| |
| |
| |
Publikaties
Tijdschriften
Neerlandica extra Muros, afl. nr. 12, april 1969.
Het blad opent met een aan de grote Belgische geleerde prof. dr. Frank Bauer gewijd In Memoriam. Prof. Bauer, die in binnen- en buitenland grote bekendheid genoot door zijn studies over Guido Gezelle enerzijds en over de algemene literatuurwetenschap anderzijds, is op 9-1-1969 op 81-jarie leeftijd te Waasmunster overleden.
In de rubriek ‘Uitgaven van de Werkcommissie’ spreekt de redactie de hoop uit dat nu spoedig de bij de Koninklijke Van Gorcum & Comp. te Assen voorbereide uitgave van prof. Barnouws Monthly Letters zal verschijnen. De belangstelling voor de door prof. dr. K. Heeroma en prof. dr. W. Thys geschreven brochure ‘Het Nederlands in de wererld’ blijkt groeiende te zijn. De publikatie van het verslag van het Derde Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Nederlandistiek aan buitenlandse Universiteiten, kan nog deze zomer tegemoet worden gezien.
Een grote plaats is opnieuw ingeruimd aan de rubriek ‘Nieuwe Docentschappen en Mutaties’. Met voldoening wordt de bezetting van de leerstoel Nederlands aan de Universiteit te Munster vermeld. Met ingang van 1-4-1969 werd hier de Vlaamse dialectoloog en naamkundige prof. dr. J. Goossens tot gewoon hoogleraar benoemd. Van de Europese universiteiten waar Nederlands in het onderwijs een plaats kreeg, worden de universiteiten van Tampere (Finland), Metz (Frankrijk) en Budapest (Hongarije) genoemd. Het aantal Amerikaanse universiteiten waar Nederlands wordt gegeven, is met 4 uitgebreid, n.l. de universiteiten van Massachusetts te Amherst, Michigan te Ann Arbor, North Carolina te Chapel Hill en New Hampshire te Durham. In Zuid-Afrika hebben er door het overlijden van prof. dr. P. du P. Grobler, in leven Hoofd van de Durbanse afdeling van de Universiteit van Natal en door het aftreden van prof. dr. G.S. Nienaber van dezelfde Universiteit, belangrijke verschuivingen plaatsgehad.
In de rubriek ‘Activiteiten van de Werkcommissie’ wordt melding gemaakt van de hernieuwde pogingen van de Werkcommissie een einde gemaakt te zien aan de achterstelling van docenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten t.a.v. pensioenen, A.O.W.- en A.W.W.-uitkeringen en de in Nederland geldende zgn. ‘inverdienregeling’.
Van de in de rubriek ‘Bijzondere prestaties van de docenten extra muros’ genoemde publikaties vermelden wij de uitgave van een ‘Anthologie de la Prose Néerlandaise, Belgique 1940-1968, sous la Direction de Pierre Brachin’ en de fraaie uitgave van prof. dr. M. Shibusawa's Japanse vertaling van ‘Jan Huygen van Linschotens Itenerario’. Meer over uitgaven in eigen kring vindt men in de speciaal aan dit onderwerp gewijde rubriek.
Onder ‘Lezingen en Bijeenkomsten’ wordt voor wat Nederland betreft aandacht geschonken aan de op 28-1-1969 te Eindhoven gehouden conferentie van de vereniging ‘Nederlands voor Anderstaligen’. In Mortsel bij Antwerpen werd op 22-2-1969 de ‘A.B.N.-Veertiendaagse 1969’ geopend met als sprekers prof. dr. P. Brachin, prof. dr. G. Stuiveling en prof. dr. W. Thys. Van 8 tot 10 april werd te Brussel het XXVIIe Vlaams Filologen- | |
| |
congres gehouden. Onder de deelnemers bevond zich ook een tiental buitenlandse docenten Nederlands.
