Komt er schot in spellingsvraagstuk?
Er komt schot in de ingewikkelde kwestie van de spelling. Een moeilijk vraagstuk overigens, waarover tal van geleerden en bewindslieden het hoofd hebben gebogen. De Belgische minister van Nederlandse cultuur, prof. dr. F. van Mechelen heeft midden maart in Den Haag, op een werkvergadering van 6 Nederlandse en Belgische ministers, die verantwoordelijk zijn voor het cultureel beleid, enkele behartenswaardige opmerkingen gemaakt. Hij sprak zich sterk uit tegen een voorkeurspelling en was van oordeel, dat er slechts één spelling mag zijn voor het Nederlands in België en Nederland. In het kader van zijn toelichting op het Belgische standpunt maakte de minister een opmerking waarmee hij verder reikte dan alleen het vraagstuk van de spelling: ‘Wanneer de spelling van het Nederlands voor beide landen niet dezelfde is dan valt het cultuurgebied uiteen’. Een sterk argument en het doet ons deugd dat de minister het in zijn toelichting gebruikte. Trouwens, men zou van minister Van Mechelen moeilijk anders hebben kunnen verwachten. De ministers wensten overigens een duidelijke uitspraak over de spelling.
Er behoeft niet aan het feit te worden getwijfeld, dat de Nederlandse literatuur zich over Nederland en het Nederlandssprekende deel van België uitstrekt en derhalve als een eenheid mag worden gezien. Maar er hebben zich in de geschiedenis zoveel feiten en ontwikkelingen voorgedaan, dat anderzijds gesproken kan worden van een bijzonder ingewikkelde eenheid. Tot welke misverstanden het een en ander over en weer heeft geleid, is overbekend. De oorzaken zijn onbekendheid, gevoeligheden, vertekende beelden van het historisch gebeuren, meer- en minderwaardigheidscomplexen en overtrekken van regionale verschillen. Het zou onverstandig zijn allen over één kam te scheren. Met recht kan gezegd worden, dat de uitzondering de regel bevestigt. Gelukkig zijn er in Noord en Zuid duizenden die daar geheel anders over denken en sedert jaren samenwerken in een geest van respect en verdraagzaamheid op grond van de overtuiging dat Noord en Zuid één cultuurgebied uitmaken.
Zouden de bestaande tegenstellingen, die nu eenmaal niet zijn te loochenen, nog worden aangevuld met een tegenstelling in de spelling dan raakte men alleen nog maar verder van huis.
Het wil ons voorkomen, dat het laatste ook één van de bijkomende overwegingen van minister Van Mechelen is geweest waarom hij zijn opmerking maakte.
Verheugd kunnen we temeer zijn, omdat de minister blijk gaf dat zijn stelling be-