| |
| |
| |
Publikaties
Boeken
A.W. Willemsen, Het Vlaams-Nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940. Uitgeverij Ambo n.v., Utrecht, 1969, 501 bladzijden, prijs F. 35.
Elf jaar geleden reeds verscheen de eerste druk van dit werk, oorspronkelijk een doctorale dissertatie die tot stand kwam onder de leiding van de onvergetelijke ‘medespeler’ P. Geyl, van wie een ‘voorwoord’ het lijvige werk inleidt. Het is verheugend dat de auteur bij de herwerking van zijn boek herhaaldelijk gebruik maakte van nieuwe gegevens en bronnen, zoals o.m. het archief Robrecht de Smet en de voor enkele jaren verschenen Leuridan-biografie van Rik Demoen, wat zijn oorspronkelijk vrij negatieve waardering van Leuridan in gunstige zin heeft genuanceerd. Ook de struktuur van het werk werd enigszins gewijzigd. Deze nieuwe uitgave bevat een boeiende syntese van de geschiedenis der Vlaamse Beweging voor 1914, in belangrijke mate gebaseerd op het recente werk van dr. Elias. Het hoofdstuk waarin het Vlaamsnationalisme 1929-1940 werd behandeld wordt in deze nieuwe uitgave over drie hoofdstukken verdeeld, wat de ontwikkeling van de verschillende stromingen in het tijdsgeheel en in het kader van de politieke evolutie in België duidelijker uit de verf laat komen. Deze herverdeling leek de schrijver des te meer zinvol, omdat de jaren 1929-1933 voor het Vlaamsnationalisme duidelijk overgangsjaren waren.
Mij treft in dit werk vooral de onbevangenheid en zin voor kritiek waarmee de auteur het unieke en eenmalige historische gebeuren benadert. Zich baserend op ongetwijfeld reusachtige stapels dokumenten en kranten, persoonlijke gesprekken met tal van betrokkenen in de geschiedenis van die tussenoorlogse jaren. en een rijke briefwisseling o.m. uit de archieven van Geyl en Borginon, heeft hij ons een ongemeen boeiend verhaal geschonken over de ontwikkeling van wat men in de politieke strijd van die jaren ook wel het ‘maximalisme’ genoemd heeft: de ontzaggelijke inspanningen, de offers, de tegenslagen, de verwarring in eigen rangen, de houding en taktiek van de tegenstrevers, de steeds weer opduikende verdeeldheid, het dodelijke gif van de fascistische besmetting, het verzet daartegen (Het is al te simplistisch het Vlaams-nationalisme zomaar onder de fascistische stromingen in West-Europa te rangschikken, zoals een bepaalde literatuur en pers dat met een onwaarschijnlijk hardleers recidivisme doen.), de langzame opgang naar de politieke macht. Tussen de zakelijke gege- | |
| |
vens en de scherpzinnige ontleding van ideologische ontwikkelingen in bevat het werk bovendien een reeks geslaagde typeringen en portretten van de belangrijkste figuren uit deze wel bijzonder strijdvaardige vleugel van de tussenoorlogse Vlaamse Beweging: Dosfel, Vos, Borginon, Staf de Clercq (In deze herdruk werd de bijlage ‘V-Mann Staf de Clercq’ als niet terzake weggelaten. Eigenlijk jammer.). Op overtuigende wijze maakt dr. Willemsen duidelijk hoezeer de te liberale en toegeeflijke, te optimistische houding van oprechte demokraten en intelligente politici als Vos en Borginon tenslotte aan de rechtse doordrijvers en hardschreeuwers de kans heeft geboden de hele Vlaams-nationalistische beweging op het noodlottige dwaalspoor te brengen, dat niet alleen aan de beweging zelf maar ook aan heel Vlaanderen oneindig veel leed en onheil gekost heeft. Het is de
overtuiging van de schrijver dat een relatief kleine groep intellektuelen en semiintellektuelen er in 1933 in geslaagd is een uitgesproken autoritaire stempel op de Vlaams-nationalistische partij te drukken, onder de indruk van het nationaalsocialistisch sukses in Duitsland en het rechtse klimaat in Europa, én wegens de struktuur zelf van de Vlaams-nationalistische beweging die nog geen langdurige hecht in de maatschappelijke instellingen verankerde traditie bezat. Overigens maakt de auteur duidelijk dat er in de laatste jaren voor de oorlog ook bij de Vlaamse nationalisten een steeds kritischer houding tegenover de ontwikkeling in Duitsland aangenomen werd.
