is eigenlijk zo onredelijk als het maar kan, want zij komt voort uit emotioneel verzet tegen de onverbiddelijke wet der voortdurende verandering. De Romeinen wisten dat al getuige de befaamde uitspraak ‘tempora mutantur et nos mutamur in illis’ (De tijden veranderen en daarin ook wij). En nog ouder is de uitspraak van Aristoteles: ‘panta rhei’ (alles verandert). Het enige nieuwe is de weergaloze, onvolgbare snelheid waarin de veranderingen ons tegenwoordig voortjagen naar, ja, waarheen?
Een onbarmhartig gebeuren eigenlijk, want in wezen zijn wij conservatief en progressief tegelijk. Wij willen dat alles nog beter en gemakkelijker en graag ook wat vrolijker wordt en tegelijkertijd hechten wij ons zo sterk aan personen, dingen en toestanden, dat we ze langer zouden willen vasthouden dan mogelijk blijkt. Het ‘Je Maintiendrai’ is dan ook ons aller onuitgesproken, vaak ook verdrongen lijfspreuk met uitzondering van degenen, voor wie het verstarring of voortzetting van een onhoudbare situatie zou betekenen.
Let maar op; ook de meest fanatieke progressieveling ontkomt niet aan de nostalgie als heimwee naar ‘hoe het was’. Daarvan getuigen de vraag naar antiek, zelfs nepantiek, de terugkeer van trouwkoetsjes in het straatbeeld, de talrijke, volmaakt anachronistische woninginterieurs met imitatiekristallen kroonluchters, baldakijnbedden, behang met de Bourbonse lelie als motief; de vraag naar old-timers, de zonderlinge terugkeer van de lange haardracht, het zwijmelen - door honderdduizenden - in de leefgewoonten van vorsten, prinsen en prinsessen-oudestijl, het handhaven van Sinterklaas en de kerstballen. Zelfs de zo nuchtere Groninger handhaaft nog altijd - in 1972 voor de driehonderdste maal in successie - zijn ‘nationale’ feestdag van de 28e augustus. De bevrijding in 1672 van de furieuze Bommen Berend spreekt hem klaarblijkelijk sterker aan dan de Duitsers in 1945.
Conservatief dus en tezelfder tijd progressief; een tegenstelling, die men even gemakshalve als dwaas als ‘links’ en ‘rechts’ duidt. Dwaas, jawel, want links en rechts zijn slechts bestaanbaar als weerszijden van een midden als regelend centrum. Het wil zowel door ‘links’ als door ‘rechts’ worden gedomineerd, maar goed; om de kastelein uit de film Irma la Douce te citeren: that's another story.
Intussen, wat is dat voor een stad, Groningen? Heeft zij een karakter zo verschillend van andere vaderlandse steden, dat je kunt zeggen: er is maar één Groningen zoals er maar één Karel I is al zijn ze per vrachtwagen leverbaar? Wat is dat voor mens, de Groninger? Heeft hij karaktertrekken waardoor hij zich duidelijk van andere bewoners van dit land onderscheidt?
| |
De stad
Het heeft wellicht meer zin dan ooit tevoren, in een tijd van overrompelend-massale verstedelijking ons vooral even te bezinnen op het fenomeen ‘stad’ en daarmee vervolgens de stad Groningen te confronteren. ‘La plus noble façon de penser à l'avenir c'est de respecter le passé’, zegt Georges Duhamel.
