Neerlandia. Jaargang 76
(1972)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Waarom Deventer?De Oost-Nederlandse stad Deventer werkt aan leefbaarheid. Kijk eens aan. Het zou interessant zijn ware het niet dat dit overal gebeurt. Geen wonder trouwens nu niet alleen elke stad maar hele volken worden geconfronteerd met de dramatische paradox van een wijdverbreid en roerig onbehagen in een situatie van voorheen ongekende welvaart. Het streven naar leefbaarheid is er op gericht, de werking van deze paradox zoveel mogelijk te beperken zodat een toestand kan ontstaan waarmee men vrede heeft; een geprolongeerde gemeenschapservaring van tevredenheid, die wezenlijk verschilt van de gezapigheid, waarmee welvaart door velen wordt ondergaan. De activiteiten, die daarop zijn gericht, vertonen nationaal en internationaal, in Rijk en gemeenten natuurlijk verschillende nuances.
Wat er in Deventer wordt ondernomen om de leefbaarheid van de stad te bewaren en te intensiveren is in zover opmerkelijk, dat het gebeurt in een uitgesproken democratisch teamverband. De alom betreurde vervreemding tussen overheid en burgerij verandert hier gaandeweg in een werkelijke en werkzame relatie. Daardoor is er tussen beide partners communicatie en deze laatste is altijd kenbaar aan hetgeen zij in positieve zin uitricht. In Deventer is dat, heel konkreet, de vormgeving aan een leefbare stadswijk-in-opbouw en de verhoging van de leefbaarheid in andere stadsdelen. Daarom Deventer. | |
Leefbaarheid, wat is dat?Nu de beruchte Babylonische spraakverwarring zich in de westerse wereld lijkt voort te zetten heeft het wellicht zin, bij wijze van proloog een beetje over dat begrip leefbaarheid te filosoferen. Om te beginnen zal men het woord in de verklarende handwoordenboeken uit de vijftiger jaren niet vinden. De goede, dikke Van Dale neemt het voor het eerst op in de uitgave van 1965 en omschrijft ‘leefbaar’ als ‘geschikt om als leven te worden doorgebracht.’ Dat kan men in de tijd van de BTW een ‘toegevoegde betekenis’ noemen, ontstaan uit de benauwende problematiek van de explosieve maatschappijveranderingen, ingezet na de Tweede Wereldoorlog. Van Dale's omschrijving is vrij algemeen aanvaard zij het niet zonder bedenking. Immers, wanneer ‘zichtbaar’ datgene is wat gezien kan worden dan is ‘leefbaar’ datgene wat geleefd kan worden, niet waar? Nu kan zowel abstract als konkreet eindeloos veel gezien | |
[pagina 84]
| |
worden, maar leven kan alleen maar geleefd worden. Daarom zijn ‘leefbaar’ en ‘leefbaarheid’ eigenlijk noodwoorden zoals gehorige, inderhaast opgetrokken flatmammoets eigenlijk noodwoningen zijn. Beide zijn kenmerkend voor een gemeenschap in nood; een toestand, die de gehele geschiedenis door heeft bestaan, maar die eerst in onze tijd in volle omvang en diepte openbaar geworden is en die ons overrompeld heeft. Het is alsof de explosie van de eerste atoombom boven de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki ons geconfronteerd heeft met een kernexplosie in de samenleving. Zij vertoont zich aan ons niet langer als gemeenschap maar als on-gemeenschap. Wat wij eufemistisch als ‘samenleving’ betitelen is in werkelijkheid slechts het ‘verzameld leven’ van aan en met elkaar strijdige individuen. Als gevolg van de snel verworven welvaart hebben zij aan zichzelf genoeg en vertonen dan ook de neiging, zich van de ander en het andere te isoleren. [De gangbare uitdrukking ‘voor mij hoeft het niet’ is op dit punt onthullend.] Zo werd de kloof voelbaar tussen overheid en burgerij, kerk en gelovigen, directie en personeel, generatie en generatie. Zelfs de wetenschap werd opgesplitst in aan elkaar strijdige specialismen. Een onontwarbare kluwen van niet langer functionerende relaties, die elkaar daardoor naar het leven staan; een chaos, waarin communicatie voornamelijk als stoornis wordt ervaren. Een baaierd van mensen en groepen, nauwelijks in toom gehouden door een onmenselijk, bestuurlijk ‘apparaat’, geprogrammeerd door de centrale computer. De moordaanslag van de eerste stedebouwer Kain tegen de landbouwer Abel blijkt onverminderd actueel nu de natuur wordt aangerand en overzichtelijke leefgemeenschappen zoals dorpen en steden worden aaneengebouwd tot troosteloze steenwoestenijen. In onafzienbare reeksen hoogopgestapelde woondozen leeft ‘mensenmateriaal’ vaak vereenzaamd en geplaaad door een permanente vloedgolf van veelvormig lawaai, waardoor bezinning en concentratie niet langer mogelijk zijn. Leefbaarheid; we ervaren in verontrustende mate wat het NIET is. | |
