Neerlandia. Jaargang 72
(1968)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||
Belgische en Nederlandse belangen rond het Westerscheidebekken
| |||||||||||||||||||
Nederlandse optiek.Aan Nederlandse zijde wordt o.a. in de regeringsnota's over ruimtelijke ordening en industrialisatie de grootste potentie van het Westerscheldebekken geplaatst tegenover de beperkte uitbreidingsmogelijkheden van de zeehavengebieden van Rotterdam en Amsterdam. De geweldige naoorlogse expansie van het Rotterdamse havengebied - Botlek, Europoort, Maasvlakte - stuit op steeds weerbarstiger planologische grenzen. Zo heeft de regering thans bepaald, dat Voorne en Putten ‘groen’ moeten blijven. Het Westland zal zich verzetten tegen havenpenetratie. Voor de recente doorstoot in de richting Moerdijk zal de beperkte diepte van de toeleidende waterwegen een belemmering blijven vormen.
Voor de resterende volwaardige zeehavenindustriegebieden in de Rotterdamse agglomeratie dient onder de gegeven omstandigheden een streng selectief uitgiftebeleid te worden gevoerd. Een belangrijk selectiecriterium zal zijn: de behoefte van de vestigingskandidaat aan 225.000 tons-vaarwater. | |||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||
De Nieuwe Waterweg zal als enige waterweg in Nederland voor dit tonnage bereikbaar worden gemaakt. Bij toepassing van een stringent selectiebeleid zullen belangrijke vestigingen aan het Westerscheldebekken toevallen, waardoor aldaar binnen redelijke tijd een veelzijdige industriële agglomeratie zal kunnen ontstaan met de bijbehorende hoogwaardige infrastructuren.
De mogelijkheden van het Westerscheldebekken zijn ook duidelijk onderkend in het rapport ‘Verkenning van enkele aspecten van de ontwikkelingsmogelijkheden voor zeehavens in het Deltagebied’ van het Overlegorgaan Zeehavenontwikkeling Zuid-West Nederland, waarin vertegenwoordigd zijn Zuid-Holland, Noord-Brabant, Zeeland, Rotterdam en Rijnmond. Dit rapport van januari 1968 bevat o.a. een berekening van de toekomstige behoefte aan zeehaventerreinen in Zuid-West Nederland. Deze berekening wordt geplaatst tegenover een inventarisatie van de geografische mogelijkheden. Voor Zeeland levert deze globale inventarisatie het volgende beeld op:
| |||||||||||||||||||
Huidige Zeehavenontwikkeling in ZeelandOp dit ogenblik zijn er twee belangrijke steunpunten voor de zeehavenontwikkeling rond de Westerschelde n.l. Vlissingen-Oost (Sloehavengebied) en Terneuzen. De eerste fase van het project Vlissingen-Oost (± 400 ha. industrieterrein) is reeds grotendeels uitgegeven o.a. aan De Schelde (scheepswerf), Hoechst (chemie, mogelijk petrochemie) en Billiton (chemie). Er zijn reeds uitbreidingen geprojecteerd in de richting van Borssele. Het onlangs goedgekeurde streekplan Midden-Zeeland opent de mogelijkheid hier een industriële agglomeratie van ± 2.700 ha. te creëren. Op lange termijn zal waarschijnlijk een grotere reservering nodig zijn. In het tweede steunpunt Terneuzen breidt de vestiging van het Amerikaanse chemische concern Dow Chemical zich voortdurend uit. Kort geleden is een nieuw investeringsprogramma van f 400, - mln. bekend gemaakt, waardoor de fabrieken te Terneuzen zullen uitgroeien tot de belangrijkste Europese vestiging van het Dow-concern.
De gemeente Terneuzen streeft naar een uitbreiding van de handelshavenaccomodatie teneinde te kunnen profiteren van de aanpassing van het Kanaal van Terneuzen naar Gent aan schepen van 50.000 ton dwt - later zelfs aan schepen van 60.000 ton dwt. Dit gezamenlijke Belgisch-Nederlandse kanaal- en sluizenproject zal tevens een verdere industrialisatie langs de Kanaaloevers in de hand werken.