Een mededeling over een nog te houden congres betreft de viering van het 50-jarig bestaan van de afdeling Nederlands aan de Karl-Marx Universiteit te Leipzig, waar in oktober van dit jaar een Colloquium aan het thema ‘Germanistiek en Neerlandistiek’ zal worden gewijd.
In de rubriek ‘Leermiddelen’ wordt de in afl. 11 gepubliceerde lijst van leerboeken aangevuld met een lijst van woordenboeken. In deze rubriek vonden verder een plaats: de bandopnamen van het Dialectenbureau van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen en een overzicht van de aan de Rijksuniversiteit te Leiden toegepaste werkwijze bij de Documentatie van moderne Nederlandse Letterkunde.
Onder ‘Het Nederlands in de Wereld’ valt een artikel over Indonesië op. Steunend op vele publikaties besluit het artikel met de oproep: ‘Laat Nederland door overgroot perfectionisme en ambtelijke omslachtigheid de boot niet missen, doch het ijzer smeden nu het heet is’.
Tenslotte geeft het blad een overzicht van de door buitenlandse docenten, instanties en uitgevers afgestane werken ten behoeve van de Centrale Verzameling van de Werkcommissie.
Met nr. 12 van ‘Neerlandica extra Muros’ werd een circulaire meegezonden, waarin op de lezers nogmaals een beroep wordt gedaan f 5, - per jaar bij te dragen om de gestencilde uitgave door een gedrukte te kunnen vervangen.
H. Moolenburgh-Ekkel.
| |
‘Het Pennoen’, jg. 19, maart 1969, nummer 5.
Met dit nummer worden we geconfronteerd met een nieuwe ‘kop’, nl. maandblad ‘Het Pennoen’, gemeenschappelijke uitgave met ‘Oekumenisch Nieuwsblad’ (maandblad Gent) en ‘Op vrije voeten’ protestants maandblad-Antwerpen.
Het is een speciaal nummer: ‘Om en rond Christus’.
Een machtig onderwerp, zeker in deze woelige tijden, waarin de mens geen houvast meer vindt en alle oude waarden voor hem waardeloos schijnen te worden. De predikant van bezinningsdagen en aalmoezenier van jeugdwerken, J. Ketele o.p. opent dit speciale nummer met een beschouwing gewijd aan de kerken met de vraag: ‘Kerken... waarheen?’, de vraag, die we al wel kennen, maar waarvan het goed is, dat ze nog eens wéér worden gezegd.
De nationale voorzitter van het Humanistisch Verbond, prof. Lucien de Coninck, schrijft over ‘Het modern humanisme en de Christus-figuur, die voor hem is de mens onder de mensen, uitzonderlijk groot, maar geen God.
Over de volkskerk in Vlaanderen geeft B.J. de Clercq o.p. zijn visie.
Het is de moeite waard deze visie te kennen, omdat wij, en dat zijn dan vooral de Noordnederlanders, beter Vlaanderen en de katholieke Vlaming leren kennen, want aan die wetenschap ontbreekt het hun nog al eens.
De Vlaamse gelovigheid, aldus De Clercq, beperkt zich, voor het merendeel tot een papieren lidmaatschap, dat zich uitdrukt in een aantal voorgeschreven rituele handelingen en een moreel conformisme. Uittreden uit zo'n systeem-katholicisme betekent het hele christelijke geloof vaarwel zeggen omdat er daarbuiten niets meer overblijft.
De Vlaamse kerk als massakerk heeft de vorm van een clericale kerk, die bijna uitsluitend draait op het ‘kader’. Alle activiteiten worden gedragen, verzekerd en geleid door de clerus, vandaar dat dichte net van proosten en aalmoezeniers van alle mogelijke organisaties en verenigingen. Een werkelijk levende religieuze cultuur ontwikkelt zich nog slechts op kleine schaal.
Binnen de kerk bestaat ook geen gevormde publieke opinie. Er zijn zelfs geen opinie-organen, de katholieke pers vertoont wel een variatie van politieke, syndicale en andere strekkingen, maar vertolkt geen gevarieerde katholiek-gelovige opinie.
