Tweetalig
De tweetaligheid van Friesland, we duidden er eerder op, ontstond na 1500 toen het Fries in het openbare leven terreinverlies leed. Het werd tot het platteland teruggedrongen. In de steden moest het de invloed van het Hollands ondergaan, dat tot een zg. Stadsfries leidde, zoals het dialect van Leeuwarden. Dat het Fries echter een taal is staat boven kijf. Het is aan Gysbert Japicx, in de zeventiende eeuw, te danken dat de grondslag werd gelegd voor een Friese literatuur. De erkenning van het bestaan van een Friese taal en -letterkunde valt ook af te leiden uit het feit dat aan vele van de Nederlandse universiteiten en hogescholen een leerstoel daarvoor is verbonden.
Onlangs heeft drs. I. Pietersen een publicatie doen verschijnen onder de titel ‘De Friezen en hun taal’; een onderzoek
In Friesland is de folklore niet dood, maar blijft een band met een boeiend verleden.
naar de lees- en spreekgewoonten in Friesland en naar de houding ten aanzien van het Fries. Helaas, de ruimte is te beknopt om op dit werkstuk van drs. Pietersen uitvoerig in te gaan. Een lezenswaardig boek, dat een voortreffelijk inzicht geeft in de tweetaligheid in de provincie Friesland.
Drs. Pietersen conciudeert dat het Fries een geringere taalmacht heeft dan het Nederlands in Friesland. Vele Friessprekers (thuis), aldus de auteur, zullen in hun beroep, op straat, in winkels zich van het Nederlands bedienen, terwijl omgekeerd Nederlandssprekenden hun taal meer zullen aanhouden. Als motivering van deze stelling schrijft drs. Pietersen: ‘Het begrip taalmacht zouden we als volgt willen omschrijven: de reikwijdte van de ene taal ten opzichte van de andere in een bepaald gebied: a. Het Nederlands heeft groter reikwijdte, groter bekendheid en bereik als communicatiemiddel dan het Fries. Ieder beheerst het Nederlands, niet ieder het Fries in de provincie Friesland. b. Het Nederlands bestrijkt bovendien alle levensdomeinen: religie, sport, kunst, wetenschap; het Fries heeft niet in dezelfde mate woorden en begrippen voor deze gebieden ter beschikking’.
De schrijver vervolgt: ‘Het Nederlands is enkele honderden jaren de taal van het gezag, het onderwijs, de kerk, de pers, de wetenschap enz. geweest in Friesland en bovendien de officiële taal van Nederland. Het Fries was de taal van het gezin, van de dorpsgemeenschap. Alhoewel de laatste decennia het Fries in het openbare leven (provinciale staten, gemeenteraden, openbare bijeenkomsten) aan invloed heeft gewonnen is het Nederlands de dominerende taal buitenshuis: in de kerk, in de rechtszaal, in de steden enz. Een groot aantal Friezen schakelt buitenshuis over op het Nederlands.’
Drs. Pietersen komt tevens tot de conclusie, aan de hand van zijn wetenschappelijk onderzoek, dat het percentage Friessprekenden buitenshuis terugloopt in vergelijking met het percentage Friessprekenden thuis. Voorts stelt hij nadrukkelijk dat, hoewel de taalmacht van het Nederlands in Friesland groter is dan die van het Fries, de status van het Nederlands niet hoger is dan de status van het Fries.
In vergelijking met de taalproblematiek van België schrijft drs. Pietersen:
‘Er zijn geen Belgische toestanden, maar er is wel een incidenteel appèl aan de waarden van het taalideologische systeem. Er is wrijving over tweetalige scholen, over spellingskwesties, over de taal in openbare bijeenkomsten, in kerkdiensten, over het Fries in de dagbladen, over een Friese cabaretier die in het Hollands gaat optreden. Als de woorden van een gedeputeerde worden geinterpreteerd als: ‘liever industrie dan behoud van de taal’ steekt er een storm op en wordt in een provinciale statenzitting opnieuw bekrachtigd dat het behoud van de taal met alle intensiteit moet worden nagestreefd.’
Het is misschien goed, in dit bestek, te wijzen op een misvatting van vele buitenstaanders. De goeden niet te na gesproken. Er zijn er die van de veronderstelling uitgaan, dat de aanhangers van wat men samenvattend kan noemen de Friese Beweging, een soort ‘los van Nederland’ na zouden streven. Niets is minder waar. Staatkundige afscheiding zou alleen maar een uiting zijn van een dom bekrompen denken en blijk geven van een volslagen gebrek aan werkelijkheidszin. Waar het Fries wordt gepropageerd, het behoud van het eigene verdedigd speelt dit alles zich af op cultureel terrein. Een fout die ook de Duitse bezetters maakten, die meenden de Friezen te winnen wanneer een afscheiding zou worden beoogd met hun medewerking.