Men zag alleen in Antwerpen niet dat dit gebied veel eenvoudiger en veel beter met de Westerschelde in verbinding kon worden gebracht met een zeekanaal dat zou uitmonden ter hoogte van Baalhoek, dwars door het verdronken land van Saeftinghe, dan door een zeesluis ten Zuiden of ten Noorden van Doel, op Belgisch grondgebied.
De verbinding via Baalhoek (of eventueel door een kanaal dat zou uitmonden ten Westen van de kop van Ossenisse) heeft voor de Waaslandhaven het grote voordeel, dat de vaarroute aanmerkelijk korter wordt en dat zowel het nauw van Bath als de drempel van Zandvliet, die de toegang tot de haven van Antwerpen aanzienlijk belemmeren, worden uitgeschakeld.
Dat grote voordeel had men in het Waasland wel gezien en zeer spoedig, toen de plannen voor het bouwen van een nieuwe haven in het land van Waas vorm en gestalte kregen, traden de heer De Saeger, Minister van Openbare Werken en de verantwoordelijke ambtenaren van zijn departement het standpunt bij, dat moest worden getracht met Nederland overeenstemming te bereiken over een toegangssluis en kanaal naar het nieuwe havengebied op Nederlands grondgebied.
In ruil voor een Nederlandse consensus, zou België bereid worden gevonden een oude Nederlandse wens in vervulling te laten gaan: de indijking van de 3000 ha schorren van Saeftinge, die ook voor Nederland een prachtig industrieterrein zouden betekenen.
Naar verluidt wordt er én over het principe én eventueel over de modaliteiten van dit project tussen de beide regeringen onderhandeld.
Het is duidelijk dat dit reusachtig projekt, wanneer het zal verwezenlijkt worden, niet alleen het aanschijn van het Waasland maar ook dat van Oost-Zeeuws-Vlaanderen, te enemaal zal veranderen. Indien daarenboven van Zeeuwse zijde ook nog het geprojecteerde industriegebied ten Oosten van Terneuzen tot stand wordt gebracht en ook een van de plannen wordt aangehouden om van Zeebrugge een grote diepzeehaven te maken, toegankelijk voor tankers van 200.000 ton, dan wordt, rekening gehouden met de industriële ontwikkeling in de kanaalzône tussen Gent en Terneuzen en die op de Antwerpse rechteroever, het Westerscheldebekken één der belangrijkste economische groeipolen in Westeuropa.
Daartoe is in de eerste plaats nodig dat al deze projecten gezien worden in het raam van een groot geheel: de Gouden Delta, die niet eindigt te Vlissingen en in het Reimerswaalgebied, maar die voortloopt over de Westerschelde en over de Belgisch-Nederlandse grens. Het gehele Westerscheldebekken, met alles wat daarbij hoort: Antwerpen, het Waasland, Gent en Zeebrugge, maken deel uit van de Gouden Delta.
En om die te valoriseren, ten bate van ‘het gemeine vaderlandt’, is het nodig dat de middeleeuwse naijver en concurrentiegeest die nu nog steeds bestaat tussen Antwerpen en Gent en Brugge, (en ik spreek opzettelijk niet over de dito naijver tussen de Nederlandse havensteden) met wortel en tak uitgeroeid worden en in de plaats daarvan in België en in Nederland een nationale havenpolitiek gevoerd wordt, gecoördineerd in een Beneluxhavenpolitiek, waarin op een planmatige wijze ernaar gestreefd wordt om elk onderdeel tot zijn recht te laten komen.
Wel weten wij dat het hemd nog steeds nader is dan de rok, maar waarom