VoorwaardenGeobsedeerd door de vooruitgang vergeten wij ten aanzien van de samenleving het veiligheidsvoorschrift in acht te nemen, dat voor elke weggebruiker geldt. In de maximum snelheid waarmee wij voort - en aan vele dingen voorbij - jagen op weg naar de toekomst verzuimen wij in het spiegeltje te kiiken naar hetgeen van achter op ons toekomt. Onveranderlijke gemeenschapswetten zitten ons als het ware achterna en willen ons passeren zodat wij ze opnieuw kunnen volgen in het vertrouwen op hun blijvende, want wezenlijke waarde. Een van die wezensbelangrijke wetten uit het verleden is, dat ‘leefbaarheid’ slechts mogelijk is in overzichtelijke leefgemeenschappen, waar bestuurders en burgers elkaar kennen en de relatie tussen beiden kan functioneren, met andere woorden: waar communicatie mogelijk is. De psychiater-filosoof Erich Fromm stelt het aldus: ‘boven een bepaalde grootte van omvang gaat het konkrete kontakt onherroepelijk verloren aan het abstrakte. Daarbij vervaagt ook de zin voor werkelijkheid. De eerste, die dit probleem zag, was Aristoteles. Hij was van oordeel, dat men in een stad, die naar inwonertal wat wij tegenwoordig een kleine stad zouden noemen, overschreed, niet goed zou kunnen leven.’ Het probleem van de leefbaarheid was dus reeds in de bloeitijd van de Griekse wijsbegeerte bekend. Het doet wellicht wat onwennig aan wanneer wij daarenboven een voorbeeld uit het Nieuwe Testament aanhalen, waarin op zeer diepzinnige wijze het wezen van de ‘leefbaarheid’ wordt aangeduid. Dat is het geval wanneer de apostel Petrus mede namens een tweetal begeleidende vrienden tot zijn leermeester zegt: Heer, het is hier goed te zijn. Laat ons hier drie hutten bouwen; een voor U, een voor Moses en een voor Elia. Petrus voelde zich kennelijk happy in de situatie van het moment en wel door de sublieme ervaring van wat wij vandaag de dag communicatie noemen. Door het voorstel van de huttenbouw wilde hij de situatie bestendigen; eer (dat is: erkenning), huisvesting en privacy bieden aan de gasten en aldus verbinding handhaven met wijze mensen uit het verleden; een leider en een verkondiger, architecten van samenleving. Erkenning in persoonlijke relatie, huisvesting, privacy, het zijn wezenlijke voorwaarden tot ‘leefbaarheid’. Ze zijn dat ook vandaag nog en wee ons als ze het ook niet morgen zijn. Ter aanpassing in de moderne verhoudingen dienen ze verder te worden ontwikkeld overeenkomstig de eisen van de tijd. Die ontwikkeling vereist opdeling van de stad in leefgemeenschappen van beperkte omvang; milieu-kernen, toegerust met het comfort en de voorzieningen, die ons door de gaven van wetenschap en techniek, organisatie en management worden geboden; bestuur in samenspraak tussen overheid en burgerij, want slechts samenspraak leidt tot samendoen en samenleving en daarmee tot ‘leefbaarheid’. | |
[pagina 85]
| |
Model van een ‘leefbare’ stadDeventer is een ‘leefbare’ stad en als zodanig een spectaculair en verrassend voorbeeld voor Nederland. Aldus zonder meer gesteld lijkt dit een kreet uit een VVV-folder. Hoe is de werkelijkheid? Waaruit blijkt die modelleefbaarheid op het terrein van wonen, werk, onderwijs, cultuur en ontspanning? Wat voor stad is Deventer? Om te beginnen is het een mooie, gave, historische stad; een juweel onder de oude steden. Het moderne leven speelt er zich af in een rijk decor van voortreffelijk geconserveerde gebouwen van grote schoonheid qua architectuur en materiaal; romantische pleintjes, schilderachtige hoekjes en hofjes, waar een rustzoekend mens zich kan verkwikken aan de zo zeldzaam geworden stilte. Natuurlijk zijn er wijken, waarin de huizen geleidelijk zijn verkrot en waarin ‘kaalslag’ is gepleegd. Elders zouden ze zijn afgebroken en vervangen door flatgebouwen. Niet aldus in Deventer. Toen de gemeente besloot, dat er aan de verkrotte stadsdelen iets gedaan moest worden riep zij de bewoners bijeen. Ze kwamen in groten getale. In samenspraak werden stadsbestuur en burgers het met elkaar eens. Eerst daarna werd een plan opgesteld van een gecoordineerde aanpak van de zaak. Het gevolg was, dat het verkrotte Bergkwartier een juweel van een wijk werd. Opslagplaatsen en magazijnen verdwenen. De woningen werden zo fraai herbouwd dat de dominee, de dokterNieuwe plannen krijgen vaste vorm.
