| |
| |
| |
De invloed van Nederlandse Universiteiten op het Duitse cultuurleven
De afdeling Culturele Zaken van de Nederlandse ambassade in Bonn geeft een Informatieblad uit, ‘Niederländische Notizen’ een maandblad met zeer interessante actuele mededelingen. Daarnaast verschijnen in de serie ‘Nachbarn’ geregeld studies van grotere omvang.
Tot nu toe namen wij kennis van: ‘Charakter und Kultur’, van Annie Romein-Verschoor, ‘Niederländisch und Niederdeutsch’ van prof. dr. K. Heeroma uit Groningen, in het kort besproken in het meinummer van ‘Neerlandia’, blz. 155, ‘Niederländische Universitäten und deutches Geistesleben’, een studie van dr. Heinz Schneppen en ‘Die Gruppe De Stijl’ van prof. dr. H.L.C. Jaffé.
Dr. Schneppen studeerde geschiedenis in Münster, Freiburg, München, de U.S.A. en aan de Leidse universiteit. Hij promoveerde in 1958 tot doctor in de philosophie op een dissertatie over ‘Niederländische Universitäten und deutsches Geistesleben’, gepubliceerd in 1960 te Münster.
Sedert dat jaar is hij werkzaam geweest bij de Buitenlandse Dienst van de Bondsrepubliek, achtereenvolgens in Bonn, Londen en Den Haag.
Wij vragen in het ondervolgend artikel aandacht van onze lezers voor de indrukwekkende studie van dr. Heinz Schneppen, waarbij ons land zo nauw is betrokken.
| |
Nederland in de 17e en de 18e eeuw
In zijn studie heeft dr. Schneppen getracht de betekenis van Nederland voor de wetenschap in het algemeen en in het bijzonder de invloed van de Nederlandse universiteiten op het Duitse cultuurleven te peilen. Wij menen dat hij daarin volkomen is geslaagd. Hij schetst dan heel in het kort de Nederlanden van die tijden, de Zeven Provincies, bekleed ieder voor zich met vèrgaande autonomie, maar vooral door de 80-jarige oorlog meer tot elkaar gekomen als de Zeven Verenigde Nederlanden, die na 1648 (de vrede van Münster) een Europese grootmacht vormden, met Amsterdam als financieel middelpunt van Europa, Holland een voorbeeld van de moderne handelsstaat met een monopoliepositie in de Oostzeehandel en de belangrijkste zeemacht van het vasteland.
Er heerste politieke en religieuze vrijheid, waarvan Portugese Joden, Salzburger bannelingen en Mennonieten profiteerden door hier asyl te vragen. Temeer kwamen deze facetten van de Nederlanden naar voren tegen het trieste beeld, dat Duitsland na de 30-jarige oorlog, volkomen amechtig en geruineerd, cultureel vrijwel uitgeschakeld, vertoonde.
| |
De Nederlandse universiteiten
In Nederland kwamen na het opgeheven beleg van Leiden in 1574 de universiteiten als paddestoelen uit de grond.
Leiden in 1575, Franeker in 1585 (tot 1811), in Groningen 1614, Utrecht 1636 en Harderwijk 1648 als uitbouw van het vroegere atheneum.
| |
| |
Leiden stak echter vèr uit boven de andere Nederlandse universiteiten vanwege het hoge gehalte van de docenten en de moderniteit van het onderwijs. Meer dan een eeuw stond de Leidse universiteit vooraan met betrekking tot de studie der Oudheidkunde, had een leidende functie op het gebied van de natuurwetenschappen en medicijnen en was een invalspoort voor het revolutionaire Cartesianisme (René Descartes) van de 17e eeuw. Nog midden in de 18e eeuw noemden de Franse Encyclopaedisten de Leidse universiteit ‘de eerste van Europa’.
In een tijdsverloop van 175 jaren studeerden 11.000 Duitse studenten aan de Leidse universiteit. In een tijd dat het aantal studerenden in Duitsland een dieptepunt bereikte (de 30-jarige oorlog en de naweeën daarvan) steeg het studentental in Leiden van jaar tot jaar en onder hen honderden buitenlanders. Van de in 1639, dus nog voor de vrede van Munster nieuw ingeschreven 550 studenten waren niet minder dan 158 Duitsers, in hoofdzaak uit protestantse kringen. Velen van hen kwamen uit Koningsbergen, Danzig, Noord- Oost- en Midden-Duitsland, Lutheranen afkomstig van Oost-Friesland, het kustgebied, Niederrhein en Westfalen. Ook aan de andere hiervoorgenoemde Nederlandse universiteiten lieten zich vele Duitsers inschrijven als student.
| |
De invloed dier universiteiten
Philosophie
Vele Duitse geleerden, die ook in Leiden als docent colleges gaven en honderden studenten, die na beëindiging van hun studies, naar hun vaderland teruggingen, namen de ideeën, de methodiek en de geestelijke bewegingen van die tijd, in Leiden onderkend, mee en zorgden ervoor dat de in Leiden vergaarde geestelijke rijkdommen in ruime kring werden uitgedeeld.