Welnu, de landman Kaïn vlucht nadat hij de veehouder Abel, zijn broer, dodelijk heeft genegeerd. Hij is de legendarische figuur in wie het menselijk conflict zich voor het eerst gewelddadig openbaart. De vrees, dat nu anderen hem zullen doen, wat hij Abel deed, drijft de eenzame voort. Hij zoekt bescherming tegen broeiende dreiging, die hij buiten zichzelf aanwezig acht, tot in de natuur toe. Hij bouwt de stad, omwalt en pantsert haar. De eerste stedenbouwer, de eerste technicus. De stad wordt als hij; een gepantserde vesting. Zij omwalt ook zijn eigen conflictsituatie, maar menend dat de dreiging in de eerste plaats van buiten komt, waant hij zich binnen de ommuring veilig. Met zijn mede-stedelingen heeft hij tal van belangen gemeen. En hoewel hij in conflict met zichzelf is en daardoor met de wereld daarbuiten gaat hij leven als in gemeenschap. Zij krijgt gestalte in ‘de stad’; gestalte krijgt karakter; de stad wordt groepspersoonlijkheid, onderscheiden van andere. Zij krijgt een naam: Henoch, Athene, Rome, Amsterdam en Groningen. Een stad in het open, vlakke land dat in harde arbeid moest worden ontgonnen en beschermd tegen de loerende dreiging van het water. Een stad, hooghartig en tegelijk lokkend en lonkend als een vorstelijke hoer.
| |
| |
De stad vervult van haar ontstaan af een samenhoudende en behoudende functie. Ommuurde gemeenschap, beschermd bezit. In de twaalfde eeuw is Groningen een klein handelscentrum waarin de rijke graankoopman domineert. Friezen veroveren de stad in 1251. Twee honderd jaar later streeft Groningen naar uitbreiding door verovering van Friese gebieden. Dat lukte. De verhouding is eigenlijk nooit meer goed gekomen. De Groninger verdraagt elke ‘provinciaal’ zelfs zijn volstrekte tegenvoeter, de zuiderling, beter dan de Fries. Bij alle verschil hebben ze misschien te veel karaktertrekken met elkaar gemeen. Welk verschil is er tussen de boerenvorsten van de Friese ‘states’ en die van de Groninger ‘borgen’? Kleiaristocraten met de bijbel naast de boekhouding, heersend over hun particuliere Beloofde Land, de candidaathuwelijkspartner van hun dochters metend naar de mate van zijn geld, zijn grond of zijn vee.
Het karakter van een stad is dat van haar gemeenschap en daardoor van degenen, die haar van geslacht
Drukte in het voetgangersdomein. Sedert enige tijd is het 's avonds feestelijk verlicht.
op geslacht vormen en voortvormen. Die stedelijke gemeenschap dankt haar karakter aan strijd. De strijd om land en bezit, de zware arbeid, de grond te bewerken en te beschermen. Heren, landarbeiders, kooplui. Patriciaat, proletariaat, onafscheidelijk aan de bodem gebonden. Fanatieke vrijheidszin bij de heren, erbarmelijk minderwaardigheidsgevoel bij de simpele zielen, die nochtans stug, zwijgzaam en tevreden werken voor een partij turf, aardappelen, een zij spek en een blik petroleum. Voor de rijken is God de gerespecteerde compagnon; voor de armen een ongrijpbare, onbegrijpbare macht. Voor hogere waarden is nauwelijks interesse tot de universiteit een intellectuele invasie van importbevolking aantrekt en Groningens stadskarakter met een dimensie verruimt. De fanatieke vrijheidszin der Groningse heren presteert het in de zeventiende eeuw onder de staatsman-magistraat Coenders de vijandschap te riskeren van Engeland, Frankrijk, de vorst-bisschop van Utrecht en de paus. Die vrijheidszin heeft de stad nimmer verlaten. De Duitsers hebben er tijdens de Tweede Wereldoorlog een zware dobber aan gehad. Naast vrijheidszin chauvinisme. De Groninger gelooft van harte het woord van de prominente architect Teilegen, volgens hetwelk Nederland maar drie steden heeft; Amsterdam, Maastricht en Groningen. Het chauvinisme in deze enige metropool in de Noordelijke Nederlanden is voor een deel ook het gevolg van het langdurig isolement, dat ook in de moderne tijd in weerwil van Inter-city's en het nabije vliegveld Eelde niet geheel is overwonnen. Het wordt voorts in stand gehouden door het afgebeten dialect, dat - de Groningers wellicht ten spijt - in tegenstelling tot het Fries geen taal is
| |
De mens
Het karakter van de stad is het karakter van haar mensen. De Groninger, wat is dat voor iemand? Bij mijn weten heeft niemand zijn karakter scherper getekend dan de Groningse dichter Jan Boer:
As boer zo op zien stukken staait
Mit doemen hoog ien 't vest
Den roeskert het deur 't roege raait
‘Dit...het...aal...woater...west.’