Oostwaarts van Terneuzen zal in de omgeving van Ossenisse in de toekomst een groot industrieel complex met insteekhavens worden aangelegd. Tenslotte vormt het Land van Saeftinge een potentieel industriegebied; een gedachte die de minnaars van dit schone natuurgebied sterk | |||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||
Studieobjecten
1. Centrale Deltaweg; 2. Vaste oeververbinding W.-Schelde; 3. Wegverbinding Zuid-Beveland-Tholen; 4. Industrie- en havenbekkens in de Scheldemond; 5. Industrie- en havengebied kanaalzone Z.-VI.; 6. Reimerswaalproject; 7. Schelde-Rijnkanaal; 8. Deltaspoorlijn; 9. Recreatieplan Grevelingen; 10. Vliegveld; 11. Inpoldering Land van Saeftinge; 12. Toek. ec. en soc. positie van de Zeeuwse visserij; 13. Watersportrecreatie in de Oosterschelde. | |||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Antwerpen en GentAan Belgische zijde springt vooral het groeiperspectief van de Scheldestreek rond Antwerpen in het oog. De voltooiing - omstreeks 1975 - van de Schelde-Rijnverbinding zal een belangrijke verbetering van de Antwerpse infrastructuur betekenen. Van groot belang is voorts de aanleg van een oliepijpleiding naar Rotterdam, waartoe onlangs besloten is. Daarmee is een voorwaarde vervuld voor de verdere expansie van de petrochemische bedrijvigheid. Een derde project, het graven van het z.g. Baalhoekkanaal over Nederlands grondgebied ter ontsluiting van de industrieterreinen op de linker-Scheldeoever, verkeert nog in het stadium van studie. De Nederlandse regering heeft in principe medewerking toegezegd, op voorwaarde dat voor de Belgische en Nederlandse terreinen gelijke concurrentievoorwaarden zullen gelden. Behalve Antwerpen zal ook het aangrenzende Land van Waas een stimulans ondervinden van de dynamische zeehavenontwikkeling. Hetzelfde geldt voor Gent en omgeving, waar de invloed van de verbreding van het Kanaal naar Terneuzen zich zal doen gevoelen. | |||||||||||||||||||
Samenwerking.Waar de zeehavenproblematiek wordt aangeroerd, moet ook onvermijdelijk het woord samenwerking vallen. De samenwerkingsgedachte wordt weliswaar thans algemeen met de mond beleden, maar blijkt toch bijzonder moeilijk te realiseren op een terrein, dat steeds door scherpe tegenstellingen is gekenmerkt. Aan Nederlandse zijde tracht het Overlegorgaan Zeehavenontwikkeling Zuid-West Nederland de samenwerking te effectueren. Toch worden de gezamenlijke studieactiviteiten nog regelmatig doorkruist door openlijke belangenstrijd en door rivaliteiten. Deze treden trouwens al evenzeer aan Belgische zijde aan de dag in de contacten tussen Antwerpen, Gent en Zeebrugge. Indien samenwerking op nationaal niveau reeds op moeilijkheden stuit, hoeft het geen verwondering te wekken, dat de samenwerking tussen België en Nederland een grote organisatorische inspanning vergt. Niettemin zegt het bovenvermelde rapport van het Overlegorgaan Zeehavenontwikkeling duidelijk: ‘Om tot een optimale ontplooiing van het Scheldebekken te komen is overleg met de Belgische havengebieden noodzakelijk’. Zeer zeker hebben de Belgische en Zeeuwse partners grote wederzijdse belangen bij de ontwikkeling van het Westerscheldebekken. De havenaccomodatie van Antwerpen en Gent vormt een positieve vestigingsfactor voor het Zeeuwse Westerscheldebekken. Omgekeerd kan de industrialisatie aan de Zeeuwse Scheldeoevers de commerciële en industriële functies van Antwerpen en Gent stimuleren. In ruime mate zal men wederzijds kunnen profiteren van afgeleide effecten. Niet alleen in economisch maar ook in ruimer planologisch opzicht is een intensivering der samenwerking nodig om in dit dynamische gebied een optimaal leef- en werkklimaat te verkrijgen. |