De crisis in deze volkskerk bestaat in een ‘ontvolking’, omdat de ontvoogding van de Vlaamse mens gelijk staat (in vele gevallen) met het uitvallen van zijn kerkelijkheid, die zoals we al eerder opmerkten, een papieren lidmaatschap beduidt. Dat slaat onvermijdelijk terug op de clerus; jongeren voelen niets meer voor het priesterschap en de oudere clerus lijdt aan functiemoeheid.
De Clercq ziet alleen een oplossing in een nieuwe kerk, met en door het volk geconstrueerd.
Wij noemen nu alleen nog de titels der andere bijdragen, hoe gaarne wij ook die hier uitvoerig zouden willen weergeven, maar gebrek aan plaatsruimte weerhoudt ons hiervan. Wij signaleren dus: Walter Molenaar, ‘Zin en onzin van het protestantisme in Vlaanderen’, Cesar Lecompte: ‘Kameel en Kluiten’, waarin de rijkdom in de Kerk wordt gesteld tegen de eenvoud van Christus en de armoede in de wereld; Marcel De Keersmaecker o.p.
| |
| |
‘Christus en het non-conformisme’, ds. Ernst Stern, predikant in Sas van Gent, ‘Christus en de politiek’. Ds. van Nijs, ‘Het gezag van Christus in de kerk’.
Wij eindigen met de redactie van ‘Pennoen’ verdiende lof toe te zwaaien voor de uitgifte van dit speciaal nummer, samen met de reeds genoemde partners, waaraan dunkt ons grote behoefte bestond in vele Vlaamse kringen; maar ook in het Noorden mag men volle belangstelling tonen voor deze op menig gebied zeer verhelderende overwegingen.
d.K.A.
| |
Internationale Samenwerking, enz.. Persberichten.
Dank zij de geregelde publikaties in bovengenoemd informatie-bulletin komen wij aan de weet welke bedragen Nederland uitgeeft voor nuttige projecten in de ontwikkelingslanden.
Uit een zevental van deze berichten, die het ministerie van Buitenlandse Zaken geregeld toezendt aan het Algemeen Nederlands Verbond vermelden wij de volgende punten:
- | 6.8 miljoen voor een Grafisch Instructie- en Opleidingscentrum te Djakarta, dat deel uitmaakt van een grafisch ontwikkelingsproject. Nederland verstrekte technische apparatuur, deskundigen en financiert de exploitatie van het centrum. In dit centrum wordt grafisch personeel opgeleid door de Nederlandse deskundigen. In Den Haag zijn sinds april 25 Indonesische bursalen in opleiding bij de Staatsdrukkerij, die telken jare door andere 25 bursalen zullen worden vervangen. |
- | 676.000 gulden voor uitbreiding van het Kebondjati-ziekenhuis te Bandoeng, bestemd voor opleiding van verpleegsters en vroedvrouwen. |
- | 400.000 gulden voor de bouw van een autowerkplaats als onderdeel van een technisch centrum te Lubumbashi (Kongo) voor opleiding van verwaarloosde en werkloze jongens tussen 16 en 20 jaar. |
- | 50.000 gulden als aandeel in de kosten van de opbouw van een onderafdeling Electronica aan de middelbare school van Kalina (Kongo). Aan deze school wordt personeel opgeleid voor radio- en t.v., de industrie, P.T.T. en Telexverkeer. |
- | 200.000 gulden voor inrichting van een kraamkliniek te Samarinda (Oost-Borneo, Indonesië). In deze kliniek zal ook personeel worden opgeleid. |
- | 450.000 gulden voor uitbreiding van de katholieke universiteit van Lima (Peru) met een gebouw voor de sociale faculteit. Lima zelf voteerde 370.000 gulden.