En as e noar zien koren kikt,
Dat willeg wölft ien wiend
Dat braid hom bie de borst opstrikt:
Den denkt e: ‘Nou's 't aal mien'd.’
| |
| |
En as e noar zien volkje zigt
Dat hauwt ien 't hoaver om,
Dat zwit en schript ien 't zwoule licht,
Den aarbaaidt dat VEUR HOM!
Den wordt hom 't wel als mooi tou
En - den stapt e stil noar diek
En kuurt zo deur zien ogen hen
En schoedelt hom - zó riek!
Heerserstrots, zucht naar rijkdom; daarnaast zuinigheid. Die eerste eigenschap maakt de Groninger vanouds geschikt voor bestuursfuncties. Een der weinige levende Nederlanders van Europees formaat is de Groninger dr. Sicco Mansholt. Wijlen Charles de Gaulle heeft van hem gezegd: ‘die Mansholt is een staatsman van allure en hij spreekt bovendien voortreffelijk Frans. ‘De voormalige Groninger bierbrouwer D.U. Stikker doet in formaat voor hem niet onder en bekleedt een belangrijke post bij de Verenigde Naties te New-York. Ook de vroegere Commissaris der Koningin, mr. J. Linthorst Homan - destijds omstreden om zijn rol in de Nederlandse Unie tijdens de Duitse bezetting - bekleedt een hoge bestuurspost bij de Kolen- en Staalgemeenschap te Brussel. De Groninger is betrouwbaar, trouw en nuchter-realistisch. Zijn spreekwoordelijke zuinigheid leidde tot talrijke anecdotes. Zoals deze:
Twee Groninger knapen zijn in Artis getuige van het voederen van een Nijlpaard. Als de oppasser een heel wittebrood in de opengesperde muil schuift, merkt een hunner op: da kin nait echt zain. Ook met het woord gaat hij uiterst sober om. Waar anderen een tirade nodig hebben kan de Groninger met een enkel woord volstaan. De eeuwenlange situatie van het omvangrijke proletariaat van landarbeiders en - later - fabriekswerkers zal voor de zuinigheid wel verantwoordelijk zijn zoals de stugge, eenzame arbeid op het uitgestrekte land hem zwijgzaam heeft gemaakt. De Groninger mist ten enenmale de spontane hartelijkheid en gulle gastvrijheid van de zuiderling. Hij ontvangt zijn gast bij voorkeur op diens eigen rekening. In café's en restaurants is de overtip - overigens terecht - ongebruikelijk. Daar staat tegenover dat de Groninger zijn gast onmiddellijk als kameraad behandelt en hem daarbij tracteert op zijn ruige, kostelijke humor, intelligent en spits en als zodanig onvergelijkbaar met de zuidelijke leut en lol. Daarbij laat hij de ander volledig tot zijn recht komen al is het ‘amen’ altijd aan de Groninger.
| |
De stad en haar mensen
De stad telt momenteel ongeveer 173.000 inwoners. Daarvan vormen 13.000 studenten en 4.000 man wetenschappelijk en administratief personeel de universitaire gemeenschap. De gemeenteraad weerspiegelt de samenstelling van de bevolking naar confessionele en politieke gezindte; de Partij van de Arbeid heeft er dertien zetels, de Communistische Partij Nederland zes, Democraten '66 twee, de confessionele combinatie ARP/Ch.U/KVP tien, het Gereformeerd Politiek Verbond twee, de VVD vijf en de PSP een. Het college van Burgemeester en Wethouders is het enige in Nederland, dat geheel uit ‘linksen’ bestaat sedert het vorige wethouderscollege een door de raad uitgerangeerde wethouder volgde. De nieuwe wethouders zijn bovendien de jongsten van Nederland. De loco-burgemeester drs. M.J. van den Berg (Arb) is 26 jaar, de wethouder voor Milieuzaken en Jeugdzaken, mr. A.A.M.F. Staatsen (D'66) is 29; de wethouder van Onderwijs en Cultuur, drs. J.J. Wallage
Voor het Stadhuis stopt een curieuze koets uit het Rijtuigmuseum te Leek (provincie Groningen). Koetsjes met bruidsparen houden hier veelvuldig halt. De bekende liefde der Groningers voor het paard? Heimwee naar romantische tijden? Of allebei?