Het zal de lezer inmiddels wel duidelijk geworden zijn dat de (Vlaamse) recensent bijzonder entoesiast is over de nieuwe editie van dit boek, des te meer omdat deze verschijnt op een ogenblik waarop het Vlaams nationalisme opnieuw een factor van betekenis is geworden in de Belgische politiek. Als Vlaming ben ik de Nederlandse auteur zonder meer dankbaar, én voor de durf om een dergelijke onderneming aan te pakken, én voor de liefdevolle en toch kritische benadering van zijn onderwerp. Ik wou dan ook elke lezer van dit blad aansporen het boek ter hand te nemen. Stijl en schriftuur van het werk nodigen hem ongetwijfeld tot lezing uit.
Aan twee categorieën lezers wou ik het boek speciaal aanbevelen: vooreerst aan de jongens van VMO en Were Di, die elke kritische benadering van het ‘glorievolle’ verleden met kreten van afschuw als heiligschennend van de hand wijzen. En ook aan de snuggeren van ‘Vrij Nederland’, die na lezing van dit werk wellicht wat objektiever over toestanden en gebeurtenissen in Vlaanderen zouden (kunnen) oordelen.
J.d.D.
Deining in Drenthe, door prof. dr. H.J. Prakke, vierde, herziene druk. Eens een dissertatie, een proefschrift over Drenthe, vermoedelijk het enige proefschrift, dat het tot een vierde druk heeft gebracht. Proefschriften halen over het algemeen geen herdrukken. Dat het proefschrift van prof. Prakke geen vergeten geschrift is geworden pleit voor de schrijver èn het onderwerp vol leven en bewegen, zelfs vol deining.
Wij wijdden er indertijd al een bespreking aan. Maar nu bij deze vierde druk hebben we toch maar weer de moeite genomen het helemaal te herlezen. Wij hebben vol belangstelling mee gedeind. En, o wonder, dit boek met zijn vierde druk was wèèr een openbaring, een Genesis over Drenthe, even pakkend en meeslepend soms als de Bijbelse Genesis. We hebben de wind, soms storm gevoeld die door dit merkwaardige Boek heengaat. Voor Drenthe zou ook de Zeeuwse spreuk kunnen gelden: ‘Ik worstel en ontkom’.
Wij kregen diepe eerbied voor de arbeid, die aan het totstandkomen van dit boek moet zijn vooraf gegaan; wat een napluizerij van documenten, oorkonden, maar ook kleine mededelingen in provinciale krantjes; niets was de schrijver te onbeduidend en vandaar dit klare beeld van een land, dat na turf en jenever (zei men) naar boven klom tot wat het nu is: een parel aan de Kroon der Nederlanden. Wij ontdekten een nieuwe paragraaf: Bijlage V ‘Drenthe in het tijdperk van de prosperiteit’, het economisch herstel na de tweede wereldoorlog, enorme industrialisatie aan alle kanten en in vele oorden met de daarbij naar bovenkomende problemen voor de in hoofdzaak agrarische bevolking, van vrijbuiters naar gedisciplineerde fabrieksarbeiders en dan uiteraard de vele inwijkelingen.
Stap voor stap houdt dr. Prakke die evolutie - zonder voorbeeld in ons land - bij en laat er ons deel aan nemen op bijzonder aantrekkelijke wijs. De gedachte alleen al, dat men bij het lezen van een ‘ex-dissertatie’ met lezen niet kan ophouden, zo weet de schrijver met zijn élan de lezer voort te drijven door de landen en de steden van het Olde Lantschap.
Wij leven mee met zijn enthousiasme
| |
| |
over de geboorte in 1947 van het Drents Genootschap, uitgroeiend naar de Culturele Raad voor Drenthe, die groeide van onderop en gedragen werd door het georganiseerde verenigingsleven en door een groot aantal ‘Drenthe-lievenden’ de zgn. ‘Drenthe-supporters’ en dan noemt dr. Prakke in een adem Ben van Eysselsteijn, de niet-Drent, die zich presenteert als ‘Drent uit heimwee en verlangen.’
Vol vertrouwen ziet dr. Prakke de toekomst tegemoet, een toekomst waarin de echte Drent noch het Drenths eigene teloor zal gaan bij het opstuwen van het algemeen Nederlandse in het culturele leven in Drenthe. Met trots ook wijst hij tenslotte naar grote Drentse zonen, die grote figuren zijn geworden in de wereld van nu. Wij gunnen hem, die zo aan Drenthe verknocht is, deze trots.