Toekomstprojekten worden getoetst aan het algemeen belang.
en de notaris er terugkeerden. Bij Huisvesting ligt een lange lijst van mensen, die zich dolgraag in die nieuwe, oude wijk willen vestigen in weerwil van huurprijzen tot f. 5600.- per jaar. Het eveneens ten dele verkrotte Noorderbergkwartier, waar in vroeger tijden de poorters en de kleine ambachtslieden woonden, wordt ook al fraai opgeknapt en wel op basis van het historische stratenplan. Honderden woningen worden er in de vroegere staat hersteld. Zij zullen worden bewoond door mensen, die slechts de laagste gangbare huren kunnen betalen. Rijksmonumentenzorg en het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) denken daar een bepaalde formule voor uit. Het ministerie is over de Deventer aanpak ronduit enthousiast. Geen wonder. Het omvangrijke restauratieproces wordt begonnen op een financiële basis van slechts anderhalf millioen gulden. Deventer is de eerste stad in Nederland, die de regering en de burgerij een plan kon aanbieden niet slechts tot restauratie van een aantal waardevolle gebouwen maar van hele stadswijken, zelfs wanneer daarmee eventueel andere stadsdelen moeten worden opgeofferd. Met hartelijke instemming van de bevolking durft Deventer het zelfs aan, drastisch op te treden tegen de auto. Onder de leuze ‘het blik van de Brink’ zal dit prachtige plein straks vrij zijn van de lange rijen auto's, die het thans ontsieren. Het blik zal worden verwezen naar een parkeergarage. Andere stadsdelen worden met dezelfde zorg en toewijding aangepakt als het historisch centrum. Dat gebeurt in nauw overleg met de | |
[pagina 86]
| |
Merkwaardige oude gevels worden voortreffelijk gerestaureerd.
buurtverenigingen. Men gaat daarbij te werk volgens de zeer gelukkig gebleken procedure, die bij de verbetering van woningen en woonomgeving in de arbeiderswijk het Rode Dorp werd gevolgd. Het begon met groepsgesprekken per straat. De bewoners kozen iemand als hun vertegenwoordiger. De gekozenen van alle straten vormden de buurtgroep en deze fungeerde als gesprekspartner van een ambtelijke werkgroep. Deze werkte het plan uit en bracht het daarna in openbare discussie. Overigens moet men hieruit niet afleiden dat de democratie in deze stad slechts functioneert als gemoedelijke buurtpraat met koffie en Deventer koek. Verbetering van woningen en woonomgevina en alles wat daar verder aan te pas komt is nu eenmaal een continue aangelegenheid. Daarom wordt de samenspraak tussen burgers en overheid voortdurend begeleid met behulp van de modernste organisatietechnieken. De bijeenkomsten van gemeentelijke werkgroepen en buurtbewoners worden vaak door honderden mensen bezocht. Het mag wel als een spectaculaire bijzonderheid worden aangemerkt, dat een buurtvereniging een prominent architect als Hertzbergen zo enthousiast voor een aantal plannen wist te maken, dat een subsidie uit de experimenten-pot van CRM werd verkregen. Wonen, sociale zaak van hoogste betekenis, maar hoe zit het met werken voor een bijzonder snel gegroeide bevolking? In 1950 had de stad 47.195 inwoners, tien jaar later al 56.556 en weer tien jaar later 66.315. De bedrijfsbevolking omvat 25.750 personen, de beroepsbevolking ongeveer 20.000, daarbij inbegrepen een groep van 1.500 buitenlanders: Turken, Spanjaarden en Italianen. Werkgelegenheid wordt geboden in de tapijtindustrie, de fabricage van blik, capsules en ander kleinmetaal; verder in de fabricage van koek en in de grafische industrie. Het Kluwerconcern is een van de grootste en belangrijkste grafische bedrijven en uitgeverijen in Nederland. Doordat Deventer geen grond meer heeft om te bouwen en het project tot de bouw van een ‘Dubbelstad’ aan de andere oever van de IJssel in 1968 door de regering werd afgewezen is er nogal wat werkloosheid in de bouwvakken. Ook de opheffing van de internationaal befaamde Burgers Rijwielindustrie heeft tot werkloosheid geleid. Onrustbarend