Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Spiegel Vlaams bewegingHet is een eentonig verhaal. Men zou graag schrijven dat het eindelijk lente wordt, maar de lucht blijft grijs en gesloten en er is in velden of wegen geen bloempje te bekennen. Het ziet er op het einde van deze winterse februarimaand zelfs niet naar uit dat er in de Belgische politiek ooit nog weer een lente komt. De grondwetsherziening die nog vóór Pasen in het parlement zou behandeld worden is zo goed als lam gelegd sinds de kamercommissie half februari het voorstel van de regering verwierp om de onthoudingen niet in aanmerking te laten komen voor het bepalen van de 2/3 meerderheid (Neerlandia, februari 1969). De regering zegt nu dat de volledige kamer zich ter zake zal moeten uitspreken, maar het blijkt maar al te duidelijk dat de zaak helemaal van geen belang meer is omdat de Vlaams-Waalse tegenstellingen in de C.V.P. - P.S.C. weer zo ernstig geworden zijn dat men verdere samenwerking aan de grondwetsherziening voorlopig wel uit zijn hoofd kan zetten. De P.S.C. speelt reeds geruime tijd hoog spel. Omdat de regering de steun van de P.S.C. met het oog op de grondwetsherziening niet kan missen, heeft deze Waalse vleugel van de vroegere unitaire C.V.P. behendig een reeks Waalse eisen weten te stellen die schoorvoetend één voor één aanvaard werden (inschrijven van taalevenwicht in het ministercomité in de grondwet; inschrijven van waarborgen voor Leuven-Frans in de grondwet; onevenredig groot aandeel voor Wallonië bij de verdeling van de subsidies voor kultuur en sport). De laatste eis van de P.S.C. ging misschien net even te ver. De Vlaamse C.V.P., die de grote verantwoordelijke is voor het toekennen van faciliteiten aan de Franstaligen in zes Brusselse randgemeenten in 1963, kon thans wel niet anders dan zich verzetten tegen de nieuwe eis van de Franstaligen om deze gemeenten uit het Vlaamse taalgebied los te maken en ze samen met Brussel onder de bevoegdheid van beide ministers voor kultuur te plaatsen. Minister Tindemans heeft er geen twijfel over laten bestaan dat de zes randgemeenten van de minister voor Nederlandse kultuur moeten afhangen, maar de Franstaligen maken handig gebruik van het feit dat de wetgever in 1963 (de beruchte akkoorden van Hertoginnedal) nagelaten heeft duidelijk te bepalen dat de betwiste randgemeenten tot het Nederlandse taalgebied behoren. Oud-minister Van Elslande (C.V.P.) spreekt van een spijtige vergetelheid maar men mag het de schrijver van deze spiegel niet ten kwade duiden als hij van mening is dat uit zulke vergetelheden de passende besluiten door de verantwoordelijken moeten getrokken worden. Er bestaat zoiets als zelfrespect. Met of zonder vergetelheid dient de huidige heibel trouwens gewoon ten laste gelegd van de Vlaamse ministers die de akkoorden van Hertoginnedal ondertekend hebben (met de dood in het hart zoals het heette). Men moet natuurlijk positief genoeg zijn om minister Tindemans te loven daar waar hij wil redden wat er nog te redden valt, maar het stemt toch bitter te moeten bedenken dat het ganse scenario dat zich nu afspeelt door het Vlaams comité in 1963 voorspeld is geworden en toen gemakkelijker dan nu had kunnen worden vermeden.