| |
| |
(Arb) 26; de wethouder van Financien, A. Barmentloo (Arb) is 25 jaar en nog student-economie. Sedert hij wethouder is wordt hij werk-student genoemd. De wethouder van Sociale Zaken is de communist H.M. Niemeyer (45), de wethouder van Sport en Recreatie, J.J. van Zanten (47) is eveneens communist. Burgemeester Buiter is socialist. Het zal overigens nog moeten blijken of een geheel rood college de zaken beter zal kunnen bemeesteren dan een van gemêleerde tinten.
| |
Industrie, handel en ambtenarij
Vooral de laatste driekwart eeuw is Groningen een belangrijk economisch en industrieel centrum zoals het voorheen voornamelijk koopmansstad was. Van de beroepsbevolking werkt ruim veertig procent in de industrie; tabak, rijwielen, confectie, brouwerijen, koffiebranderijen, suiker, hout en zakken; voorts in de scheepsbouw en de scheepvaart. De ambtenarij groeit als kool op klei. Van betekenis is vanouds ook
Lunchtoerisme op de trappen van het nieuwe stadhuisgedeelte.
de handel in granen zodat de Korenbeurs op de Vismarkt nog altijd volop functioneert. Oppervlakkig geoordeeld naar de royale, luxueuse winkelzaken gaat het de middenstad goed althans voor zover hij zetelt in het centrale voetgangersdomein, de Herestraat. Voor een deel is dat stellig toe te schrijven aan de vele honderden ambtenaren, die de Gasunie heeft aangetrokken. Omdat de gemeente er aanvankelijk een zwaar hoofd in had, of deze Randstadbewoners zich wel in Groningen zouden willen vestigen werden ze door de burgemeester tijdens speciale ontvangsten op sherry onthaald. Bovendien werd hen per gezin maar liefst tienduizend gulden aangeboden als ‘ontberingstoeslag’. (Alsof de noordelijke metropool in de Sahara lag en slechts per kameel bereikbaar). Het pleit in hoge mate voor de sfeer van de stad, dat zelfs de vrouwen nog niet voor tienduizend gulden premie naar de Randstad zouden willen terugkeren. Staffunctionarissen van de Gasunie wonen in tonnendure landhuizen. Schrille tegenstelling: in de nieuwe woonwijk Plan Leeuwenberg staat niet minder dan negentig procent van de eengezinswoningen leeg als gevolg van de huurprijs van f. 350 per maand, die de meeste Groningers blijkbaar niet kunnen opbrengen. Het is een van de zeven uitgestrekte stadswijken, die na de Tweede Wereldoorlog op de klei zijn verrezen als onafzienbare, dodelijk saaie steenwoestijnen.
Met name in de Oosterpoortbuurt in de oude stad is het kraken van krotwoningen aan de orde van de dag. In vele huisjes wonen studenten in communes. In plaats van het huwelijk bloeit de partnerruil. De bewoners van de drie studentenflats leven comfortabeler en tegen betaalbare huur, afgestemd op de inkomsten der bursalen. Ook leven er honderden in lange slierten woonboten. De om haar opzet en werkwijze voorbeeldige Stichting Stadsherstel streeft er met enige gemeentesubsidie naar, veel mensen in de stad te houden en zodoende de gezellige sfeer te behouden. Zij doet dat door het opknappen van oude woningen. Een groot deel van de hogere intelligentsia en ambtenarij geeft er nochtans de voorkeur aan zich te vestigen in naburige dorpen, vooral in Drenthe.
