De taalwetgeving in Straatsburg
Nog altijd is de toepassing van de Belgische taalwet in Straatsburg bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens in discussie, zij het dan dat de eindfase in zicht is.
Volgens deze Commissie wijkt de Belgische taalwetgeving in drie gevallen af van wat in de Conventie luidt: ‘Niemand zal het recht op onderwijs worden ontzegd (art. 2, protokol). Het genot van de rechten en vrijheden, die in dit verdrag zijn vermeld, is verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status (art. 14, Conventie).’
Over de inzichten van de Commissie heeft de heer Welter (Lux.) voor de zoveelste maal haar standpunten uiteengezet, reeds neergelegd in haar rapport van 24 juni 1965.
Maandag 27 november hebben mr. Bayart (advocaat) en prof. Guggenheim (internationaal recht, Zwitserland) daarop het standpunt van de Belgische staat ontwikkeld, waarna het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zich daarover wederom beraden zal.
Mr. Bayart, eerste raadsman van de Belgische Staat, heeft van de overwegingen, waarmede de Europese Commissie heeft gesuggereerd, dat de taalwetten, althans in enkele gevallen, strijdig zijn met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, niet veel meer heel gelaten.
In een rede van twee uur schetste hij de politiek-sociologische en historische achtergronden van de Belgische taalproblemen en takelde tevens de argumentatie van de Commissie af.
‘De Standaard’ heeft dit sprankelend betoog van mr. Bayart met grote aandacht gevolgd. Dit Brusselse dagblad juicht het toe dat de klachten van ettelijke tientallen Franstalige Belgen in elk geval tot resultaat hebben gehad dat een raadsman van de Kroon voor een internationaal en hoogmogend gezelschap in Straatsburg een objectief beeld kan ophangen van de onbillijke toestand waarin de Vlamingen tot aan de taalwetten in België hebben geleefd, waardoor wordt geaccentueerd dat de Belgische Staat eindelijk ook de staat van de Vlamingen is geworden.
Mr. Bayart heeft, zo merkte ‘De Standaard’ van 29 november op, heel zijn kritiek op het standpunt van de Commissie dat de taalwet afkeurt, gesteund op de konstatatie dat de Belgische wetgever die wetten heeft goedgekeurd omdat hij van oordeel is dat de Vlaamse gemeenschap een rechtmatig belang erbij heeft dat de verfransing van Vlaanderen, van de taalgrensgemeenten en van de gemeenten rond Brussel, geen steun zal krijgen. Ook dat schept voor de Vlamingen een identifikatiemogelijkheid met de Belgische staat. Wellicht zijn ze zich niet altijd daarvan bewust op die expliciete wijze. Maar in de dagelijkse gang van zaken sijpelt dit besef van die fundamentele verandering in de basis-opvattingen over de Belgische staat ‘die als Franse staat is gesticht en waarvoor men zelfs een Franse koning wilde’ toch wel door; het is b.v. in het leger merkbaar, ook al zijn er daar nog hardnekkige restanten van de vroegere opvatting.
Het pleidooi van mr. Bayart heeft ook het liberalisme van de Belgische taalwetten onderstreept: wie zich wat inspanning wil getroosten omdat hij dit de moeite waard acht, kan zijn onderwijs om het even waar in het land krijgen, en daarbij vanwege de Staat de overeenstemmende getuigschriften formeel bekrachtigd zien. Zo kunnen Vlaamse kinderen desgewenst in een Waalse gemeente hun lagere of middelbare school in het Frans volgen, en aldus een rechtsgeldig getuigschrift van Frans onderwijs verwerven. Ook daar na kunnen ze nog in het Nederlands de universitaire colleges bezoeken, zodat het voor franskiljonse Vlamingen niet eens materieel onmogelijk is, ondanks hun Franse opvoeding, openbare functies in Vlaanderen te bekleden, mits ze hun universiteit in het Nederlands volgen. Zo ‘intolerant’ zijn de Belgische taalwetten! Alleen schijnen de Franstaligen er niet alle mogelijkheden van door te hebben.