nodig om vast te stellen dat hij de ideeën waarop hij verkozen werd in zijn eigen partij niet eerlijk zou kunnen dienen. De feiten hebben hem helaas gelijk gegeven.
Wij geven hieronder een relaas van de kamerzitting van 19 juni die bijna de val van de regering veroorzaakte. Het is misschien niet overbodig te beginnen met een korte uiteenzetting over de betekenis van de wetsontwerpen die op dat ogenblik in de Kamer behandeld werden: de wetsontwerpen in verband met de economische decentralisatie. Wij doen dit aan de hand van persknipsels uit De Gazet van Antwerpen en De Standaard.
‘Als er nu nog iemand rondloopt, die denkt dat in ons land aan ernstige politiek kan worden gedaan, zonder vooraf de Vlaams-Waalse problemen en in het biezonder het knelpunt-Brussel op te ruimen, dan is die man ziende blind. Zelfs de ekonomische organisatie bleek niet op normale wijze regelbaar, omdat de hypoteek niet werd gelicht. Het probleem dook al in de voorbereidende kommissievergaderingen op. Aanvoelend dat men toch de weg van het federalisme opgaat, hebben de Brusselse unitaristen zich hals over kop geworpen in de strijd voor een federalisme met drie.
Zij haalden hun slag thuis, want er komen inderdaad drie gewestelijke ekonomische raden: een Vlaamse, een Waalse en een Brabantse. Die laatste omvat Vlaamse en Waalse streken, die elk onder hun eigen raad ressorteren en dus zou de Brabantse raad slechts een overlegorgaan mogen zijn. Maar men gaf die raad identiek dezelfde bevoegdheden als de twee andere.
Zolang die raden slechts advizerende bevoegdheden hebben, is dit niet zo erg. Maar iedereen weet nu al dat de gewestelijke raden met de tijd beslissingsbevoegdheid moeten krijgen. En wat dan met Brabant? Als de Brabantse raad dan ook beslissingsbevoegdheid krijgt, zitten we in het federalisme met drie.
De Vlaamse socialisten menen dit probleem te kunnen regelen, omdat de uitbreiding van bevoegdheden bij wet moet gebeuren en dan, zo denken zij, zal men de Brabantse raad daarvan kunnen uitsluiten.
Eerst zien, zeker als men intussen die onzalige grendels in de grondwet zal hebben ingelast, waardoor de numerieke meerderheid van de Vlamingen in het parlement aan handen en voeten gebonden zal zijn aan een chantage-plegende Franstalige minderheid.
Intussen bleek het nu al onmogelijk door de wankelmoedigheid van de Vlaamse socialisten en C.V.P. om de gebiedsafbakening van Brussel vast te leggen.
Er staat wel in de wet dat de agglomeratie beperkt is tot de 19 gemeenten en dat het Vlaamse land ressorteert onder de Vlaamse Ekonomische Raad, maar nergens staat uitdrukkelijk dat ook de randgemeenten bij het Vlaamse gebied horen. Wel verklaarde eerste minister Eyskens dat dit vanzelfsprekend Vlaamse gemeenten zijn, doch dit werd van Franstalige zijde steeds ontkend en de regering weigerde hardnekkig een duidelijke uitspraak ter zake in de wet op te nemen.
Hugo Schiltz diende reeds op 21 november 1968 een amendement in, ten einde hierover geen twijfel te laten bestaan: de randgemeenten vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse raad.
Amper een week voor het openbaar debat in de Kamer diende het Vlaams-Brusselse CVP-lid Leo Lindemans eveneens een amendement in die zin in. (Hugo Schiltz had inmiddels zijn verworpen amendement opnieuw ingediend voor de openbare bespreking.)
Dat was de situatie donderdagochtend, vlak voor het grote kamerdebat. Die ochtend besliste de Vlaamse CVP-kamerfraktie dat zij ‘als één man’ achter het amendement van Lindemans zou staan. De fraktie oordeelde dat het hier om een essentieel belang ging. Ten tijde van Hertoginnedal in 1963 had men ‘vergeten’ de randgemeenten expliciet bij Vlaanderen te rekenen; die vergetelheid mocht thans niet worden herhaald.
Bij het verlaten van de fraktievergadering legde voorzitter Jan Verroken een heel harde verklaring af.
's Namiddags kwam Lindemans op de tribune zijn amendement verdedigen. Waardig en vastbesloten. Hugo Schiltz, in een biezonder agressieve dag, deed er een flinke schep bij. De Vlaamse CVP en de Volksunie vormden kennelijk één blok.
De Vlaamse socialisten die het ogenblik zagen naderen, dat zij over de randgemeenten zouden moeten stemmen, en de solidariteit met hun Waalse partijgenoten niet wilden verbreken, werden erg onrustig. Leo Collard speelde de grote troef uit: Kan de regering niet eisen dat alle amendementen van de meerderheid worden ingetrokken en daarbij de vertrouwenskwestie stellen?
Eyskens stond met de rug tegen de muur. Hij besteeg de tribune en eiste de intrekking. ‘Mocht de regering niet worden gevolgd door een voldoende meerderheid, dan zal zij het passende besluit trekken’, voegde hij eraan toe. De waarschuwing tot de Vlaamse CVP was wel heel duidelijk: indien jullie volharden, neemt de regering ontslag.