is de situatie op dit punt echter niet. Het werkloosheidscijfer van Deventer ligt in elk geval een eind onder het landelijk gemiddelde. Het gebrek aan grond heeft ook de woningnood verscherpt. De wachtlijst van woningzoekenden was enkele jaren geleden zo goed als schoon. Nu staan er weer 1.500 woningzoekenden ingeschreven. De buitenlanders zijn volkomen in de bevolking opgenomen. Een stichting ijvert voor hun belangen. Ze hebben een eigen societeit in het soliede opgeknapte gebouw van een voormalige HBS. Italianen zijn Deventenaren geworden en worden zelfs door de goede zorgen van het stadsbestuur onderwezen in hun eigen cultuur! Voor Turken - zij zijn in de meerderheid - worden cursussen in de Nederlandse taal gegeven. Het tekent de sfeer dat toen enkele Belgische families, bewoners van het Regionale Woonwagenkamp waren uitgewezen, stadsbestuur én burgerij geen moeite hebben gespaard, om die mensen in Deventer te houden. Het is gelukt ook! Met dat al is er te veel werkgelegenheid voor onen laaggeschoolden maar bepaald te weinig voor mensen van LTS en MTS niveau en voor witte boordenmannetjes. Er is in Deventer te weinig gelegenheid om voorbereidend wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs te volgen. Er is bijvoorbeeld geen | |
[pagina 87]
| |
HTS. Wel is er nog de vroeger zo belangrijke Tropische Landbouwschool. Zij heeft menig leerling afgeleverd die het tot een prominente managerfunctie heeft gebracht. De studenten van deze school brengen door hun van de universiteit overgenomen ‘mores’ en corpsleven overigens heel wat gezelligheid in de stad.
Tegenover het hiaat in de onderwijsvoorzieningen van hoger niveau staat het juist daarom merkwaardige feit, dat Deventer een centrum van wetenschapsbeoefening is. De intense belangstelling daarvoor is wellicht te herleiden tot het verleden toen Deventer zijn tot ver over de streekgrenzen befaamde klassieke Athenaeum had en Geert Groote met de Broeders en Zusters des Gemeenen Levens er de mystiek beoefende. Van dat Athenaeum is alleen nog de prachtige stijlvolle boekerij met haar kostbare verzameling oude handschriften overgebleven. Zij wordt ook vandaag nog intercontinentaal geraadpleegd. Ook werd zij aanleiding tot de vestiging van een der vier Nederlandse Bibliotheekscholen. Voorts is er een Laboratoriumschool en - uitzonderlijk in Nederland - een aantal gesloten ziekenhuizen, waarin de behandeling van patiënten aan een beperkt aantal specialisten is toevertrouwd. De aard van deze ziekenhuizen leidde tot bijzondere belangstelling voor de medische wetenschap. De Deventer ziekenhuizen waren de eerste in Nederland, die de bevoegdheid verkregen tot opleiding in een aantal specialismen. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de medische faculteit van de Rijksuniversiteit in Groningen. Gemiddeld eenmaal per twee weken begint een in Groningen afgestudeerd medisch doctorandus in Deventer aan zijn postdoctorale studie. Geen leefbaarheid zonder cultuur en ontspanning. Ook wat op deze terreinen in deze kleine stad gebeurt is even karakteristiek als spectaculair. De Deventer Schouwburg heeft de hoogste bezoekgraad van heel Nederland - Amsterdam niet uitgezonderd! - en daarmee het geringste tekort op de exploitatierekening. Alle grote toneelgezelschappen, de operagroep Forum en het Overijssels Philharmonisch Orkest treden er frequent op. Het is ook het podium voor diverse Deventer cabaretgroepen en een bloeiende operette-vereniging. De ‘lagere’ burgerij mist hier alle drempelvrees. Ook gezelligheid staat in Deventer hoog genoteerd als voorwaarde tot leefbaarheid. Alleen reeds de binnenstad telt zeventig kroegen. De talrijke clubs hebben hun eigen kroeg maar ook hun eigen restaurant. De langharige liefhebber van de luidruchtige jukebox met bijpassende verlichting heeft zijn ‘tent’; joden kunnen in Shalom Ook het hart van Deventer geniet van de goede zorgen van de gehele bevolking.