| |
Openbaar vervoer
Groningen is geruime tijd de enige stad in Nederland geweest waar Politie, fier gezeten hoog boven het publiek op - weliswaar Friese - hengsten toezag op het handhaven van orde en gezag. Nog altijd telt het corps bereden Politie dertien man en vijftien paarden. Groningen was de eerste stad waar na het afschaffen van de electrische tram in de kleuren van de plaatselijke voetbalvereniging Be Ouick - trollybussen in
| |
| |
gebruik werden genomen. Nadat Arnhem en Nijmegen dit voorbeeld hadden gevolgd schafte Groningen ze weer af wegens hun moeilijke manoeuvreerbaarheid in de nauwe straten van het centrum. Nu rijden er dieselbussen. De burgerij heeft daar nogal kritiek op en geen wonder. Vrijwel na elke tachtig meter moeten de bussen halt houden voor verkeerslichten. Op drukke uren doet de bus bij voorbeeld over het traject Grote Markt-Corpus Den Hoorn een vol uur; een afstand die men te voet in drie kwartier kan afleggen.
Overigens heeft Groningen de stedelijke aderverblikking met alle andere Nederlandse steden gemeen. De spoorwegverbindingen met ‘overig Nederland’ laten daarentegen niets te wensen over.
| |
Vertier
Om met het duister te beginnen: Groningen heeft geen nachtclubs maar haar rosse wereldje is in omvang het derde van het land na Amsterdam en Arnhem. In en buiten dat rosse wereldje reeksen bars, gezellige knijpjes, studentenkroegjes, bruine cafés en proeflokaaltjes. Buiten de 28e augustus oefenen ook de Meikermis en het circus - vooral het Russische Staatscircus - grote aantrekkingskracht op de burgerij van de stad en ommeland uit. De zes bioscopen bestaan evenals elders voornamelijk van sex. Daartegenover bloeit in deze vanouds paardminnende stad de drafsport. Om de andere zondag trekt zij onverminderd duizenden naar het Stadspark. Zij is er even geliefd als het ijshockey. De wedstrijden worden massaal bezocht en getuigen telkens weer van het Gronings chauvinisme.
| |
Koos
Groningen heeft niet alleen een karakter maar ook een hart en dat is wellicht nergens zo duidelijk voelbaar als in het etablissement van Koos Kerstholt. Het is Groningens drukste en meest karakteristieke ontmoetingscentrum voor alle mogelijke categorieën mensen; zijn exploitant Koos Kerstholt (73) de meest markante Groninger van vandaag. Hij is bekend bij alle artiesten van naam in heel Nederland. Wie hunner ook bij Koos op de Vismarkt binnenwipt krijgt sinds jaar en dag ongevraagd en kosteloos een glas rode Bordeaux als welkomstgroet. De kelners kennen de gezichten; vergissingen zijn niet mogelijk. Koos' zijn restaurant, een eindeloos diepe pijpela is van voor tot achter bekleed met prachtige historische wandschilderingen van de Groninger schilder copiïst Timmer en op de warme, eiken betimmeringen staan in bladfond allerlei klassieke spreuken. Koos Kerstholt is slechts vergelijkbaar met de fameuse restaurateurschilder Frits Schiller in Amsterdam in zover ook deze een unieke sfeer rond zijn persoon wist te scheppen. Koos Kerstholt schildert echter niet, maar als hij op dertienjarige leeftijd niet als hulpje in de melkslijterij van zijn moeder was begonnen en later achtereenvolgens lunchroomhouder en exploitant van een hotel-restaurant was geworden zou hij het zonder twijfel - naar het oordeel van notoire, landelijke kritici - tot topacteur of wellicht litterator hebben gebracht. Zijn Shylock in De Koopman van Venetie, uitgevoerd door het ensemble van de psychiater dr. Ruth Hoffmann - door vakkritici op één lijn gesteld met het niveau der beste Nederlandse beroepsgezelschappen - was een onvergetelijke creatie. Hij speelde ook hoofdrollen in stukken van Jan Fabricius en was jarenlang acteur en regisseur in de Groninger toneelwereld. Jaren achtereen, tot 1 januari van dit jaar, bezette de burgerij ook de laatste zitplaats in de Schouwburg om Koos in de Nieuwjaarswens te zien en te horen. In zijn zaak staat
Het representatieve hoofdgebouw van de universiteit. In de nieuwe stadswijk Paddepoel verrezen in weinige jaren enorme complexen voor de opleiding van 13.000 studenten uit binnen- en buitenland. Vooral de studie in de medicijnen trekt velen uit de Randstad naar dit noordelijke bolwerk van wetenschap.
