Neerlandia. Jaargang 71
(1967)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |||||||
Lezers schrijven ons
|
1) | Geen enkele Nederlandsondeskundige zal nog enige betrekking in de Vlaams-kulturele sektor kunnen bekleden. |
2) | De overheidskredieten zullen niet meer in hoofdzaak door de Franssprekende sektor afvloeien. |
3) | Er kan een politiek worden gevoerd, die aangepast is aan de kulturele noden van het Vlaamse volk, meer bepaald wat betreft de integratie van gans de Nederlandse kultuur. |
Meermaals wordt beweerd dat het ook binnen het kader van de huidige unitaire staat mogelijk zou zijn aan Vlaanderen en Wallonië kulturele autonomie te verschaffen. Zuiver juridisch gezien is dit juist. In de praktijk echter kan kulturele autonomie alleen maar het resultaat zijn van een publiekrechtelijk federalisme op ieder vlak. Dit omdat de kultuur niet iets is dat los kan worden gemaakt van de andere facetten van het maatschappelijk leven. Dit omdat bijvoorbeeld het sociaal-ekonomische het niveau van iedere kultuur medebepaalt. Dit omdat ‘het Vlaamse vraagstuk een nationaal vraagstuk is dat alle levensgebieden bestrijkt en niet alleen de kulturele sektor die men op kunstmatige wijze wil afzonderen’Ga naar eind2).
2. Het federalisme biedt niet alleen bijzonder grote voordelen op kultureel gebied. Ook de ekonomische achterstand van Vlaanderen kan er door ongedaan worden gemaakt: ‘Ter bevordering van Vlaanderens ekonomie is zelfbestuur nodig’Ga naar eind3).
a. In een federale staat zal Vlaanderen grondwettelijk recht hebben op 50% van alle centrale overheidsbetrekkingen. Dit heeft tot gevolg dat de Belgische diplomatieke diensten niet meer - zoals het tot op heden het geval is - uitsluitend in handen van de Franstaligen zullen zijn. De versterking van de Vlaamse vertegenwoordiging in het buitenland kan Vlaaanderen alleen maar ten goede komen. Zo bijvoorbeeld wat betreft het aantrekken van vreemd kapitaal en het vinden van afzetgebieden voor handel en industrie. Zo bijvoorbeeld wat betreft een aangepaste integratie van onze ekonomie in deze van gans de Westeuropese wereld.
b. In het unitaire België worden de Vlamingen niet alleen door de wetgevende maar ook door de uitvoerende macht benadeeld. En dit niet in het minst op ekonomisch gebied. Nu beweert men ooit dat deze benadeling in een federale staat, althans op het gemeenschappelijk vlak zal voortduren. Dit is echter een en al onjuist. Vooral omdat de uitvoering van de wetgeving in Vlaanderen aan Vlamingen en niet zelden aan de Vlaamse regering is voorbehouden. Beslissingen die door het federaal parlement op ekonomisch gebied worden getroffen, kunnen aldus in het stadium der uitvoering niet meer van hun oorspronkelijke opzet worden afgewend.
c. In een federale staat kan de Vlaamse gemeenschap rekenen op een overheid die zich waarlijk om haar ekonomische noden bekommert. Dit doordat de deelstaat Vlaanderen zal beschikken én over de bevoegdheid én over de financiële middelen, nodig voor het nemen van initiatieven als bijv. de uitvoering van een aantal openbare werken, de oprichting van een programmatiebureau en het tot stand brengen van een eigen investeringsfonds.
3. Het is duidelijk dat eenmaal de Vlaamse ekonomie tot volle ontwikkeling gekomen, de materiële positie van heel wat Vlaamse arbeiders, bedienden, boeren en middenstanders een gevoelige verbetering zal ondergaan. Als dusdanig is het tot stand brengen van het federalisme dan ook een bij uitstek sociale onderneming. Dit is het trouwens ook omdat, zoals reeds werd vermeld, eenmaal baas in eigen huis, het aantal door Vlamingen te bekleden overheidsfunkties in opmerkelijke mate zal vermeerderen
4. Het laatste voordeel dat de Volksunie van het federalisme verwacht is: de oplossing van het probleem-Brussel.
De verfransing van de hoofdstad is in laatste instantie te wijten aan de druk die door de Franstaligen bewust of onbewust op de Nederlandstaligen wordt uitgeoefend. Het ligt dan ook voor de hand dat het probleem-Brussel alleen maar kan worden opgelost, wanneer de machtspositie der Franssprekenden is afgebroken. En hiertoe is het federalisme het meest aangewezen hulpmiddel. Dit om drie redenen:
a. Het federalisme versterkt de Vlaamse aanwezigheid in de te Brussel gelokaliseerde overheidsdiensten.
b. Het federalisme draagt aan een paritair samengesteld lichaam een gedeelte van de macht over, die tot nu toe door de Brusselse gemeentelijke autoriteiten - meestal ten nadele van de Vlamingen - wordt uitgeoefend.
c. Het federalisme schenkt aan de Vlaamse Brusselaars de Vlaamse sub-nationaliteit, hetgeen betekent dat de overheid hen in alle gevallen als Vlamingen dient te behandelen.
Dit alles heeft tot gevolg dat te Brussel in de wereld van handel en industrie, in de wereld van godsdienst en kunst, in de wereld van wetenschap en ontspanning, de Vlaming niet minder zal worden geacht dan de Franssprekende, met als gevolg dat de verfransing ook vrij vlug een einde zal nemen.
De tot hiertoe opgesomde voordelen van het federalisme zijn
van rechtstreekse aard. De omvorming van het unitaire België schept evenwel ook de mogelijkheid voor Vlaanderen andere dan staatsrechterlijke hervormingen door te voeren. De ons toegestane ruimte maakt het echter onmogelijk hierop verder in te gaanGa naar eind4).
- eind1)
- Bij de wetgevende verkiezingen 1958, 1961 en 1965 behaalde de Volksunie - het sterk verfranste arrondissement Brussel inbegrepen - respectievelijk 2,8 t.h., 4,9 t.h. en 9,5 t.h. van het totaal aantal in Vlaanderen uitgebrachte stemmen.
- eind2)
- F. Van der Elst, Kultuurautonomie voor Vlaanderen en Walloniƫ? Brussel z.j. blz. 26.
- eind3)
- K. Pinxten, gecit. in F. Van der Elst, Federalisme DE oplossing, Brussel, z.j. blz. 2.
- eind4)
- Belangstellenden verwijzen wij in dit verband naar Hoofdstuk VIII (Sociale Ordening) van het Sociaal-Ekonomisch Ontwikkelingsplan voor Vlaanderen 1966-1976, Uitg. Soc.-Ekon. Werkgroep van de Volksunie, 1967.