Wij hebben intens genoten van prof. Prakke's boek in vierde druk.
d.K.A.
| |
Roger Avermaete, Frans Masereel. AO-reeks (Actuele Onderwerpen) 1263.
Een goed portret van top tot teen van deze 80-jarige, op 30 juli 1889 te Blankenberghe geboren, kunstenaar, tekenaar, vervaardiger van houtsneden, beoefenaar ook van de lithografie, kunstenaar van wereldformaat, met een niet te stuiten arbeidsdrift.
Een man twee maal geraakt door het oorlogsgeweld waartegen hij in opstand komt en dat verwerkt in zijn oeuvre, zoals hij ook zijn dromen uitdrukt in zijn houtgravures.
Er bestaat een boek over hem: ‘Gespräche mit Frans Masereel’ uitgegeven te Dresden in het Verlag der Kunst (1967) van de hand van zijn vriend en uitgever Pierre Vorms.
Onderscheidingen en prijzen verwierf hij niet weinigen: lid van de Kon. Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en van de Duitse Akademie für Künste te Berlijn. laureaat van de grote prijs voor de graveerkunst van de biënnale te Venetië, de Joost van den Vondelprijs en de Cultuurprijs van de Deutsche Gewerkschafstbund te Düsseldorf, de Kaethe Kollwitzprijs enz.
Er moge grote waardering uitspreken van de wereld voor zijn ‘kunnen’, zelf hecht hij, zo meent Roger Avermaete, vooral waarde aan zijn boodschap, aan de boodschap van een mens aan zoveel mogelijk andere mensen.
De sedert vele omzwervingen thans in Nice wonende kunstenaar met wereldfaam is naar zijn geboorteplaats gekomen waar hij tot ere-burger is uitgeroepen en waar een merkwaardige tentoonstelling in het stadhuis hem wil eren en huldigen.
Aanwezig waren daar behalve zijn vrouw, minister Van Mechelen, kamervoorzitter Achiel van Acker, burgemeester Devriendt, Maurits van Naessen, Walter De Brock, adm.-generaal van het min. voor Ned. Cultuur, vele buitenlanders uit Duitsland, Frankrijk, Nederland, Noorwegen en Zweden.
Op de tentoonstelling te bewonderen: Schilderijen en aquarellen, lito's en houtblokken, houtsneden, veertig albums, dertig door Masereel verluchte boeken.
In de Stedelijke Feestzaal, Meir, te Antwerpen werd van 14 augustus tot 7 september een tentoonstelling van zijn werken gehouden.
| |
Tijdschriften
Schakels, Jg. 1968 S 71 uitgave van het kabinet van de vice-minister-president, 's-Gravenhage.
Dit nummer draagt tot titel: Bewoners van de kuststreek in Suriname. In een kort bestek van zestig bladzijden, rijk verlucht met sprekende foto's, wordt de lezer een duidelijk beeld gegeven van de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname. Creolen en hun volkscultuur, Hindostanen en hun feesten, Javaanse groep, de geschiedenis daarvan, de Chinezen en de herkomst van de Joden.
| |
Circuit, een in het Engels gesteld kwartaalbiad, dat een schakel vormt tussen vrienden van Nederland over de gehele wereld (juni '69).
Onze vrienden in het buitenland krijgen met dit nummer van Circuit weer een serie van interessante bijdragen die hen inlichten over mensen en dingen in Nederland.
De heer D.H. Hofmeijer, hoofd van de Ned. immigratiedienst in Den Haag schrijft over de bekende etser M.C. Escher en diens werk dat meer en meer in Nederland en elders door zijn tentoonstellingen bekend raakt en bijzonder goede critieken ontvangt. Een achttal reprodukties sieren dit artikel.
Na een kort artikel over de zwemkunst en de zwemsport in Nederland van de hand van H.P. Mulder, brengt, ‘Circuit’ ons naar Noord-Brabant, de provincie met twee aangezichten, na eeuwen - in duisternis en verwaarloosd - te zijn voort- | |
| |
gestrompeld, sedert enkele decenniae economisch naar boven gestoten, dank zij de enorme ontwikkeling van de industrie en de handel (Eindhoven, Tilburg, Den Bosch en Breda).
Van Brabant naar Hengelo en Delfzijl met de belangrijke zout- en soda-industrie. Om deze weinig romantische onderwerpen te besluiten met een slotartikel over de Nederlandse dirigent Willem van Otterloo, leider van het Residentieorkest.
| |
Nieuwe Stemmen, mei-juni 1969, nummer 5. Lustrumnummer.