| |
| |
een rek met ijzeren schildjes. De Groningse bezoekers gaan daaraan voorbij omdat zij het zien als een afscheiding tussen café en restaurant. Die schildjes bevatten nochtans de initialen en de geboortedata van prominenten op elk gebied uit geheel artistiek Nederland. Zij zijn onderscheiden als Koos' eigen ‘Onsterfelijken’. Hijzelf is Ridder van Oranje Nassau.
| |
Jan de Roos
Geen stad zonder stadstypen. In Groningen is dat Jan de Roos. Hij heeft onlangs de televisie gehaald. In een gerafeld frak vol medailles van ondefinieerbare herkomst en betekenis, de hoge hoed nonchalant achter op het grijze hoofd, slentert hij moeizaam door de binnenstad en waant zich vermaard operazanger. In een heftig vibrato stoot hij onherkenbare klanken uit en waant zich daarbij als heldentenor op de Bühne van de Scala in Milaan. De man voelt er zich zielsgelukkig bij en weet zich verzekerd van de sympathie van alle stedelingen.
| |
Cultuur
Geen stad zonder stadstype maar ook aeen stad zonder cultuur. Te oordelen naar het karakter van de Groninger zou men menen, dat het in nagenoeg elk mens schuilend musisch element in deze nuchtere, zuinige stad niet zou gedijen. Het tegendeel is waar. Het culturele leven is er zo rijk dat men deze noordelijke metropool met recht het Amsterdam van het Noorden kan noemen. Dat deze rijkdom warempel niet geheel en al is toe te schrijven aan de geïmporteerde intelligentsia bewijst een figuur als prof. J. Huizinga, cultuurhistoricus en -filosoof van het formaat van een Erasmus; een schilder als Hendrik Nicolaas Werkman, die met zijn illustratie van Martin Bubers wereldberoemde Erzählungen der Chassidim de auteur tot ontroerde bewondering bracht; schrijvers als W.F. Hermans, Bel Campo, Hendrik de Vries, Johan Fabricus, Josef Cohen; schilders als Jan Alting, Johan Dijkstra, George Martens van de oudere generatie naast modernen als Henri de Wolf, Jannes de Vries, Jan van der Zee en Han Jansen. Deze laatste moge dan in het dagelijkse leven vertegewoordiger in doperwtjes en sperciebonen zijn, niettemin exposeerde hij met succes in Washington, Londen, Sankt Gallen en Gent. Het Groninger Orkest en de Stadsschouwburg behoren tot de oudste van het land. Het Gronings Conservatorium telt 222 leerlingen, de Stedelijke Muziekschool - exclusief de wachtlijst - bijna 2000, de Academie voor Beeldende Kunsten Minerva heeft alleen al voor de dagopleidingen 356 leerlingen en leidt op voor diverse M.O. diploma's. Daarnaast bloeien in deze stad de amateurgezelschappen; zeven toneelensembles, tien harmonie- en fanfare orkesten,
Uitvoering begeleid door het Noordelijk Philharmonisch Orkest in de om haar voortreffelijke akkoestiek vermaarde concertzaal De Harmonie. Het orkest telt momenteel 74 man. Dirigent is Charles de Wolf. Aan koren is er in Groningen geen gebrek. Internationale vermaardheid op allerlei concoursen verwierf het meer dan honderd jaar oude Gruno.
