Europa
Het Algemeen Nederlands Verbond heeft de gedachten aan een Verenigd Europa aan zijn hart gekoesterd, heeft er ook van getuigd op vele tijden, op vele wijzen, met vele steekhoudende argumenten.
Ik heb de moeite genomen de jaargangen van ‘Neerlandia’ van 1959 tot heden na te speuren, om - op goede gronden - te kunnen aantonen dat het ons Verbond vooral in de periode 1958-1968 menens is geweest met een uitdragen van en een verdediging van de Paneuropese gedachte.
Wat een geluk dat het in 1959 opgetreden nieuwe bestuur opdracht gaf elk jaar een inhoudsopgave van ‘Neerlandia’ te doen samenstellen, zodat op de trefwoorden: cultuur, integratie, Europa vrijwel alle gegevens te vinden waren. Een tweede geluk dat hetzelfde bestuur onmiddellijk begon met het voorbereiden van de Nederlandse Congressen, waarheen Noord en Zuid hun meest deskundigen, coryphaeën op cultureel gebied, afvaardigden, en waar integratie in klein en groot verband hèt woord was dat in de redevoeringen nooit ontbrak.
De jeugd getuigde in ‘Neerlandia’, dat de tijd van de zgn. ‘zeegat-uit mensen’ minder opgeld deed en dat hun blik op Europa sterk vergroot was.
In verslagen van ‘Het Genootschap de Nederlanden in Europa’ (let op de naam), een instituut, dat in zijn bestuur en onder zijn leden vele A.N.V.-ers telde, kwam steeds naar voren de noodzaak van een eenheid der Europese volken, maar geen versmelting en altijd met de voorwaarde van eerbiediging van het eigene van elk volk.
Of men nu leest, wat mr. Fleerackers, of drs. Brinkman, dan wel dr. Rogier Gheyselinck (toenmaals ondervoorzitter van het hoofdbestuur van het A.N.V.) opmerkten over deze materie, of men kennis neemt van de magistrale rede, uitgesproken door dr. Michiel Van de Kerckhove op het 34ste Ned. Congres te Gent, dan wel op zich laat inwerken wat dr. H.J. de Vos, voorzitter van het genootschap ‘De Nederlanden in Europa’ in Neerlandia naar voren bracht of dat men voor zich neemt de redevoering van de bij uitstek deskundige mr. H.J. Reinink op het 35ste Ned. Congres in Vlaardingen, waar hij sprak over ‘Het Nederlands cultuurbeleid tegen de achtergrond van de Europese cultuurpolitiek’, álle uitspraken van een aantal voortreffelijke mannen komen hierop neer, dat men de bevordering van de Europese integratie voorstaat, waaraan echter onvermijdelijk dient vooraf te gaan de Noord-Zuid-integratie en waarbij zonder meer wordt gesteld, dat de verschillende nationale en regionale culturen daarin tot blijvende ontplooiing kunnen geraken.
Wij brengen ter afronding in herinnering de nota van de heren Julien Kuypers en mr. H.J. Reinink, namens de Belgisch-Nederlandse Gemengde Commissie, aangeboden aan de regeringen van België en Nederland, waarin nadrukkelijk gewezen werd op de noodzaak van de kennis van de Nederlandse beschaving in het buitenland, opdat bij de zeker te verwachten éénwording van Europa, geen kans kan bestaan, dat de Nederlandse beschaving zal vervlakken,