In 1968 stonden reeds 250 studenten ingeschreven en verwacht wordt dat dit getal in de komende jaren zal oplopen tot 400. |
- | 440.000 gulden voor uitbreiding van een middelbare school, annex internaat voor 390 scholieren in de republiek Botswana (Afrika). In 1967 werd reeds 300.000 gulden voor deze school beschikbaar gesteld. Deze school met driejarige opleiding is een schakel tussen het lager onderwijs en verscheidene vormen van middelbaar en hoger onderwijs. |
Het leek ons goed eens een korte opsomming van dit soort hulp aan ontwikkelingslanden te geven, omdat maar al te veel smalende opmerkingen worden gehoord over onze hulp, die met een sneer wordt getypeerd als ‘goed geld in het water werpen’.
| |
Internationale Samenwerking, maandblad van het directoraat-generaal - Int. Samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken, mei 1969.
Geeft een zeer interessant overzicht van het aandeel dat Nederland heeft in de hulpverlening aan ontwikkelingslanden.
O.a. een rapport van het ministerie van Landbouw en Visserij over ‘De wereldvoedselsituatie, een F.A.O.-publikatie over de verliezen aan voedsel ter waarde van miljarden en de maatregelen daartegen te nemen, voorts industriële investeringen in ontwikkelingslanden en het werk van de UNIDO (United Nations Development Organisation).
Verdere de programma's van de DAC-landen met betrekking tot de ontwikkelingshulp. De opleiding van jongerenvrijwilligers en Nederlandse deskundigen in Afrika (o.a. koffiecultuur in Kenia).
| |
‘Nu Nog’, tweemaandelijks tijdschrift van de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, mei 1969.
Onder de titel ‘Eenheid van het Nederlands’ wordt scherpe kritiek geleverd op de houding van het Verbond van de christelijke onderwijzers met 40.000 leden, die in een artikel in hun orgaan ‘Christene School’ wederom een Vlaamse taalparticularisme verdedigen tegenover het algemeen Nederlands. Het Nederlands is mijn taal niet zegt de schrijver van het bewuste artikel. Duits en Engels is voor hem van heel wat meer belang. De Nederlandse spraakkunst is en blijft klaarblijkelijk een onoverwinnelijke moeilijkheid.
| |
| |
Voor de Nederlanders is Vlaanderen een taalmissieland waarheen zij hun taal-leraars zenden, waardoor de Vlamingen wederom aardig op weg zijn hun moedertaal en hun bestaan als vrije Vlaming te verliezen!
Deze onzinnige uitlatingen, latende voor hem die ze uitsprak, beroept de schrijver in ‘Nu Nog’ zich op de bekende uitspraak van hoogleraren en docenten in de Nederlandse taal en letterkunde, enkele jaren geleden, tijdens een colloquium uitgesproken, dat ‘Nederlands een zelfstandige Germaanse taal is, gesproken en geschreven door 12 miljoen inwoners in Holland en door 5 miljoen in Vlaanderen’. Zij vervolgen, dat er noch een ‘Vlaamse’, noch een ‘Hollandse’ taal is en dat er slechts één Nederlandse taal is, die als overkoepelende cultuurtaal in Vlaanderen evenzeer geldt als in Nederland, vanzelfsprekend met nuances, maar het gaat niet aan ter wille van die nuances te spreken van een afwijkende taal.
| |
De Volkshogeschool, tweemaandelijkse uitgave van de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk, 24e jaargang, nr. 3, mei 1969.
Het meinummer zet in met een samenvatting van een op 24 maart jl. door Radio Volksuniversiteit uitgezonden gesprek tussen de V.H.S. te Bergen en een redacteur van het orgaan ‘De Volkshogeschool’, waarbij vooral tot uitdrukking komen enkele wezenlijke punten van het vhs-werk in deze tijd.
Mr. A. Kalshoven vertelt over mrs. W. Fisher, die als negentigjarige nog altijd strijdt tegen analfabetisme in India en tijdens haar kort verblijf in Nederland een persconferentie gaf, waarin zij op heldere wijze haar werk in India toelichtte.
Er volgt dan een opsomming van de cursussen op de verschillende Volkshogescholen in ons land voor juni en augustus.