| |
| |
een voortreffelijk kamermuziek-ensemble, vijftien popgroepen. De stad doet voor haar kunstenaars het financieel mogelijke. Zij subsidieert ook amateursensembles uit de studentenwereld sedert deze door het verlenen van open toegang tot haar lokaliteiten en societeiten volkomen in de burgerij is geintegreerd. Helaas heeft het culturele leven hier te kampen met enkele bijzonder remmende toestanden. Zo moet het orkest sedert het verlies van de accoustisch kostelijke concertzaal De Harmonie optreden in de enorme sporthal van het complex rond de Martinihal. Komt daar geen oplossing voor dan kon dat wel eens het einde van het orkest betekenen. Ook de amateurgezelschappen worden met de ondergang bedreigd voor zover zij zijn aangewezen op het gebruik van de Evenementenhal. Daar moeten zij namelijk f. 2200 aan zaalhuur betalen, hetgeen voor deze ensembles eenvoudig in de verste verte niet op te brengen is. Het is onduidelijk waarom de gemeente heeft verzuimd in het millioenenproject van het ongunstig gelegen Cultureel Centrum een toneeltoren te bouwen. Vermoedelijk is dat tot de traditionele Groningse zuinigheid te herleiden. Was die toneeltoren er wel dan zou men de oude, ongezellige schouwburg tegen betaalbaar tarief ter beschikking van de amateurensembles kunnen stellen.
| |
Toerisme
Elke metropool is toeristenstad. Het zijn vooral Scandinaviers, Amerikanen en Duitsers, die Groningen aandoen; voor zaken en voor amusement. Aan de vormen van vertier, die deze mensen verlangen, voldoet de stad niet geheel. Nachtclubs zijn er, zoals gezegd, niet. Het ‘natuurschoon’ beperkt zich tot de rosse buurten al is er (nog) een overdaad aan bos en hei in het naburige Drenthe. Daarentegen zijn gezellige cafés en tearooms rijkelijk voorhanden evenals talrijke eethuisjes. Het groots opgezette restaurant R 2000, onderdeel van het Martini-complex, is inmiddels gefailleerd. Het zal worden overgenomen door de exploitant van het volgend jaar te openen Euro Motorhotel.
Met de hotels is het een trieste zaak. Het beste, meest comfortabele hotel ligt niet in Groningen maar op weinige kilometers afstand in Paterswolde; het uniek gelegen Familiehotel, toonbeeld van sobere voornaamheid, een voorbeeldige keuken, redelijke prijzen, overvloedige parkeergelegenheid en de zo schaars geworden stilte. Ook het nieuwe, grote hotel Helvetia met zijn riant, burgerlijk café in het stadscentrum en het enorme Motel Terminus Noord - wel comfortabel maar hopeloos ongezellig - bieden goede accommodatie. Verschillende ook buiten Groningen bekende hotels zoals Willems, Baulig en het Hotel Kerstholt zijn verdwenen, Frigge sterk ingekrompen. Voor deze gang van zaken zijn oorzaken aan te wijzen die voor het gehele land gelden, zoals de parkeergelegenheid en personeelsgebrek, nochtans schrijft men in Groningse horecakringen de kernoorzaak toe aan de vijfdaagse werkweek. Deze is volmaakt in strijd met het eigenlijke wezen van het hotel; dag en nacht klaar staan. Geen kok of kelner is daartoe nog bereid, nu hij zoveel gemakkelijker inkomsten uit de Werkloosheidskas kan trekken.
| |
Oordeel zelf
Groningen, de stad en haar mensen. Het hier geschetste beeld is grotelijks onvolledig. Het doet niet voldoende recht aan dit pronkjewail in golden raand. De lezer kan dit portret-verbaal van een noordelijke metropool het best zelf en naar eigen ervaring corrigeren en voor zichzelf voltooien, eenvoudig door er een paar dagen door te brengen. Tien tegen een dat hij er zich spoedig thuisvoelt.
JAN A.W. KESSELS
|
|