Een dier bewegingen was o.a. het Cartesianisme van de Fransman René Descartes (1595-1650), die 27 mei 1630 in Leiden als student in de wiskunde aankwam, twintig jaar daar verbleef en zijn Cartesiaanse school stichtte, die vanuit Leiden zijn weg vond naar andere Europese universiteiten.
| |
Theologie
Na 1600 kwamen de Duitse gereformeerde aanstaande predikanten naar Leiden. Politiek is dat te verklaren door de nauwe contacten tussen de Duitse calvinistische vorstenhuizen en de Oranjes. Vele andere Duitse studenten, niet-theologen, wezen hen de weg naar Leiden. Voor deze jonge theologen was de Nederlandse Kerk hun poolster. Daarvan uit ging het ware woord en al wat aan de Leidse Alma Mater werd opgenomen werd overgeplant naar het vaderland.
Daar kwam bij, dat Frederik V, die tot koning van Bohemen werd uitgeroepen (hetgeen leiddde tot de 30-jarige oorlog) en als banneling zijn heil zocht in Nederland, steeds heeft geprobeerd stipendiën te verschaffen aan zijn ook uitgeweken landgenoten, die in Leiden hun studies konden voltooien.
Na de bezetting van de Pfalz door de keizerlijke troepen richtte de hoop van calvinistisch Duitsland zich geheel en al op Nederland. Zo kon het gebeuren dat gedurende de gehele 17de eeuw kerkelijke gemeenten in Niederrhein eng verbonden bleven met het kerkelijke leven van de Nederlanden. De predikan- | |
| |
ten in die gebieden kwamen van de Nederlandse universiteiten en hebben als zodanig hun gemeenteleden de Nederlandse theologie ingeënt.
| |
De Orientalistiek
In Nederland had de studie der Oosterse talen in die tijden reeds grote betekenis verkregen door de nauwe betrekkingen die wij onderhielden met de Levant (het Nabije Oosten), met India en het huidige Indonesië.
Aan Nederland kwam dan ook de eer toe de Arabische talen in Europa te hebben bekend gemaakt en niet alleen het Arabisch maar ook het Perzisch, Chaldees (Chaldea =- Babylonië), het Ethiopisch en het Syries.
In Leiden waren toen reeds drukkerijen waar publikaties in die talen werden gedrukt. Leiden, ook als centrum van Oosterse vorsing, trok vele Duitse, Franse en Engelse geleerden en studenten.
Het ‘Legatum Warnerianum’, nu nog een der kostbaarste collecties van de universiteitsbibliotheek van Leiden, herinnert aan de Lippische student Livinis Warner, die zich zijn levenlang heeft gewijd aan de bestudering van de Oriënt. Hij vermaakte zijn verzameling Oosterse handschriften aan de Leidse universiteit, waardoor Leiden het Mekka werd voor alle Westerse Arabisten. Gedurende tientallen jaren was Leiden de bron voor geleerden van alle landen. Door Johann Jacob Reiske, die in 1738 naar Leiden kwam, werd de studie van het Arabisch ook in Duitsland ingevoerd.
| |
De medische studie
De medische studie in Leiden, met Boerhave als middelpunt, (1709-1738) trok zeer vele buitenlanders naar Leiden. Van de in totaal 178 promovendi onder professor Boerhave waren er niet minder dan 48 Duitse studenten.
De medische studenten in Duitsland werden er door hun eigen professoren op gewezen van hoe groot nut een bezoek aan de Nederlandse universiteit was voor hun medische vorming. Uit de school van Boerhave stamt o.a. de Zwitser Ulbricht von Haller, de hervormer van de medische studie in Duitsland. Van 1725-1727 volgde hij de lessen van Boerhave, nl. medicijnen, natuurwetenschap en experimentele physiologie. Afgestudeerd werd hij geplaatst aan de universiteit van Göttingen (1773), waar hij de geschriften van Boerhave als basis voor het theoretisch onderwijs gebruikte. Ook door andere leerlingen van Boerhave werd de universiteit van Göttingen de gangmaker van de moderne Hollandse school op medisch gebied in Duitsland. Alweer een sterke beïnvloeding van de ontwikkeling in Duitsland van de medische wetenschap, uitgaande van de universiteiten in Nederland.