Geen lente dus voor de regering. Men vraagt zich natuurlijk af of het mislukken van de grondwetsherziening en de eventuele val van de regering als een voor- of een nadeel voor de Vlaamse Beweging moet beschouwd worden. Het antwoord op die vraag is complex. Het is vooreerst helemaal niet zeker dat het niet opnieuw tot toegevingen tegenover de Franstaligen komt. In 1963 behoorde de val van de regering-Lefèvre zelfs tot het scenario dat de Vlamingen voldoende genoegdoening moest schenken om daarna tot toegevingen aan de Franstaligen te kunnen overgaan. Wordt hetzelfde spel thans niet opnieuw gespeeld? Maar als de grondwetsherziening met haar voor Vlaanderen voorlopig onaanvaardbare grendelprocedures er inderdaad niet door komt? Dan zien wij daarin nog geen Vlaamse overwinning. Het is zo goed als zeker dat na de regering-Eyskens een regering (of schijnregering) aan bod komt die de klok terug zet en een nieuwe poging doet het conservatieve, unitaire België te herstellen. Zowel ‘De Nieuwe’ als ‘Wij’ brengen deze week redactionele artikels waarin duidelijk de vrees geuit wordt dat de opstandige generaals in het Belgische leger wel eens een paar sterke leiders aan de macht zouden kunnen helpen. We verklaren dit nader. We bevinden ons met de regering-Eyskens nog steeds in de nafaze van de verkiezingen van vorig jaar. De federalistische krachten kwamen versterkt uit de verkiezingen. Na | |
[pagina 83]
| |
maandenlang touwtrekken met de conservatief unitaire groep (P.V.V. - Vanden Boeynants) die de verkiezingen verloren had, kregen de progressieve federalistische krachten uit de traditionele partijen een kans. De regering-Eyskens - Merlot steunde op twee gedeeltelijk gefederaliseerde partijen (C.V.P. en B.S.P.) die een bescheiden stap in de richting van een nieuw-België wilden zetten. In beide partijen botste men nochtans vanaf het begin op verzet van belangrijke groepen die het met de nieuwe lijn niet eens waren. Bij de socialisten weigerden de Brusselse Franstaligen rond Simonet en Pierson vanaf het begin elke medewerking, bij de C.V.P. werden heus niet alleen door oud-premier Vanden Boeynants steeds opnieuw pogingen aangewend om de conservatieve P.V.V. in de regering op te nemen. Omdat de regering niet sterk genoeg was haar eigen ideeën inzake de grondwetsherziening door te drijven, zag zij zich verplicht tot een reeks aanpassingen die zoveel mogelijk dissidenties van conservatieve groepen moest voorkomen maar anderzijds de federalistische gedachte zo grondig verzwakten, dat ze ten slotte voor de federalisten onaanvaardbaar werd. We hoeven hier slechts te wijzen naar de besluiten van het congres van de Vlaamse Volksbeweging (St.-Niklaas, 2 maart 1969). De herziening van de grondwet kan voor Vlaanderen noodlottig worden indien zij in ruil voor de kultuurautonomie nieuwe koncessies vraagt. Er bestaat geen enkele geldige reden om een Ekonomische Raad voor Brabant op te richten. Dergelijke ekonomische raad dreigt de groei naar nieuwe strukturen op basis van de gemeenschappen definitief onmogelijk te maken. Aan de kultuurautonomie mogen geen politieke grendels verbonden worden. Zij hebben er niets mee te maken want kulturele autonomie is ontvoogding voor Vlaanderen en voor Wallonië. Eerst moet een waarachtig nationaal statuut aan de hoofdstad worden gegeven, pas dan zal kunnen bepaald worden welke bijzondere wetgevende procedures verantwoord zijn. | |
Werd de grens van toegevingen thans bereikt?Misschien gaat de regering inderdaad ten onder aan het schaamteloos streven van de P.S.C. om de regeringsvoorstellen steeds verder uit te hollen en onaanvaardbaar te maken, misschien komt er, zoals hier boven gezegd, toch weer een nieuwe toegeving omdat de regering zelfs een uitgehold compromis nog belangrijker acht dan een roemloos einde van deze eerste pogig tot vernieuwing die van de traditionele partijen uitging. Op het mislukken van deze poging wordt op het ogenblik door het ganse establishment met spanning gewacht. Het nieuwe unitaristische offensief wordt intussen duchtig voorbereid. Tijdens een tv-programma van de R.T.B. bracht de leider van de groep van de 29, de Brusselse socialist Simonet, een zeer ongewone hulde aan oud-minister Vanden Boeynants, die tot voor kort als zijn grote tegenspeler gold. Simonet vroeg de Brusselaars hun bezwaren tegenover de heer Vanden Boeynants op te geven en hij sprak zich op een vrij duidelijke manier uit voor een sterk gezag dat het land zou kunnen redden. Enkele dagen vroeger had de gewezen Belgische staatsman, de heer Spaak, gezegd dat de gematigden thans ten strijde moeten worden gevoerd door stoutmoedige leiders. De heer Spaak voegde eraan toe dat hij hoopte ‘dat dit spoedig zou gebeuren’. Op hetzelfde ogenblik verneemt men dat de heer Vanden Boeynants de alleenheerschappij over de Brusselse P.S.C.-vleugel verworven heeft en dat zijn groep voortaan om de veertien dagen een tweetalig tijdschrift volkomen gratis in alle brievenbussen van de Brusselse agglomeratie zal laten bezorgen. ‘Het tijdschrift zal totaal onafhankelijk zijn van enige politieke partij.’ Een en ander heeft aardig wat voedsel gegeven aan de gedachte dat de heer Vanden Boeynants alleen nog op het gunstige ogenblik wacht om de C.V.P. de rug toe te keren en zich als redder van het vaderland te ontpoppen. Dat gunstige ogenblik komt vermoedelijk niet vóór de gemeenteverkiezingen die in oktober 1970 moeten plaatsvinden. Sukses bij die gemeenteverkiezingen zou de nieuwe leiders dan meteen het aureool en de democratische dekmantel verschaffen om als sterke mannen hun wil aan het land op te leggenGa naar voetnoot*). L.U. |
|