Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
‘Verkiezingsprogram 1967 van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie’.
Benelux: Onder het hoofd ‘Vervoer en verkeer’:
‘De positie van onze havens dient, mede gezien het hieraan verbonden grote belang voor onze nationale economie, centraal te worden gesteld. Alles moet worden gedaan om deze positie nog te verstevigen, waarbij een samenwerking tussen de Nederlandse havens en ook die in België, een vereiste is’.
Onder het hoofd ‘Vietnam’:
Naar aanleiding van een in te stellen vredesmissie:
‘Het zou bijzonder wenselijk zijn over deze aangelegenheid overleg te plegen met de Belgische en Luxemburgse regeringen, met als doel het beoogde initiatief in Beneluxverband te verwezenlijken’.
Onder het hoofd ‘Benelux’:
‘In het licht van de recente Europese ontwikkelingen heeft de Beneluxsamenwerking opnieuw aan betekenis gewonnen. Een gemeenschappelijk optreden van de Benelux-partners ten aanzien van grote internationale politieke vraagstukken zou uiterst waardevol kunnen zijn. Ook de interne samenwerking tussen de drie landen zou moeten worden versterkt. Met name zouden oplossingen moeten worden gevonden voor de moeilijkheden die het grensoverschrijdende goederenverkeer nog in zo sterke mate ondervindt. Op het gebied van de infrastructuur, industrialisatie en recreatie zou tussen Nederland en België een gemeenschappelijk regionaal beleid dienen te worden gevoerd. Ook op het stuk van harmonisatie der belastingen alsmede ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek is een actievere aanpak nodig’.
‘Beginselprogramma van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie’ (1966): niets.
Tenslotte een combinatie van drie partijen, nl. de Anti-Revolutionaire Partij, de Christelijk Historische Unie en de Katholiek Volkspartij.
‘Interimrapport van de “Groep van achttien” van de K.V.P., A.R.P. en C.H.U.’ (maart 1968):
Benelux: Onder het hoofd ‘Enkele bijzondere internationale problemen’ op blz. 13:
‘Nederland dient, vooral tezamen met de beide andere Benelux-partners, te blijven streven naar innerlijke versterking en verdere uitbouw van de Europese gemeenschappen’.
Verder niets.
Uit het bovenstaande volgt, dat de V.V.D. vrij wat aandacht besteedt aan (een gedeelte van) de Benelux problematiek en dat voorts geen enkele partij, met de loffelijke uitzondering van D '66, ook maar enige aandacht besteedt aan de culturele samenwerking van Nederland en Vlaanderen en aan het Nederlandse buitenlandse cultuurbeleid.
Hoewel het Benelux-unieverdrag geen enkel aanknopingspunt biedt ten aanzien van de culturele samenwerking van de drie landen, kunnen wij voor het overige, uiteraard, het geciteerde programmapunt van D '66 van harte onderschrijven. Het zou ons overigens niet passen door deze adhaesiebetuiging de indruk te wekken, als zouden wij onze lezers willen beïnvloeden in hun politieke partijkeuze.
Red.