H.J. Holtslag bepleit het zgn. praktische werk in de V.H.S., waarvoor aan het slot sociale en pedagogische argumenten worden aangevoerd. Ook de zomercursussen in Vlaanderen worden gesignaleerd, waarna Suriname en het voortreffelijke werk van de heer E. Drenthe genoemd worden.
| |
Circuit, nr. 25.
Dit driemaandelijks blad is bestemd voor overzeese lezers, voor Nederlanders, die ver van hun moederland de oude banden willen behouden, maar ook voor niet-Nederlanders, die belangstelling hebben voor dat kleine land aan de Noordzee, een klein land, maar dikwijls groot in de rij der volken.
Een bijdrage over de mumismatiek, waarover een gesprek werd gevoerd met de bij uitstek deskundige Jacques Schulman (Keizersgracht 448, Amsterdam) opent dit nummer. Schulman is de man die twee tot drie maal per jaar veilingen houdt, waar de muntenverzamelaars hun hart kunnen ophalen. Verzamelaars vindt men onder alle klassen en standen: van tramconducteur tot ministers, die op die veilingen 20 tot 25 maal de nominale waarde van een oude munt moeten betalen en dat zelfs graag doen. Schulman memoreert de vondsten van munten in Zutfen in 1960 (waarde f 85.000, -) en onlangs in Serooskerke (Zeeland) tot een waarde van f 650.000, -. In Nederland zijn ongeveer 3000 muntenverzamelaars. De meesten van hen zijn lid van de Kon. Ned. Numismatische Vereniging met een kwartaalblad ‘De Geuzenpenning’. Afdrukken van munten en speciale penningen verluchten dit artikel, waarop volgt een uiteenzetting van de heer D.H. Hofmeyer, van de Ned. Emigratiedienst, die o.a. uiteenzet waarom de Nederlander nog emigreert en waarheen.
Over het Westland met zijn honderden kassen voor druiven, tomaten enz., bestemd voor de grote steden in Westelijk Nederland en voor de export, schrijft ir. J.M. Jacobs.
Van het Westland naar Organon in Oss (N.Br.) waar talloze geneesmiddelen worden gemaakt ter voorziening van de apotheken en drogisten. Bijzonder interessant nummer verduidelijkt door een serie sprekende foto's.
| |
Teksten en Documenten. Uitgaven van het Belgisch ministerie van buitenl. handel nr. 246, april 1969.
Enkele beelden uit de geschiedenis van de wetenschap in België.
Wij ontvingen dit periodiek van de Belgische ambassade in Den Haag. Na een hommage aan de Belgische Amerikaan (of Amerikaanse Belg) George Sarton, die zijn leven heeft gewijd aan de geschiedenis van de wetenschap, geeft dit nummer een opsomming van de deskundigen, die zich voor de geschiedenis van de wetenschap in België verdienstelijk hebben gemaakt.
Een tweede gedeelte geeft een overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen van de maanden februari en maart 1969, een handig opslagstaatje.
| |
| |
| |
‘De grote Ronde’, orgaan van de Vlaamse Volkskunstbeweging, 13e jg., nrs. 6 en 7, april-mei 1969.
De Vlaamse Volkskunstbeweging heeft als doelstelling: het beoefenen van de Vlaamse Volkskunst, als beleving van het Nederlands cultureel patrimonium.
In het bijzonder denkt zij daarbij aan volkszang, volksdans en volksmuziek.
Door middel van de volkskunst wil de V.V.K.B. ieder mens helpen volksverbonden te zijn, maar creatief en belevend, open voor alles wat anderen ons te bieden hebben.
In dit deeltje vinden we beschouwingen over ‘De Meiboom’, die in Vlaanderen, maar ook in Nederland (in Denekamp-Overijsel en in Noorbeek-Ned. Limburg) nog geregeld geplant wordt.
Er is een verslag over de ontmoetingsdagen van de V.V.K.B. te Schoten in de septemberdagen van 1968, ingesteld ten nutte van haar leiders en leidende elementen, zgn. ‘vormingsdagen’.