het Nieuw Israëlitisch Weekblad lezen. Tussen de clubs heerst een plezierige wedijver. Ontplooit de ene een initiatief dan kan men er donder opzeggen dat er een reeks initiatieven van andere clubs volgt. Zelfs heeft Deventer nog een onvervalste Herensocieteit. Een opmerkelijke primeur voor Nederland is ook de stichting van een Dienstverlenend Centrum voor Kunst en Kunstenaars in de stedendriehoek Deventer-Apeldoorn-Zutphen. Het wordt een driejarig experiment, een project waarmee een kwart miljoen gulden is gemoeid. Het idee is geboren uit de wens, de kunstenaar te bevrijden van de vernederende steuntrekkerij onder de benaming Contraprestatie. Het Centrum gaat uit van de gedachte, dat de kunstenaar in staat moet worden gesteld, zich waar te maken. Weet hij veel van marketing, werving en verkoop? Het Centrum neemt dit van hem over. Er wordt een speciale man voor aangesteld. Na ballot- | |
[pagina 88]
| |
tage in de vorm van beoordeling op kwaliteit en vakmanschap wordt van elke kunstenaar de nodige documentatie bijeengebracht. Zijn werken worden gefotografeerd, knipsels en alle mogelijke andere gegevens worden geregistreerd. Er komt een verhuurcentrum van kunstwerken en het publiek zal tijdens regionale en plaatselijke tentoonstellingen gelegenheid krijgen er kennis van te nemen. Ook op sportgebied heeft Deventer een landelijke primeur: de eerste kunstijsbaan. Buiten de stedelijke sportparken zijn er ook wijk- en buurtvoorzieningen voor sport en spel vooral voor de jeugd. Eenvoudige speelplaatsjes in nieuwe en oude stadsbuurten, door de bewoners zelf aangelegd en onderhouden. Leefbaarheid is in Deventer meer dan een kreet. Het is een werkelijkheid op het behoud waarvan het stadsbestuur voortdurend attent is. Zo is het de eerste stad in Nederland - houdt het niet op met primeurs? - waar een burgerraadman zal worden aangesteld. Zijn taak? Raadslid Huis in 't Veld formuleert die aldus: ‘hij moet de rechten van de mens ten opzichte van de gemeente versterken en de mensen helpen functioneren in de papierwinkel van de bureaucratie. Hij moet serieus alle mogelijke klachten op aanwezigheid van onrecht onderzoeken. En al blijkt in het buitenland, dat 90% slechts op schijnonrecht berust, in de overige tien procent zal recht gedaan moeten worden.’ Bijeenkomsten van gemeentelijke werkgroepen en buurtbewoners...
Gemeente en industrie tezamen hebben een stichting Public Relations gecreëerd, niet om een geprolongeerde vriendelijkheidsmaskerade tegenover de buitenwereld op te voeren maar om er achter te komen wat de Deventenaren en degenen die er vroeger hebben gewoond of geruime tijd hebben vertoefd, van Deventer vinden. Public Relations, propaganda-orgaan tot het aantrekken van werkgelegenheid biedende diensten en bedrijven maar tegelijk middel tot zelfonderzoek aan de hand van opvattingen van degenen, die afstand van Deventer hebben genomen. | |
Leefbaarheidsproject SteenburggeEen nieuwe primeur is in de maak; een nieuwe stadswijk, in talrijke hoorzittingen en informatie-avonden ontworpen door stadsbestuur en burgerij. Een wijk voor 12.000 mensen, die in 3.000 huizen zullen worden gehuisvest. Buurten in lobvorm tussen het groen; scharrelpaadjes voor jongemensen, die in nieuwe wijken nauwelijks gelegenheid hebben tot een vrijpartijtje; kinderen, die langs smalle zandpaadjes spelend naar school gaan; verkeer langs één weg midden door parkgebied maar ongeschikt voor doorverkeer; een knus satellietstadje waarin geen dak hoger mag reiken dan tot beneden de boomtoppen; een eigen gezellige brink met winkels en dienstencentra en met een weekmarkt; 'n medische groepspraktijk, een buurthuis, een rijdende secretarie en zelfs een restaurant voor ‘romantisch tafelen’ in een van de tien boerderijen, die er nu nog staan. De bouw kan beginnen zodra de Tweede Kamer haar fiat zal hebben gegeven aan de annexatie van het riante, landelijke dorp Diepenveen want het plan is op grond van die gemeente geprojecteerd. Het eigenlijke dorp zal onaangetast blijven. Deventer heeft bewezen, hoe het schoonheid weet te waarderen en te behouden. De stad weet ook wat er nodig is om de luide roep om ‘leefbaarheid’ op de best mogelijke manier te beantwoorden. Fijne stad dat Deventer.
JAN A.W. KESSELS |
|