Goethe noemde Boerhave en Haller ‘uitzonderlijke mensen, die het ongelooflijke hadden gepresteerd’ en Frederik de Grote schonk duidelijk voorkeur aan de leerlingen van Boerhave bij benoemingen van medici aan Duitse universiteiten.
| |
De philologie
Justus Lipsius (1547-1606) tot hoogleraar aan de Leidse universiteit benoemd, drie jaar na de oprichting ervan, vertaler van Tacitus en Seneca, door zijn leerlingen de stichter van de Nederlandse Philologenschool genoemd, de school, die 150 jaar lang de arbeid van de Europese oudheidkunde heeft
| |
| |
bepaald en als een der leidende figuren van het laat-humanisme in geregelde briefwisseling stond met geleerden uit de Duitse humanistenkringen in Rostock, Heimstedt, Heidelberg en Altdorf, heeft een zeer bijzondere betekenis voor de beïnvloeding van de Duitse geest, de Duitse philologie en phylosophie, in het bijzonder het neo-stoicisme. De opvolger van Lipsius, Joseph Scaliger (1540-1609), Frans klassiek philoloog, sedert 1593 professor te Leiden en diens tijdgenoten Daniel Heinsius (1580-1655), Ned. humanist en neo-Latijnse dichter van Europese vermaardheid, een der grondleggers van de Hollandse filologie en Gerardus Joh. Vossius (1577-1649), Ned. klassiek filoloog en historicus, een der beroemste historici van zijn tijd, waren de mannen, die de naam van de Leidse universiteit en de kennis der philologie aldaar onderwezen, tot ver over de grenzen glans en glorie gaven.
Vooral na het uitbreken van de 30-jarige oorlog nam ook op dit terrein der wetenschap de betekenis van de Leidse Alma Mater toe en kwam nog sterker in het gezichtsveld van de Duitse philologen.
Nog in 1811 schreef Barthold Georg Niebuhr, dat behalve Italië en Griekenland er voor de philologen geen heiliger oord was dan de zaal in de Leidse Universiteit aan het Rapenburg waar de beeltenissen van Scaliger tot en met Ruhnkenius hangen, samen met het schilderij van Willem de Zwijger, de Vader van de Leidse Universiteit.
Aan het slot van zijn zeer interessant betoog merkt dr. Schneppen op, dat de culturele betrekkingen tussen de Nederlanden en Duitsland nauwer zijn geweest dan tot nu toe wel werd aangenomen en dat de Nederlandse invloed op de Duitse cultuur sterker en gedifferentieerder is geweest, dan werd vermoed en dat niet in de laatste plaats door de duizenden Duitse studenten, die bij deze beïnvloeding een belangrijke rol hebben gespeeld.
| |
Nabetrachting
In de eerste plaats zij nog eens verwezen naar een artikel, gepubliceerd in het oktobernummer van ‘Neerlandia-1960’, blzz. 120 evv., over ‘De invloed van Nederlanders en Vlamingen op de ontwikkeling van de Duitse landbouw’, welke te danken was aan de sedert het begin der twaalfde eeuw ingezette emigratie van Nederlanders en Vlaamse agrariërs, die met een enkele onderbreking doorging tot in de 18e eeuw. Deze verhuizing op grote schaal liet duidelijke sporen na. Behalve dat de primitieve akkerbouw in Duitsland energiek werd gemoderniseerd is nu in die gebieden nog duidelijk de invloed der Nederlanders en Vlamingen aanwijsbaar in huizenbouw, de spraak en het gehele agrarisch bestel.
Op grond van de historische ontwikkeling kan men ervaren hoe groot de Nederlandse cultuur is geweest op het Duitse geestesleven. Veel wat een Duits accent heeft gekregen is oorspronkelijk uit Nederland afkomstig.
Men kan zich de vraag stellen, of hiervoor aan de Duitse Universiteiten begrip bestaat. En of van de zijde van Nederlandse leerkrachten de interesse wordt opgebracht om in Duitsland, in de aan ons grenzende gebieden, Nederlands te geven. Wij dachten in alle bescheidenheid daarop ontkennend te moeten antwoorden. Zeker wat de laatste vraag betreft.
Een gezamenlijke inspanning zal nodig zijn in het belang van een culturele ontwikkeling in het belang van beide landen.
d.K.A.
|
|