Blz. 15 e.v. bevatten programma's van aanstaande gebeurlijkheden en cursussen, o.a. de 6e Europeade voor Europese volkscultuur in Colmar (Elzas) van 5 tot 6 juli.
| |
Volksopvoeding, Nederlands-Belgisch tijdschrift, 18e jg. 1969, nr. 4.
A. Erkamp schrijft over ‘Kreativiteit: door meting tot begripsverheldering’, een begin van een aanloop van 'n in dit jaar nog te publiceren reeks artikelen over het onderzoek. Hij beschrijft de mogelijkheden om met behulp van een theoretisch model van de structuur van het intellect de creativiteit met meer onderscheiding te benaderen.
De bijdrage ‘Volwassenvorming en overheidssubsidiëring in Vlaanderen’ van L. Schevenhals geeft een helder overzicht van de situatie in Vlaanderen. De overheid dient het ontwikkelingswerk te begeleiden, het te coördineren en te stimuleren en moet daarvoor de mogelijkheden en waarborgen bieden.
Op pagina 151 is sprake van een puntenschaal die de Dienst voor Volksontwikkeling gebruikt voor de berekening van de subsidie voor het plaatselijk werk; een belangwekkende oplossing, die echter niet kan gelden voor nationale en provinciale organisaties.
Evenals in de andere nummers treffen we verder nog aan de ‘Kroniek van nieuwe inzichten’ van dr. K.H. Roessingh en het Bibliografisch overzicht en de rubriek ‘In discussie’.
| |
‘Zuid-Afrika’, Maandblad van de Zuidafrikaanse Stichting Moederland te Amsterdam voor de culturele en economische betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika, mei 1969.
Het meinummer zet in met een getuigenis van grote voldoening over de geslaagde Nederlandse economische commissie, ontleend aan een fraai uitgevoerd boekje van het Afrika-instituut. Wij vermelden verder een ‘in memoriam’ gewijd aan de in april in Bloemfontein op 87-jarige leeftijd overleden prof. dr. D.F. Malherbe, pionier bij de opbouw van een eigen Afrikaanse taal en letterkunde.
Voorts een mededeling over het verschijnen van de eerste Bijbel in het Afrikaans in 10.000 exemplaren.
Op blzz. 70 en 71 het verslag van de hoofdredacteuren van het ‘Nieuwsblad van het Noorden’, van het Breda's blad ‘De Stem’ en van de ‘Provinciale Zeeuwse Courant’ over hun bezoek aan Zuid-Afrika op uitnodiging van de Zuidafrikaanse regering.
Het zou goed zijn als alle Nederlandse betweters over Zuid-Afrika van deze verslagen, natuurlijk onbevooroordeeld, kennis namen.
In het verslag van de op 10 mei te Amsterdam gehouden algemene vergadering van de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging, waar zeventig belanghebbenden aanwezig waren, werd o.a. de Erepenning van de Vereniging (een bronzen legpenning met de beeldenaar van Jan van Riebeeck) toegekend aan dr. Jan Bouws, lector voor volksmuziek aan de universiteit van Stellenbosch, voor wiens arbeid ter bevordering van de culturele betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika de hoogste waardering bestaat.
Na de pauze sprak prof. dr. V. Brümmer over ‘Een vergelijking in universitaire opbouw: Nederland en Zuid-Afrika.
Over het grandiose feest op het Kaapse kasteel, t.g.v. de viering van het tienjarig bestaan van de Stigting Simon van der Stel, schreef de heer Piet Korthuys een uitvoerig verslag, waarin o.a. wordt vermeld, dat de mede aanwezige Ton Koot kon mededelen, dat eindelijk de bouwer van het kasteel was ontdekt, nl. gouverneur IJsbrand Goske (1626-1689), die tussen 1672 en 1676 het kasteel volgens zijn aanwijzingen en onder zijn toezicht deed afbouwen. |
|