te Rijsel en werd later dekaan van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. Despicht, student van Looten, werd in 1926 hoogleraar in de Nederlandse taal en letterkunde aan diezelfde Universiteit te Rijsel. De oprichting van deze leerstoel was grotendeels te danken aan zijn leermeester Kamiel Looten.
Vele werken zijn zeker in de een of de andere Belgische bibliotheek te raadplegen. De unieke waarde van het fonds ligt echter in de groepering ervan. Een belangrijk deel handelt over de Nederlandse linguïstiek. De reeksen zoals de ‘Gentse Bijdragen’, ‘Leuvense Bijdragen’, ‘Toponymica’ ‘Orbis’, enz. zijn echter zelden volledig aanwezig.
Meestal gaat het slechts om die uitgaven die betrekking hebben op de Vlaamse en Noordfranse dialectologie. De studies over de taalgrensproblematiek ontbreken er uiteraard niet. Wie de scheppende literatuur uit Noord-Frankrijk wil bestuderen vindt in het fonds Gantois informatie van eerste rang: studies over de plaatselijke rederijkerskamers, verslagen over taal- en letterkundige wedstrijden. Al wie ietwat naam had in de letterkundige wereld van het Noorden vond bij Gantois een levendige belangstelling. Naast het complete oeuvre van Emmanuel Looten, komt het volledig werk van Jules Watteeuw, Desrousseaux, Albert Samain, Henry-Louis Dubly, André Stievenard, Emile Poiteau en nog zovele anderen.
De talrijke katalogi van tentoonstellingen, biografieën van locale kunstenaars, programmabrochures van artistieke plechtigheden laten toe zich een zeer goed beeld te vormen van de artistieke bedrijvigheid in Frans-Vlaanderen in de jaren 1920-1968.
De afdeling folklore, een van de gebieden waar het voortleven van het Vlaamse element in Noord-Frankrijk misschien wel het duidelijkst bleek, is eveneens goed gestoffeerd. K. Romaan Berquin, leider van een heemkundige kring uit de Westhoek, mocht regelmatig beroep doen op zijn vriend Gantois om het tijdschrift ‘Bachten de Kupe’ aan kopij te helpen.
Een van de belangrijkste delen van de bibliotheek is aan de plaatselijke geschiedenis gewijd. Dat het volledig werk van G. Espinas bijvoorbeeld in talrijke bibliotheken aanwezig is laat geen twijfel; de collectie van honderden monografieën uit de 19de en 20ste eeuw, gaande van het overdrukje tot het lijvig boek, allen handelend over de geschiedenis van Rijsel, Duinkerke, Cambrai, Douai, Bethune enz. zullen veel moeilijker, en in sommige gevallen geenszins, in de Belgische bibliotheken te vinden zijn.
Zijn connecties met verschillende leden van de ‘Commission historique du Département du Nord’ zullen Gantois, bij de samenstelling van deze verzameling, wel dienstig zijn geweest. Ook de uitgebreide tijdschriftenreeksen die alle Frans-Vlaanderen tot studieobject hebben en vaak, voor wat de Westvlaamse bibliotheken althans betreft, nergens toegankelijk zijn, dragen bij tot het belang van de verzameling.
Was de belangstelling van J.M. Gantois hoofdzakelijk op Frans-Vlaanderen gericht, zij was daarom nog niet beperkt tot dit gebied. Als verdediger van de eigen aard van het Franse Noorden werd hij geboeid door elk regionalistisch streven waar dan ook in Frankrijk.
Ook dit liet sporen na in zijn bibliotheek onder de vorm van algemene werken over nationalisme, regionalisme, federale staatshervorming, decentralisatie.
Een lijvig dossier bevat de verslagen van de congressen, persbulletins en