Integratie van het havenbeleid
Minister Bakker van Verkeer en Waterstaat
Toen de redactie besloot in de volgende nummers van Neerlandia bijzondere aandacht te gaan besteden aan onze havens zat hierbij een dubbele bedoeling voor:
Vooreerst de aandacht vestigen op het ongehoorde belang van havens en havenbeleid voor de toekomst van de lage landen. Vervolgens krachtig pleiten voor de integratie van het beleid der deltahavens.
Uit de lijst der Europese havens blijkt dat de grootste twee in de Nederlanden gelegen zijn. Onder de vijftien grootste zijn er vier in de lage landen: zij vertegenwoordigen bijna de heft van de goederenomslag!
Niets zal het leefpatroon in de lage landen bij de zee in de komende jaren ingrijpender wijzigen dan de ontwikkeling van de zeehavens en wat daarmee samenhangt: industrievestiging, tewerkstelling, ruimtelijke ordening, maar ook kanalen, snelwegen, spoorverbindingen en pijpleidingen tussen de havens onderling en naar het hinterland. De versnippering van het beleid over drie regeringen en een dozijn gemeentebesturen zal niet kunnen beletten dat de materiële èn menselijke gevolgen van ieders goede en kwade beslissingen dadelijk over de grenzen heenspoelen.
Vóór het einde van deze eeuw zal de delta in ieder geval één reusachtig haven- en industriegebied geworden zijn.
Met hoeveel verspilling van gemeenschapsgelden en met hoeveel onherstelbare schade aan het leefklimaat dit zal gepaard gaan, ligt in de handen van onze bewindslieden. Hun wijsheid en samenwerking kunnen de gouden delta uitbouwen. Hun eigengereidheid en kortzichtigheid zouden haar kunnen aftakelen tot een onherbergzaam maanlandschap.
Wie bekommerd is om algemeen- Nederlandse belangen kan voor deze problemen niet ongevoelig blijven en zal zijn steentje willen bijdragen tot het wakker schudden van een publieke opinie die op dit punt al te onwetend en onverschillig is. Want zonder de steun van een wakkere gemeenschap is geen grootscheeps beleid mogelijk.
Ons voorgenomen pleidooi voor meer integratie in het beleid van de deltahavens verkrijgt een onverwachte aktualiteit door het pas gehouden havenoverleg te Middelburg. Op maandag 9 maart werd voor het eerst in de geschiedenis van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, door de regeringen en havenautoriteiten van Nederland en België besloten tot een geregeld overleg over de harmonizering van het havenbeleid.
Dit overleg zal tweemaal per jaar gehouden worden. Het secretariaat van de Benelux Ekonomische Unie zal een centrale rol spelen bij de voortzetting der besprekingen. Vier werkgroepen zullen het werk voorbereiden. Een eerste werkgroep onderzoekt alle haveninvesteringen. Een tweede zal de exploitatiegegevens van de onderscheiden havens doorlichten en vergelijken. De derde werkgroep onderzoekt de positie van de deltahavens tegenover de havens in Noord-Frankrijk, Noord-Duitsland en eventueel Oost-Engeland.
Het milieubeheer behoort tot de bevoegdheid van de vierde werkgroep. Nog vóór de eerstvolgende besprekingen zullen de werkgroepen reeds bepaalde voorstellen uitwerken, die in het najaar te Brussel op het hoogste vlak zullen voorgelegd worden.
Het is nog te vroeg om naar aanleiding van dit overleg mosselen te roepen. Alleen reeds de samenstelling van de delegaties was tekenend voor de ingewikkeldheid van het probleem.
Aan het gesprek werd, naast de ministers De Saeger en Bertrand, van Belgische zijde nog deelgenomen door o.m. de heren J. Verschave en Vrebos, secretarissen-generaal en F. Collin, voorzitter van de Nationale Kommissie voor de Havenbelangen.
De havens waren vertegenwoordigd door burgemeester Van den Daele (Gent) en de
Minister De Saeger van Openbare Werken
schepenen Delwaide (Antwerpen) Traen (Brugge) en Dumarey (Oostende)
Van Nederlandse zijde waren aanwezig, naast minister Bakker en staatssekretaris Keyser, de wethouders Viersen (Rotterdam) en Bootsma (Amsterdam), burgemeester van de Laar (Bergen-op-Zoom) en voorzitter Posthumus van de Kommissie Zeehaven-overleg.
Ook Baron van Lynden, sekretaris-generaal van de Benelux Ekonomisch Unie.
De voorzichtige verklaringen van de delegatieleiders, minister Bakker en minister De Saeger bevatten zeer veel positieve punten: ‘De werkgelegenheid moet naar omvang en hoedanigheid op de bevolking worden afgestemd. Het natuurlijk evenwicht moet in stand gehouden worden. Er moet een einde gemaakt worden aan het opbod. De vestigings- en mededingingsvoorwaarden moeten geharmonizeerd worden. Een gezamenlijk beleid vereist de optimalizering van de investeringen in de havens in hun totaliteit. De verkeersveiligheid in de Noordzee en de kwaliteit van het zeewater aan de stranden zijn gemeenschappelijke problemen. Het Benelux havenoverleg is tegen niemand gericht. Zodra konkrete resultaten werden bereikt zal het tot andere landen worden uitgebreid.’
We kunnen dit alles zonder voorbehoud onderschrijven.
R. PIRYNS