Publikaties
Boeken
Leer mij ze kennen, de Vlamingen, door Karel Jonckheere.
A.W. Sijthoff's Uitgeverij, Leiden-1969. 140 blz. Paperback.
Prijs f 8,50. Foto's van Herman Selleslags. Kennen wij na het lezen en herlezen van de 140 bladzijden nu de Vlamingen? Ik betwijfel het, of sterker ik ontken het.
Toch is Jonckheere's boek echt niet voor niets geschreven.
De schrijver zegt op goede grond: waar zet ik mijn schildersezel om die Vlaming uit te tekenen, want er zijn er zoveel en ze zijn zo anders. Hij laat de keus: wilt ge de man van het Gentse Belfort, de schilder Van Eyck, Van Maerlant de dichter, of Egmont naast Hoorne, of Van Aldegonde of misschien het volk, de boer, de visser en de dorpssmid of de auteurs, die deze figuren levend hebben gemaakt. Het zijn allemaal Vlamingen, maar zijn het ‘dè Vlamingen!’
In hoofdstuk 2, er zijn er in totaal 17, tracht Jonckheere de afkomst en betekenis van Vlaanderen en de Vlaming te benaderen. Jonckheere meent, dat Vlaams ouder is dan Vlaanderen, waaraan hij uit de tientallen verklaringen het woord ‘flandr’ kiest, dat een overstroomde strook grond beduidt. Vlaanderen kan dus ook, net als de Hollanders, zingen van: ‘een land ontwoekerd aan de golven.’
Na het vaststellen van de oorsprong van de naam Vlaanderen geeft Jonckheere een kleurrijk verslag over de opkomst van Vlaanderen, waarbij hij begint met de krijgstochten van de Romeinse Ceasars, het afzakken van de Franken, de komst van de Saksen, Karel de Grote, verdrag van Verdun, de Noormannen, om zo na elkaar de gebieden Vlaanderen, Brabant en Limburg op te bouwen, een zeer boeiend verhaal, even zo boeiend als de geschiedenis der graven van Vlaanderen, die een enorme macht hadden maar die ook gebruikte om een graafschap te vestigen, dat een sieraad en een voorbeeld voor Europa was.
Met grote deskundigheid, maar ook met grote liefde, heeft hij, na ongetwijfeld zeer veel tijdrovend snuffelwerk, een overzicht gegeven van al wat Vlamingen, vooral op het gebied der letteren van ouds af tot in het heden hebben gepresteerd en dat ondanks eeuwen van afhankelijkheid en verdrukking, niet het minst op het gebied van hun taal (150 jaar Spanje, 74 jaar Oostenrijk, een Frankrijk, dat in 1795 Vlaanderen helemaal aan scherven stampte en een onmachtige koning Willem I, van goeden wille, maar optornend tegen de geestelijkheid, de wantrouwende bevolking, met geringe opleving van het Nederlands onderwijs, dat bovendien slechts bepaalde groepen ten goede kwam).
Men staat verbaasd en bewondert de wijze waarop Jonckheere die eeuwenlange strijd beschrijft, een strijd om de taal, waarvan hij verklaart, dat hijzelf nog in 1924 zijn humanoria-akte haalde in het Frans, wiskunde, natuurkunde en scheikunde in het Frans moest studeren en zijn kanon als milicien afschoot op Franse instructies. Nog in 1924!
Een enorme lijdensweg, eigenlijk van eeuwen. Daarnaast verwijst hij naar 1585, de val van Antwerpen en daarna de grote exodus van honderden Vlamingen, onder wie de crême en de élite der bevolking, allen op weg naar het land van de gouden eeuw, het land dat de glans van het goud voor een deel uit het zuiden ontving, maar dat nauwelijks een stap heeft verzet bij die genadeloze strijd van een broedervolk, dat dezelfde taal sprak.
Hij laat Nederlanders van naam en deskundig op het gebied van taal- en letterkunde hun oordeel uitspreken over de Vlaamse literatuur en hij behoeft het hoofd niet van schaamte te buigen, want de Vlamingen staan hoog genoteerd.
Hij gispt het boekje van Bomans, verleden jaar uitgekomen bij Lannoo te Tielt: ‘Denkend aan Vlaanderen’, waarin Bomans een karekatuur maakt van de Vlaming, hoewel hij deze tot zijn vrienden rekent. Ook ons beviel dat boekje van Bomans helemaal niet.
Hij waarschuwt, dat de Vlaming best mag streven naar zuiver en goed Nederlands, maar dat het echt niet nodig is om zich voor 100% te verhollandsen, want dàn maakt hij zich helemaal maar bespottelijk. De Vlaamse pers stelt hij niet hoog. Uit