Kroniek Noord-Zuid
Samenwerking hogescholen Maastricht - Hasselt
In ‘Elseviers Weekblad’ van 24 januari komt een ontboezeming voor van prof. dr. J.L. Wieërs, inspirator en directeur van de Economische Hogeschool Limburg in Hasselt.
Hij merkte o.a. op, dat hij geen stuiver gaf voor de Europese samenwerking, als er tussen de hogescholen van Nederland en Belgisch Limburg geen samenwerking zou mogelijk zijn.
De grenzen tussen beide Limburgen, zo ging hij voort, zijn kunstmatig. De bewoners voelen die grens niet, ze hebben die ook nooit gewild. Er zijn talloze activiteiten aan weerszijden van de grens waaraan Belgen en Nederlanders deelnemen. Een autonome ontwikkeling van beide gebieden zou een idiotie zijn.
Prof. Wieërs zou met grote intensiteit willen streven naar nauwe samenwerking met de nieuwe medische faculteit in Maastricht. Met Eindhoven en Tilburg heeft Hasselt al goede contacten, maar die liggen in het persoonlijke vlak. Groot was de teleurstelling toen prof. Wieërs vernam dat, naar het oordeel van minister Veringa (ministerie van O. en W. in Den Haag) iedere gedachte of voorstel over Nederlands-Belgische universitaire samenwerking voorbarig was.
Was er maar de wil tot een zodanige samenwerking dan kwam deze er ook zeker, zo meent hij. De stoot daartoe moet uit de bevolking komen. In Belgisch Limburg leeft de idee van samenwerking, wat duidelijk bleek bij een manifestatie verleden jaar, toen met spandoeken werd gelopen met het opschrift: ‘Maastricht en Hasselt zijn één.’
Prof. Wieërs onderkent de moeilijkheden zeer goed. Er is nog geen med. faculteit in Maastricht, dus met wie zou men nù contacten moeten opnemen. Economie en medicijnen hebben nauwelijks raakvlakken. Uitwisseling van studenten en hoogleraren is voorshands niet aan de orde. Zou Hasselt gaan uitbreiden met b.v. een faculteit natuurwetenschappen dan wordt het beeld veel duidelijker, maar voor de financiën en ook vaak organisatorisch blijft men afhankelijk van Brussel en Den Haag.
Hij vindt het beschamend, dat met een Belgische meesterstitel geen advocatenpractijk in Nederland mogelijk is en dat een Nederlandse medicus geen artsenpractijk in België kan beginnen. België kent het strakke Franse onderwijssysteem, in Nederland staat de studievrijheid voorop. De salariëring van jonge academici in België is laag en klimt dan steil op. In Nederland kent men een veel gelijkmatiger salarisopbouw.
Wat Maastricht betreft, die hogeschool krijgt een capaciteit van 200 eerstejaars. Dat is onvoldoende, maar het aantal is beperkt door de beschikbare ziekenhuisbedden. Waarom zou een ziekenhuis in Belgisch Limburg dat niet kunnen opvangen? Dan zou de overflow naar België kunnen en men zou met 400 eerstejaars kunnen starten. Ik denk aan een gescheiden basisopleiding.
Twee medical schools, een in Nederland en een in België. Dat zou met de financiering ook minder moeilijkheden opleveren. Elke school zou haar eigen specialismen kunnen krijgen. Hoogleraren en studenten zou men kunnen uitwisselen. Samen één faculteit die door beide landen betaald wordt, schijnt op enorme begrotingstechnische bezwaren te stuiten.’