Dit literaire maandschrift, Orgaan van ‘De katholieke Jongeren-Gemeenschap’ is niet zo'n nieuwe stem meer als uit de naam zou kunnen blijken. Al een kwart eeuw laat dit maandschrift zijn stem horen, al van 1944, het voorlaatste oorlogsjaar, af, al begon het met een onooglijk blaadje op slecht papier gedrukt, zoals prof. dr. A. van den Daele S.J. in het eerste artikel opmerkt en hij kan het weten, want hij was de oer-initiatiefnemer en inderdaad mag hij met trots en dankbaar vaststellen dat 25 jaar voor een jongerentijdschrift een lang leven betekent, dat menig ander jongerentijdschrift niet beschoren werd.
Dit tijdschrift werd tenvolle gedragen door de Jeugd, die meende na de oorlog wel wat te zeggen te hebben, een boodschap te moeten brengen, een drang in zich om al wat leeft in geest en hart als een nieuwe boodschap aan de moderne wereld te verkondigen. Zij wilde de hele maatschappij omvormen in nieuwe geest en opbouwend werk verrichten na het opruimen van het oorlogspuin. Nieuwe stemmen in godsdienstig leven, sociale actie en cultuur. Het tijdschrift wilde ook alle talentvolle pogingen aanmoedigen en dat is ook gebeurd in die 25 voorbije jaren. Aldus nogmaals Van den Daele.
Het is bijzonder interessant in zijn artikel de evolutie van zijn geesteskind te volgen. Hij noemt niet minder dan tien ‘speciale nummers’, die in de loop der jaren verschenen: ‘Passienummer - 1955’; ‘Getuigenisnummer - 1956’ met een eigen visie van elk der toenmalige redactieleden op de literatuur; ‘Grootmachtennummer’ - 1957, over film, radio, televisie enz.; ‘De katholieke literatuur - 1959; het ‘Gery-Helderenbergnummer’ en in hetzelfde jaar ‘Gewijde Kunst’ van Bekaert S.J. en nog een ‘Garcia Lorcanummer’ van Albe. In 1963 verscheen een nummer over ‘De Franse roman sinds 1950’, van Maurits Pinnoy; in 1964 ‘De moderne Zuid-Afrikaanse literatuur van 1930 af’, door prof. dr. Antonissen (kort geleden benoemd tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, thans hoogleraar in Grahamstad). In 1967 een nummer over ‘Vlaamse toneelschrijvers van vandaag’ van Bert Verminnen en ter perse een ‘Spaans nummer’, waarin de jongste Spaanse literatuur in zijn diverse aspecten door specialisten wordt behandeld.
Bekendheid verkreeg het maandblad ook door het uitschrijven van ‘literaire wedstrijden’ als aanmoediging voor jonge talenten.
Over de laatste prijsvraag voor poëzie geeft Firmin van der Poorten een verslag. De prijswinnaars worden genoemd en hun bekroonde poëzie werd in dit jubileumnummer gepubliceerd.
‘Nieuwe Stemmen’ achten wij een kostelijk periodiek, dat alle symptomen vertoont van sprankelend leven, waarin telkens weer nieuwe generaties komen aanzetten met nieuwe ideeën en frisse inspiraties.
Onze beste wensen t.g.v. het zilveren feest en vol moed op naar het ‘goud’.
d.K.A.
| |
Wij ontvingen:
Zuid-Afrika, Maandblad van de Zuidafrikaanse Stichting Moederland te Amsterdam, 1969, nr. 6.
Feiten en Meningen, Jg. 1966, nr. 6.
Niederländische Notizen. Informationen der Kgl. Niederländischen Botschaft in Bonn, 1969, nr. 34.
Kultuur en Leven, juni 1969, nr. 5, met voortreffelijke overzichten van het theaterseizoen in Vlaanderen en het toneelleven in Nederland.
Internationale Samenwerking. Eerste Jg. nr. 1. Contactorgaan voor hen, die betrokken zijn bij de internationale ontwikkelingssamenwerking.
De Post van Holland, 41e Jg., juni 1969, nr. 6, met een uitvoerig verslag over de viering van het gouden jubileum van de Ned. Vereniging ‘Op Hoop van Zegen’ te Oberhausen/Mülheim.
Volksopvoeding, Nederlands-Belgisch tijdschrift, 18e jaargang 1969, nr. 6.
Idem. Verslag 8e Conferentie volksopvoeding voor het Ned. Taalgebied, nov. 1968.
Inleidingen, gehouden op 7, 14 en 28 september, tijdens studiedagen in het kader van het vierde lustrum van het Nederlands cultureel contact. |
|